Korter assisteren, minder assistenten
Plaats een reactieWat een kortere vervolgopleiding betekent voor de capaciteit
Het toekomstige besluit om de medische vervolgopleidingen te verkorten, heeft grote gevolgen. Blijft de instroom van basisartsen gelijk, dan wordt het tekort aan huisartsen kleiner en dreigt een overschot aan specialisten. Maar die instroom kan zeker met enkele procenten omlaag.
De projectgroep Medisch Opleidingscontinuüm (MOC) heeft plannen voor het herstructureren van het hele medische opleidingstraject.1-3 De plannen omvatten een breed scala aan voorstellen om te komen tot een kwalitatief hoogwaardig medisch opleidingstraject. Het gaat dan om zowel de studie geneeskunde (de initiële opleiding) als om de verschillende medische vervolgopleidingen, waaronder die voor huisartsen en een groot aantal verschillende medische specialismen.
De voorstellen van de projectgroep kunnen leiden tot een verkorting van de opleidingsduur. Vandaar dat de MOC-projectgroep aan het Capaciteitsorgaan heeft gevraagd om na te gaan wat het effect van een opleidingsduurverkorting zou zijn voor de aansluiting tussen vraag en aanbod van artsen in de komende tien tot twintig jaar. Vervolgens heeft het Capaciteitsorgaan aan het Nivel gevraagd deze exercitie uit te voeren.
Hieronder presenteren wij de belangrijkste resultaten van dit onderzoek, waarbij moet worden aangetekend dat de uitkomsten op basis van de recentste gegevens zijn geactualiseerd. Er wordt niet alleen gekeken naar de aansluitingsproblematiek (het tekort of overaanbod in een bepaald prognosejaar bij handhaving van de huidige omvang van de instroom in de diverse opleidingen), maar ook naar de gevolgen voor de benodigde instroom in de opleidingen en het totaal aantal benodigde artsen in opleiding voor het eventueel alsnog bereiken van evenwicht tussen vraag en aanbod.4
Scenarios
Om de aansluiting tussen vraag en aanbod in de komende jaren in kaart te brengen hanteert het Capaciteitsorgaan verschillende scenarios.5 6 Deze scenarios verschillen in de mate waarin er naast demografische vraag- en aanbodontwikkeling (vergrijzing) ook rekening wordt gehouden met sociaal-culturele ontwikkelingen, substitutie en/of efficiency en te verwachten veranderingen in de arbeidstijd van artsen.
Hoewel in het onderliggende rapport4 de uitkomsten van een groot aantal verschillende scenarios worden gepresenteerd, worden hier alleen de resultaten weergegeven van het scenario dat het Capaciteitsorgaan als het meest waarschijnlijke heeft aangeduid.5 Bekeken wordt wat het effect van een opleidingsduurverkorting van respectievelijk een half, één of anderhalf jaar zou hebben voor de aansluiting tussen vraag en aanbod in de prognosejaren 2012 en 2020 en de gevolgen hiervan voor de omvang van de benodigde instroom in de opleiding en het totaal aantal artsen in opleiding.
Aansluiting
Een verkorting van de opleidingsduur heeft duidelijke gevolgen voor de aansluiting tussen vraag en aanbod (zie figuur 1). Voor de huisartsen, voor wie bij de huidige instroom een tekort van circa 21 procent in 2012 wordt verwacht, zal een verkorting van de opleidingsduur met bijvoorbeeld één jaar tot gevolg hebben dat het tekort wordt gereduceerd tot 18 procent. Als een opleidingsduurverkorting van één jaar met handhaving van de huidige instroom ook wordt toegepast voor de medisch specialisten, neemt het aanbod met 5 procent toe. In plaats van een evenwichtssituatie in 2012 (0 procent tekort) zal er dan dus een overaanbod zijn van 5 procent. Dit geldt overigens voor alle medische specialismen tezamen. Voor bepaalde specialismen verwacht het Capaciteitsorgaan daarentegen in zijn voorkeursscenario een tekort bij de huidige instroom en voor andere een overaanbod.
Als voor de verpleeghuisartsen een opleidingsduurverkorting van één jaar wordt gerealiseerd, heeft dit bij de huidige instroom tot gevolg dat in plaats van een klein tekort van 1 procent er in 2012 sprake zal zijn van een overaanbod van bijna 4 procent. Voor de sociaal-geneeskundigen geldt dat het overaanbod met 6 procent zal toenemen.
Bij een opleidingsduurverkorting van een halfjaar of anderhalf jaar zijn de effecten op de aansluiting respectievelijk de helft of anderhalf keer zo groot als het effect dat verkorting met één jaar heeft.
Voor het prognosejaar 2020 zijn de effecten van een opleidingsduurverkorting in principe gelijk aan de effecten voor 2012, maar door een langere doorlooptijd is er sprake van een groter tekort of overaanbod.
Benodigde instroom
De gevolgen van een verkorting van de opleidingsduur voor de benodigde instroom per jaar blijken sterk af te hangen van enerzijds het prognosejaar en anderzijds de huidige opleidingsduur. Voor wat de huisartsen betreft geldt dat voor het prognosejaar 2012 bij een verkorting van de opleidingsduur met één jaar, de benodigde jaarlijkse instroom circa 14 procent lager zal zijn dan op basis van de huidige opleidingsduur noodzakelijk is. Voor het prognosejaar 2020 geldt een afname van bijna 7 procent. Bij een reductie van één jaar in de opleidingsduur voor de medisch specialisten zou voor wat het prognosejaar 2012 betreft de instroom met 22 procent naar beneden kunnen worden bijgesteld en als het prognosejaar 2020 wordt gehanteerd, is een besparing van 8 procent haalbaar.
Voor de verpleeghuisartsen is het effect van één jaar verkorting op de benodigde instroom grofweg 12 procent voor het prognosejaar 2012 en circa 6 procent voor 2020. Voor de sociaal-geneeskundigen is het effect van een opleidingsduurverkorting van één jaar gelijk aan 18 procent voor 2012 en 7 procent voor 2020.
Als de opleidingsduurverkorting een halfjaar of anderhalf jaar bedraagt, zijn de effecten op de benodigde instroom vrijwel gelijk aan de helft of anderhalf keer het effect dat verkorting met één jaar heeft.
De conclusie is: hoe dichter bij het prognosejaar en hoe langer de opleidingsduur, hoe groter het effect op de benodigde instroom. Belangrijk daarbij is wel dat het effect op de instroom in principe eenmalig is. Het effect op de benodigde instroom is daardoor als het ware afhankelijk van het aantal jaren waarover het effect wordt uitgesmeerd. Wordt het besparende effect in korte tijd geïncasseerd, dan is het in die korte periode weliswaar relatief zeer groot, maar moet daarna alsnog de oorspronkelijk benodigde instroom worden gerealiseerd (zie figuur 2).
Totale opleidingscapaciteit
Naast het effect op de aansluiting tussen vraag en aanbod en de benodigde instroom, heeft opleidingsduurverkorting ook een effect op het totaal aantal artsen in opleiding. Dit effect blijkt afhankelijk te zijn van de huidige opleidingsduur én van de omvang van de opleidingsduurverkorting. Naarmate de huidige opleidingsduur langer is, is het effect van een korting kleiner. Een opleidingsduurverkorting van een halfjaar geeft bij een tweejarige opleiding een effect van 25 procent reductie op het totaal aantal artsen dat op enig moment in opleiding is. Bij een zesjarige opleiding geeft een halfjaar verkorting daarentegen een effect van 8,3 procent op het totaal aantal artsen in zon opleiding.
Voor de tweejarige opleiding voor verpleeghuisartsen zal het totaal aantal artsen in opleiding met 50 procent worden teruggebracht, als de opleiding met één jaar wordt bekort. Voor de driejarige huisartsenopleiding is dan een reductie van 33 procent mogelijk. Voor de medisch-specialistische opleidingen verschilt de opleidingsduur van vier tot zes jaar, met een gemiddelde van 5,4 jaar. Daarmee kan worden geschat dat het totaal effect van een opleidingsduurverkorting van één jaar op het aantal artsen in opleiding ongeveer 18 procent zal bedragen. Voor de sociaal-geneeskundige opleidingen loopt de geschatte feitelijke opleidingsduur uiteen van 3,3 jaar tot 5,3 jaar, met een gemiddelde van 4,8 jaar. Hiermee is een reductie van ongeveer 20 procent te halen bij een verkorting van één jaar in de opleidingsduur (zie figuur 3).
Evenwicht
Voorzover herstructurering van het medisch opleidingstraject leidt tot kortere vervolgopleidingen, zal dit bij handhaving van de huidige instroom een klein, maar substantieel kwantitatief effect hebben op het beschikbare aanbod van gespecialiseerde artsen. Dit effect kan reeds na enkele jaren worden bereikt en heeft een blijvend karakter. Voor de meeste beroepsgroepen gaat het om ongeveer 2 procent extra aanbod voor elk halfjaar dat de opleiding korter wordt.
Verkorting van een vervolgopleiding leidt ook tot een kleinere benodigde instroom in de opleidingen. Dit effect wordt direct na invoering van de verkorting bereikt, maar heeft in feite een eenmalig karakter. De reductie in de benodigde instroom is groter naarmate de huidige opleidingsduur langer is én het prognosejaar dichterbij ligt. Voor elk halfjaar dat de opleiding korter wordt, wordt de benodigde instroom voor het bereiken van evenwicht in 2020 minimaal 3 procent kleiner. Voor het bereiken van evenwicht in 2012 gaat het om een minimaal 5 procent kleinere instroom per halfjaar dat de opleiding korter wordt. Daarna moet dan echter alsnog de oorspronkelijke hoeveelheid instroom worden gerealiseerd.
Het gevoeligst voor een verkorting van de opleidingen is de omvang van het totaal aantal artsen in opleiding. Dit effect kan reeds na enkele jaren worden bereikt en heeft een blijvend karakter. De reductie in het totaal aantal artsen in opleiding is groter naarmate de huidige opleidingsduur korter is. Voor elk halfjaar dat de opleiding korter wordt, wordt het totaal aantal artsen in opleiding minimaal 8 procent kleiner. Dat geldt dan voor de zesjarige opleidingen. Voor bijvoorbeeld een tweejarige opleiding geldt echter een reductie van 25 procent in het totaal aantal artsen in opleiding per halfjaar dat de opleiding korter wordt.
dr. L.F.J. van der Velden,
senior onderzoeker
dr. L. Hingstman,
programmaleider
Nivel, Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg
Correspondentieadres: l.vandervelden@nivel.nl
SAMENVATTING
l Elk halfjaar dat een opleiding korter wordt, geeft bij het constant houden van de instroom in de opleiding ongeveer 2 procent meer aanbod in 2012 én 2020.
l Elk halfjaar dat een opleiding korter wordt, geeft een besparing van minimaal 3 procent op de benodigde instroom voor 2020.
l Voor 2012 is deze besparing minimaal 5 procent, maar dan moet daarna alsnog de oorspronkelijk benodigde instroom worden gerealiseerd.
l Elk halfjaar dat een opleiding korter wordt, geeft een besparing van minimaal 8 procent op het totaal benodigde aantal artsen dat tegelijkertijd in opleiding is.
Referenties
1. Meyboom-de Jong B, Schmit Jongbloed LJ, Willemsen MC, red. De arts van straks: een nieuw opleidingscontinuüm. Utrecht: KNMG, 2002. 2. Meyboom-de Jong B, Rooijen APN van, Schmit Jongbloed LJ. De arts van straks: toekomstverkenning van het medisch opleidingscontinuüm. Medisch Contact 2002; 57 (44): 1618-21. 3.
4. Velden LFJ van der, Hingstman L. Herstructurering van het medisch opleidingstraject: mogelijke capaciteitseffecten. Utrecht: Nivel, 2003. 5. Capaciteitsplan 2002 voor de medische en tandheelkundige vervolgopleidingen. Advies 2002 over de initiële opleiding geneeskunde. Utrecht: Capaciteitsorgaan, 2002. 6. Velden LFJ van der, Hingstman L, Windt W van der, Arnold EJE. Raming benodigde instroom per medische en tandheelkundige vervolgopleiding 2002-2012/2017/2020. Utrecht: Nivel/Prismant, 2002. 7. Velden LFJ van der, Hingstman L. Het medisch opleidingstraject: waar blijft de (leef)tijd. Utrecht: Nivel, 2003.
Een studie van jaren - Vertragingen in de opleiding tot arts, 25 april 2003
Semi-arts nieuwe stijl - schakeljaar levert korting op 28 februari 2003
De arts van straks, Toekomstverkenning van het medisch opleidingscontinuüm, 1 november 2002
Inspelen op de arts van straks
-
Betty Meyboom-de Jong over het medisch opleidingscontinuüm MC 12/2002
- Er zijn nog geen reacties