John Deen: Huisarts op Vlieland
Plaats een reactie
‘Bluswerk’ noemt huisarts John Deen zijn werk met toeristen soms. In de zomer versterken ruim 8000 passanten de patiëntenpopulatie van Vlieland. Deen (61) is al twaalf jaar de huisarts van de Vlielanders die geen ziekenhuis hebben. ‘Alles wat er op lichamelijk en geestelijk gebied speelt, komt naar de praktijk. Ik doe veel acute zaken zoals gipsen en hechten’, zegt Deen, die door een Vlielandse haio wordt bijgestaan. ‘Daarnaast doen we er diergeneeskunde bij. En dan ben ik nog een beetje tandarts, want de tandarts komt hier eens per week langs. We moeten mondabcessen openen, noodvullingen leggen en gebitten lijmen.’ |
|
Deel 4: Het einde van het seizoen nadert Of de dokter maar snel naar Belvedère wil komen, daar zijn lichaamsdelen van een kind gevonden, waarschijnlijk vingers. Dat is geen alledaagse melding! Waar is in hemelsnaam Belvedère op ons eiland? Bijna 12 jaar op Vlieland en je weet niet waar Belvedère ligt? Nee, de dokter moet altijd binnen 10 minuten beschikbaar zijn en het is voor hem dus niet mogelijk afgelegen plekjes te verkennen, hoe graag hij het ook zou willen. Vorige maand ben ik voor het eerst met één van onze boswachters, Herman, de Kroonpolders in geweest. Gewoon, met een groep toeristen. Wat een schitterend gebied en wat kan die man boeiend vertellen! Nu willen jullie natuurlijk twee dingen weten. Waar ligt Belvedère en hoe zit dat nu met die lichaamsdelen. Nu, terwijl ik me naar de plek des onheils spoedde (bij het botenhuis van de KNRM, hoog de duinen in, bij de uitkijktoren), werd het raadsel spontaan opgelost door weer een melding: of ik met spoed naar een hond wilde kijken, deze had een paar tenen verloren vermoedelijk toen hij in volle vaart over een wildrooster rende. Het was een grote hond en de verwarring met kindervingertjes ligt voor (of aan) de hand (terwijl ik dit schrijf betrap ik me erop dat ik nog gruwel….). Gelukkig viel het met de hond nogal mee. En het ergst: nog steeds ben ik dus niet op het beroemde plekje 'Belvedère' geweest! Het waren trouwens helemaal woelige weken. Het Wad zindert in de warme zomerzon. De jachthaven is overvol en honderden platbodems meren af voor de kust van Vlieland, een variatie van veelal Oudhollandse scheepjes, je waant je als ware opgenomen in een middeleeuws schilderij. Gisteren nog belde een vader vanaf zijn platbodem; hij was drooggevallen op het Wad, vlak achter de dokterspraktijk: 'Ik heb drie zieken aan boord, twee dochters en één cavia.' Nou kom maar hierheen. En inderdaad wandelde een half uur later het gezin met grote lieslaarzen de praktijk binnen en een piepklein caviaatje over mijn bureau…. Het einde van het seizoen nadert duidelijk, niet dat ons minder gasten consulteren hoor, je merkt het meer doordat de Vlielanders de dokter weer opzoeken. Blijkbaar groeit de dieënhalf-jarige Ernst met katten en andere beesten op in het huiselijke gezin. Hij kwam mee naar het spreekuur om zijn nieuwe broertje of zusje in mamma’s buik te zien op de echo. Daar had hij al ervaring mee, het was niet de eerste keer. Het hoofdje en het hartje zag hij moeiteloos maar zijn nieuwsgierigheid reikte nu toch wel verder. 'Mamma', was prompt zijn vraag, 'waar zitten z’n poten?!' Hogelijk verbaasd was hij van de reactie van de dokter: 'Maar Ernst, het is toch geen konijn.' Voor de kinderen op ons eiland is het helemaal niet zo vanzelfsprekend dat je alleen maar met klachten naar de dokter gaat. Jurjen, 9 jaren oud, verraste zijn moeder toch toen hij ’s morgens uit z’n bedje stapte met de woorden: 'Ik moet nodig weer eens naar de dokter mam.' 'Maar Jurjen, wat mankeert er dan aan?' 'Nou, ik heb hem al een hele tijd niet meer gezien…' Dat doet me denken aan de traditionele geneeskunde in bepaalde delen van China, waar de dokter jaarlijks door zijn patiënten wordt betaald als men het hele jaar door gezond gebleven is! Haio’s worden in ons landje getraind om te leren luisteren naar 'de vraag achter de vraag.' Heel vaak vormt de gepresenteerde klacht slechts een inleiding tot het werkelijke probleem, meest psychosociaal. We noemen dat 'het deurknopfenomeen'. Aanstaande huisartsen moeten leren de werkelijke problematiek boven water te krijgen. Zo kwam de driejarige Joanke met haar moeder voor een onbeduidende aandoening, ik weet niet eens meer wat. Het werkelijke probleem van moeder kostte heel wat meer tijd. Joanke werd het al spoedig zat en dreinde voortdurend: 'Mamma, gaan we nou naar hui-huis', je kent dat wel. Na een kwartier gooide ze het over een andere boeg. Met haar frêle gestalte manoeuvreerde zij zich tussen moeder en de dokter in, en met de mimiek van serieuze boosheid en diepblauwe ogen die vuur spatten, sprak zij met een hardgrondigheid van ten minste drie uitroeptekens, elk woord accentuerend, de gevleugelde volzin tot de dokter: 'Hóú jij nóú ééns évén je mónd.' Niets nieuws is dat de Vliedokter ook dierenarts is en in die functie is het ook zijn taak dieren uit hun lijden te verlossen. Niet altijd zo’n leuk karwijtje, hoewel een van pijn kermend dier ook niet om aan te horen is. Na afloop is het baasje of bazinnetje vaak heel verdrietig en ik kan dat goed invoelen, ik moet er nog maar niet aan denken van onze Bram afscheid te moeten nemen. Maar deze week had ik een merkwaardige ervaring. De poes Bea moest inslapen, 'zo ging het niet meer'. Na afloop vroeg ik of ze Staatsbosbeheer al gebeld hadden, die op Vlieland altijd voor een mooi grafplaatsje zorgdraagt. 'Nee', zei de vrouw des huizes, 'Bea gaat de diepvries in, de kinderen willen haar nog zien en die kunnen pas over drie maanden komen…' En inderdaad, Bea werd tussen de diepvrieskippen en -worsten gedeponeerd! Vrijdagavond laat kwam de achtjarige Rein nog binnenlopen. Zijn onderarm stond in een hoekstand. Nog maar net op Vlieland, hij had zich er zo op verheugd. Bij het strandvoetballen stond een medespeler tijdens een val er bovenop. En hij was nog maar net uit het gips. Hij had veel pijn, dat kon je wel zien, maar gaf geen krimp. Je hoorde hem tegen zichzelf praten: 'Rustig Reintje, rustig blijven.' En ook tijdens de verdovingsinjecties ter plaatse van de fractuur en het reponeren, klonk steeds als een soort zelfhypnose: 'Rustig Rein, rustig maar.' Dat is toch ongelooflijk hoe een kind van acht jaar zich boven de pijn kan laten uitstijgen? De volgende ochtend kwam hij in z’n eentje nog even vertellen hoe het vannacht gegaan was: 'Een beetje pijnlijk, maar laat m’n zus en later m’n moeder nog eens tegen het gips stoten, hoe vind je dat nou dokter!' Alle Vlielanders doen hun uiterste best onze gasten te amuseren. De koster van onze charmante 16e-eeuwse Nikolaaskerk kan kostelijk vertellen over het wel en wee van het kerkje en het geloofsleven op het eiland. 'De Vlielanders geloven wel, maar ze geloven het wel', is haar gevleugelde uitdrukking. Van haar hoorde ik van de week nog een prachtige verhaal. Toen zij de kerk aan het schoonmaken was, ontspon zich voor de kerkdeuren het volgende gesprek tussen een moeder en haar zoontje. 'Mamma, wat is dit voor een gebouw?' Moeder: 'Dit is nu het huis van God.' 'Mag ik even gaan kijken mam?' Daar had moeder geen enkel bezwaar tegen. Na enige tijd verliet hij nogal teleurgesteld het kerkgebouw en op de nieuwsgierige vraag van moeder hoe het daar binnen was, kwam het antwoord: 'Nou, God was niet thuis, maar zijn vrouw was aan het dweilen.' |
Deel 3: Arrogantie |
- Er zijn nog geen reacties