Blogs & columns
André Weel
André Weel
2 minuten leestijd
Blog

Leren tot de laatste snik

Plaats een reactie

Al weken zijn er zorgen om onze dierbare. Zijn hartfalen blijkt moeilijk te behandelen. Na ontslag uit het ziekenhuis is hij een poosje thuis. Met continu zuurstof. Verbetering blijft uit. Lastig ook, die zuurstofslang die hem bindt als een navelstreng.

Hij wordt opnieuw opgenomen. En krijgt een sterker werkend middel, enoximon, intraveneus. Positief inotroop en vaatverwijdend. Met noradrenaline legt men de zweep over zijn falende hart. Het mag allemaal niet baten. Onze dierbare wordt niet beter, integendeel, alle energie lijkt uit hem weggevloeid. We praten met hem. We proberen hem moed in te spreken. Hij antwoordt met een enkel woord.

Het naburige academisch ziekenhuis komt in consult. Maar dat biedt geen nieuwe therapeutische opties. De cardioloog komt vertellen dat de situatie hopeloos is. ‘We gaan het niet redden. We zullen de medicatie langzaam afbouwen.’ Daar begint men dezelfde dag nog mee. Onze dierbare krijgt midazolam per infuus om hem rust te geven. Als naasten nemen we om beurten afscheid. Dan zakt hij langzaam weg. De uren verstrijken. We spreken op gedempte toon met elkaar, in de wetenschap dat onze dierbare misschien alles hoort wat we zeggen. De monitor toont een snel regulair ritme, een veel te lage zuurstofsaturatie en een onvoorstelbaar lage bloeddruk.

Het wordt nacht. De verpleegkundige van de nachtdienst komt zich voorstellen en stelt zich behulpzaam op. De nachtdienst is erg betrokken en geeft ongevraagd toelichting op het stervensproces dat is begonnen. Met luide stem nog wel.

‘Hij beweegt wat, hij is onrustig, heeft misschien pijn, we geven nog wat midazolam bij.’

Er komen periodes met apnoe. Soms duren die wel dertig seconden. We houden ons hart vast. De nachtdienst doceert:

‘Cheyne-stokesademhaling, u merkt dat wel, de adempauzes worden langer, en dan weer een paar teugen, dat komt omdat het ademhalingscentrum in zuurstofnood verkeert en minder gevoelig wordt en een sterkere CO2-prikkel nodig heeft om de ademhaling aan te jagen.’

Het ecg op de monitor wordt trager en onregelmatiger.

‘Het hart krijgt steeds meer problemen, de hartspier krijgt zelf te weinig zuurstof, het hart blijft zo lang mogelijk pompen, de prikkel waardoor het hart samentrekt ontstaat nu vaker in de wand van de hartkamers, een soort noodvoorziening.’

We weten niet wat onze dierbare zelf nog meekrijgt van deze beknopte fysiologie van het sterven. Misschien dringt het niet meer tot hem door. Dat is maar beter ook. Maar ons stoort het in onze overpeinzingen. In ons verdriet. Wij verliezen een dierbare. Daar is niets meer aan te doen. Dit is geen leersituatie. Voor het aandragen van kennis is het nu te laat. Wij willen niet worden bijgeschoold tot de laatste snik.

‘Kunt u ons nu alleen laten?’ vragen we met enige nadruk. Dat gebeurt gelukkig. De verpleegkundige trekt zich terug.

‘Als u me nodig heeft, ik zit op mijn post. Daar volg ik het op de monitor.’

Het laatste uur verloopt rustig. Na de allerlaatste ademteug kijken we nog even naar de monitor boven het bed. De ventriculaire bradycardie houdt enkele minuten aan. Dan volgt een korte episode van fibrilleren. Ten slotte is er alleen nog een horizontale rechte lijn. Het is duidelijk. Verdere toelichting is niet nodig. We hebben een dierbaar mens verloren.

levenseinde
  • André Weel

    André Weel is bedrijfsarts-niet-praktiserend en epidemioloog; werkzaam als curator bij het Trefpunt Medische Geschiedenis Nederland op Urk.'  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.