Laatste nieuws
Roelie Dijkman
2 minuten leestijd
Federatienieuws

Geriatrische netwerken

Plaats een reactie




Het is zover: sinds 1 april zijn belangrijke onderdelen van de gemoderniseerde AWBZ van kracht. Het startsein voor een vérstrekkende herziening van de huidige organisatie van de ouderenzorg.


Dat leidt tot een grote flexibilisering van het veld. En dat betekent dan weer dat de verpleeghuisarts naar buiten gaat. Of beter gezegd: naar buiten kán gaan. Want het aanpassen van de wetgeving staat niet gelijk aan het veranderen van de praktijk. De vraag waar wij, verpleeghuisartsen, nu dan ook voor staan, is: hoe benutten we deze mogelijkheden zodanig dat ze daadwerkelijk leiden tot verbeteringen?


Daarvoor dienen sommige dingen wel, andere juist niet te gebeuren. Ik begin met het wel. In een ideaal zorgstelsel sluiten de eerste en de tweede lijn naadloos op elkaar aan. Vertaald naar het verpleeghuisgeneeskundig gezichtspunt betekent dit dat huisartsen en verpleeghuisartsen als een team samenwerken.

Behandeling van complexe zorgvragen is de kracht van de verpleeghuisgeneeskunde. Oftewel: kwetsbare, doorgaans oudere, patiënten met meerdere aandoeningen en met directe en indirecte ziektegevolgen behandelen en begeleiden. Op welk moment kan die kwaliteit het beste worden ingezet? Wanneer is dit niet langer gebonden aan de verblijfplaats van de patiënt? In de oude situatie was het simpel: wie in het verpleeghuis verbleef, kreeg verpleeghuisgeneeskundige zorg. Niet wat je noemt een vraaggericht aanbod; wel zo klaar als een klontje. Maar ouderen hebben behoefte aan lokaal, kleinschalig zorgaanbod dat hen in staat stelt zo lang mogelijk thuis te blijven. Er ligt dus werk voor de verpleeghuisarts in de thuissituatie.


Echter, - en dat brengt me op de risico’s van de huidige ontwikkelingen - hier beginnen de eerste en de tweede lijn in elkaar over te lopen. Is een thuiswonende oudere nu een patiënt voor de huisarts of voor de verpleeghuisarts? Om die vraag, van geval tot geval, naar ieders tevredenheid te beantwoorden is de dialoog tussen huisartsen en verpleeghuisartsen belangrijker dan ooit. Ik hoorde laatst een huisarts zeggen: ‘We hebben een achterdeur nodig’. Precies, die achterdeur naar een intensievere behandeling dan een huisarts kan en mag bieden, daar willen wij, verpleeghuisartsen, in voorzien.


Want de flexibilisering van de zorg mag natuurlijk nooit leiden tot domeinstrijd, tot elkaar in de weg lopen, tot dubbel werk doen. Te meer niet nu Nederland tegelijkertijd vergrijst en ontgroent.


De NVVA vindt dat er geriatrische netwerken moeten komen. Niet op papier, maar in de praktijk. Deskundigen in de ouderenzorg, die als in een team samenwerken, op lokaal, regionaal en nationaal niveau, ongeacht hun discipline of de naam van hun specialisatie.


 


Tot zover het veld; nu de politiek. De modernisering van de AWBZ verloopt stapsgewijs en het is nog niet duidelijk wanneer iemand van ‘reguliere’ patiënt verandert in een patiënt met een complexe zorgvraag, met andere woorden: iemand die onder de AWBZ valt. Het gevaar bestaat dat uit kostenbesparende overwegingen de toegang tot de AWBZ een flessenhals wordt, en dat patiënten zo lang mogelijk als mensen met een ‘normale’ zorgvraag worden beschouwd. Met een averechts effect, want juist door de verpleeghuisgeneeskundige integrale behandeling van kwetsbare ouderen tijdig in te zetten bewaak


je hun zelfstandigheid. Hoe langer zij op de been blijven, hoe minder het zorgaanbod wordt belast.

Dus, dames en heren van de politiek,
laat hier de zuinigheid niet de wijsheid bedriegen. Het komt ieders gezondheid ten goede.

Federatienieuws ouderen ouderenzorg
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.