Semi-arts nieuwe stijl
Plaats een reactieSchakeljaar levert korting op
Artsen praten sinds enige tijd over de aansluiting van de basisopleiding op de vervolgopleiding. Leidse en Utrechtse initiatiefnemers proberen nu daadwerkelijk beide opleidingen soepel in elkaar te laten overgaan. Zij ontwikkelen een schakeljaar waarin de student zich gericht voorbereidt op het echte werk.
We willen het zesde jaar van de basisopleiding niet vastklinken, maar juist ruimte scheppen voor een soepele overgang naar de vervolgopleiding, zeggen de Utrechtse hoogleraar en wetenschappelijk directeur van het Onderwijsinstituut dr. Th. ten Cate, en chirurg dr. M. B. Lagaaij die zich in Leiden bezighoudt met vernieuwing van de artsopleiding. Het bevorderen van de zelfstandigheid van de aanstaande arts en een verdieping van de algemene en professionele competenties zijn enkele van de doelstellingen van het schakeljaar. In sommige gevallen moeten de co-schappen van het zesde jaar een korting van de vervolgopleiding kunnen opleveren. Gezien de Europese regelgeving komt een korting op de initiële opleiding niet ter sprake.
Met deze overwegingen ging de initiatiefgroep Aansluiting Artsopleiding-Vervolgopleiding ruim een jaar geleden van start. De groep bestaat uit een aantal artsen uit Leiden en Utrecht. De faculteiten in deze twee steden zijn namelijk allebei op zoek naar de invulling voor een vernieuwd zesde jaar dat in 2005 van start gaat. Hiertoe overlegt de groep met vertegenwoordigers van de wetenschappelijke verenigingen van de radiologen, de chirurgen en de internisten. En hier geldt: wat lokaal kan, kan landelijk ook. Daarom legt de initiatiefgroep haar plannen voor aan allerlei relevante organisaties, waaronder het Centraal College Medische Specialismen en het Disciplineoverlegorgaan Medische Wetenschappen van de samenwerkende universiteiten. De initiatiefnemers streven ernaar dat uiteindelijk alle concilies voor de eigen specialismen meedenken over de vraag welke invulling van het schakeljaar kan leiden tot een efficiëntere start van de vervolgopleiding.
Grofweg komt het model hierop neer dat de student een periode van een halfjaar of langer besteedt aan bijvoorbeeld één co-schap in een brede discipline, zoals de interne geneeskunde, de heelkunde, de huisartsgeneeskunde, de gynaecologie of de kindergeneeskunde. Hierin komen alle relevante algemene onderwijsdoelen volgens de eindtermen van het Raamplan 2001 aan de orde. In deze periode draagt de student het verantwoordelijkheidsniveau van een beginnende assistent-geneeskunde in opleiding (agio). Een variant is dat de student een combinatie van een co-schap in een brede discipline en een co-schap in een ander klinisch vakgebied volgt. Ook heeft de student de mogelijkheid van een combinatie van een co-schap in een brede discipline plus een wetenschappelijk onderzoek op het terrein van die discipline. Ten vierde is er een combinatie van één van de drie voorgaande varianten.
Niet te veel details
Ten Cate pleit ervoor om niet het hele zesde jaar vast te leggen: Ik denk dat we gaan naar een serie algemene eindtermen die in dat schakeljaar zouden moeten worden gevolgd, met niet te veel details. Als voorbeeld noemt hij de ervaring die een semi-arts opdoet met het runnen van een afdeling. Je moet in ieder geval weten hoe de zorg van een patiënt kan plaatsvinden. Dat betekent dat de semi-arts goed zicht krijgt op het reilen en zeilen van de afdeling.
De initiatiefnemers spreken consequent van semi-arts in plaats van co-assistent. De inhoud van de functie van de semi-arts nieuwe stijl is overigens anders dan die van de semi-arts van vroeger. Lagaaij: De semi-arts van nu leert zo zelfstandig mogelijk te werken, waardoor hij breder inzetbaar en patiëntgericht is. De semi-arts oude stijl mocht zich al semi-arts noemen na beperkte klinische ervaring. Nu is er eerst het doctoraal, dan de co-assistentschappen - die eerder beginnen dan vroeger -en vervolgens een semi-artsstage, waarna het artsexamen volgt.
De semi-arts nieuwe stijl draait ook diensten op het niveau van de juniorarts-assistent. Met alle taken die deze student krijgt toebedeeld, lijkt zijn functie op die van een beginnende assistent-geneeskundige niet in opleiding (agnio), al volgt de semi-arts juist wel opleiding. De grote overeenkomst tussen beiden is dat ze ook werkelijk zorgproductie leveren, zij het met activiteiten waarvoor senior-assistenten en specialisten soms geen tijd meer hebben.
Volgens Lagaaij snijdt het mes zo aan twee kanten: De agnio is aan het verdwijnen en sommige taken kunnen semi-artsen goed overnemen. Daarnaast moeten de semi-artsen meedoen aan patiëntenzorg om zo zelfstandig beslissingen te leren nemen. Anders kunnen ze na het artsexamen die verantwoordelijkheid ook niet dragen. Een goede supervisie is hier wel heel belangrijk.
Eindverantwoordelijk
Als de zesdejaars geneeskundestudent zich meer laat zien aan het bed en meer verantwoordelijkheden krijgt, rijst de vraag wie de eindverantwoordelijkheid draagt voor zijn handelen. Volgens Ten Cate is dit nu zon onderwerp waarover nog flink moet worden nagedacht: Voorlopig handelt de semi-arts onder gedelegeerde verantwoordelijkheid van de arts-supervisor volgens de wet BIG. Alles moet natuurlijk wel goed worden afgesproken. De semi-arts is en blijft student, dus je kunt hem niet alles laten doen. Dat blijft een kwestie van afweging, want dit schakeljaar is een voorbereiding op zelfstandig werken.
Het is vooralsnog onduidelijk wie de regie gaat nemen om dit plan eventueel landelijk in te voeren. In opdracht van VWS denkt een commissie na over implementatie van het rapport De arts van straks; naar een nieuw medisch opleidingscontinuüm. Maar deze commissie zwijgt voorlopig. Een van de aanbevelingen uit De arts van straks was om initiële en vervolgopleidingen naadloos op elkaar te laten aansluiten. Het ligt dus in de lijn der verwachting dat ook deze commissie met aanbevelingen komt voor de implementatie van een schakeljaar.
Volgens Lagaaij is het voordeel van de Leids-Utrechtse initiatiefgroep dat het om een kleine groep gaat die vanuit de praktijk is ontstaan. Lagaaij: Het best kunnen mensen in het veld die bij het onderwerp betrokken zijn, zon verandering in gang zetten. Zoiets van boven af regelen is niet altijd de beste methode. We hebben nu met een klein clubje een goede opzet gemaakt. We kunnen elkaar zo gemakkelijk op de hoogte te houden. We streven naar een gemeenschappelijke vormgeving en we hebben daarvoor nu een voedingsbodem.
vreemd
Eigenlijk is het vreemd dat er nu pas naar de aansluiting van de basisopleiding op de vervolgopleiding wordt gekeken. De oude situatie, waarin beide opleidingen zelfstandig en relatief los van elkaar opereerden, heeft tientallen jaren bestaan. Ten Cate: We staan nu op een historisch moment. In 1865 werd het artsexamen als staatsexamen ingevoerd en kreeg de basisopleiding in wezen de huidige vorm door de combinatie van kliniek en theorie. Daarna is het geneeskundeonderwijs intern ontwikkeld. We beginnen nu pas echt na te denken over de aansluiting van de initiële opleiding op de specialistenopleiding. Tot nu toe praatten we niet gezamenlijk over het onderwijs, maar óf over de artsenopleiding óf over de specialistenopleiding, en pas sinds kort over het continuüm. Het zou fraai zijn als het schakeljaar onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van faculteiten en opleiders totstandkomt. Op zon manier praat je pas echt over een continuüm. We hebben nog nooit goed bekeken in hoeverre beide opleidingen elkaar overlappen.
Sterker nog: voorzover bekend is nog nooit goed in kaart gebracht in hoeverre de initiële opleiding aansluit op de vervolgopleiding. Daarnaar laat de initiatiefgroep nu een onderzoek doen. Lagaaij licht alvast een tipje van de sluier op: De eerste indrukken van deze interviewstudie zijn dat arts-assistenten beter willen zijn voorbereid op algemene zaken. Bijvoorbeeld: hoe ga je met een patiënt om? Of: hoe vertel je iets aan de patiënt? Ook opleiders vinden dit een punt van aandacht voor de initiële opleiding. Daarnaast noemen de opleiders en de arts-assistenten als belangrijke leerpunten: juridische kennis, het omgaan met klachten, het hanteren van farmacotherapie en gestructureerd problemen oplossen.
De grote uitdaging voor de initiatiefgroep is nu om alle wetenschappelijke verenigingen geïnteresseerd te krijgen voor het schakeljaar. Vooralsnog werken de chirurgen, de internisten en de radiologen mee aan het model. In juni is er een vergadering waarin de partijen de stand van zaken bespreken met mensen die betrokken zijn bij vergelijkbare projecten bij de opleidingen huisartsgeneeskunde en sociale-geneeskunde. Er lijkt volgens Ten Cate nu al grote overeenstemming te bestaan. Ten Cate en Lagaaij hopen dat uiteindelijk alle faculteiten zullen meewerken.
- Er zijn nog geen reacties