Nieuwe koers verlegt opleidingsplaatsen
Regionale zorgvraag is op een andere manier gewogen
1 reactieHet ministerie van VWS heeft ingegrepen in de wijze waarop medisch-specialistische opleidingsplekken over het land moeten worden verdeeld. En dat levert zowel vreugde als frustratie op.
Een ‘abrupte koerswijziging’, zo noemt stichting BOLS de opdracht die het dit jaar van VWS kreeg om de verdeling van medisch-specialistische opleidingsplekken anders te regelen. BOLS, een uitvoerende stichting van de Federatie Medisch Specialisten en ziekenhuisorganisaties NVZ en NFU, leidt het jaarlijkse verdeelproces om te bepalen hoeveel opleidingsplaatsen elke opleidingsregio krijgt voor de verschillende specialismen, die vervolgens over ziekenhuizen dienen te worden verdeeld. Dat alles in overleg met wetenschappelijke verenigingen en de zeven onderwijs- en opleidingsregio’s (OOR’s).
Zwaardere duit
De afgelopen twee jaar hanteerde BOLS bij de jaarlijkse verdelingsdans een rekenmethode, waarbij de verleende zorg van opleidingsinstellingen een zwaardere duit in het zakje deed dan de verleende zorg van overige instellingen in een opleidingsregio. Maar voor de plekken die dit jaar moeten worden verdeeld voor 2024, heeft VWS bepaald dat BOLS moet uitgaan van ‘adherentie 100 procent alle instellingen’. Eenvoudig samengevat is dat door BOLS vertaald als: de verleende zorg van alle ziekenhuizen in een opleidingsregio weegt even zwaar. BOLS zag zich ‘vanwege de voortgang gedwongen om de opdracht van VWS uit te voeren’.
De nieuwe toewijzingsmethode leidt tot flinke veranderingen. Zo gaat de opleidingsregio Zuidwest-Nederland (regio Rotterdam, Breda en Tilburg) er met bijna twintig plekken extra aanzienlijk op vooruit, en krijgt de opleidingsregio Noordoost (Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en de kop van Flevoland) zelfs bijna dertig opleidingsplekken meer. De regio Noordwest-Nederland (regio Amsterdam) moet juist ruim tien plekken inleveren.
‘Wij hebben altijd gepleit voor toewijzing op basis van de zorgvraag’
Politieke wens
Bij de opgelegde koerswijziging speelt een politieke wens mee. De Tweede Kamer nam eind vorig jaar een motie aan die het kabinet opdroeg om ‘de bevolkingsomvang per opleidingsregio als uitgangspunt te nemen’ bij de verdeling. D66-Kamerlid Wieke Paulusma diende die motie in omdat ‘we veelal zien dat de plaats van opleiding invloed heeft op de plaats waar medisch specialisten uiteindelijk ook gaan werken’. Dit in combinatie ‘met regionale tekorten aan medisch specialisten in de regio en een overschot in de Randstad’, licht ze toe. Dat VWS haar motie, die enkel rept over inwonersaantallen, aanscherpte tot de zorgvraag vanuit die regionale bevolking, vindt Paulusma ‘logisch, omdat de ene regiobevolking nu eenmaal meer zorg vraagt dan de andere’.
Logisch en belangrijk
Coördinator Aat van den Berg van de opleidingsregio Noordoost (OOR NO) is blij met de ministeriële ingreep. Zijn regio profiteert in dit model van de grootte van het gebied, met in absolute aantallen veel patiënten, maar met ook veel regiogrenzenoverschrijdend zorgverkeer. Van den Berg: ‘Wij hebben altijd gepleit voor toewijzing op basis van de zorgvraag in de regio, wat ons betreft het meest logische en belangrijke principe. De toegang tot zorg moet gelijk zijn voor alle inwoners.’
Van den Berg verwijst naar een onderzoek dat OOR NO in 2017 liet uitvoeren, waaruit naar voren kwam dat jonge klaren vaak geneigd zijn te blijven werken in het gebied waar ze zijn opgeleid. Voor het noorden is momenteel het aantal ‘blijvers’ niet genoeg om het aantal vacatures op te vullen. Volgens Van den Berg draagt de beslissing van de minister bij ‘aan het oplossen van het probleem dat wij in het Noorden hebben, namelijk dat we moeilijk medisch specialisten kunnen aantrekken.’
Ook ziekenhuisorganisatie NVZ is blij met de nieuwe verdeelsleutel. Volgens een woordvoerder wordt zo bereikt dat ‘ziekenhuizen en regio’s op een eerlijke en evenredige manier bijdragen aan het opleiden van medisch specialisten in het land’, dat ‘het aantal opleidingsplekken in de regio aansluit bij het aantal inwoners en de regionale zorgvraag in het gebied’ en dat het aantal opleidingsplekken ‘aansluit bij de toekomstige behoefte aan opgeleide artsen in een regio.’
Zeer ongelukkig
OOR Noordwest-Nederland, waar de rekenmethode dus een stuk minder gunstig voor uitpakt, is juist ‘zeer ongelukkig’, zegt opleidingscoördinator Werner Koster. ‘Hier leggen we ons niet meteen bij neer.’ Hij had het liefst gezien dat wel sec het inwonersaantal als criterium was benut. ‘Wij pleiten voor de meest simpele uitleg van adherentie. Het moet gaan om het aantal mensen waar je zorg voor beschikbaar stelt. De patiënt van morgen kan vandaag nog gezond zijn.’
Ook plaatst zijn OOR vraagtekens bij de zorgvraagdata die BOLS voor de rekensom heeft gebruikt, die vanwege de concurrentiegevoeligheid ‘niet verifieerbaar zijn’, aldus Koster. ‘Je kunt dus niet nagaan of de juiste cijfers zijn gebruikt.’ Volgens hem wordt zijn regio – waar volgens Koster veel zbc’s zijn – benadeeld doordat de in zbc’s geleverde zorg niet is meegewogen in de BOLS-uitwerking.
Het verdwijnen van zo’n anderhalve ton aan overheidsbijdrage per opleidingsplek per jaar op de begroting, is volgens Koster niet zo belangrijk. Hij vreest vooral dat het lagere aantal aiosplekken demotiverend werkt voor de medisch specialisten die zich inzetten voor een goede opleiding. ‘Dit doet geen recht aan de inspanningen die worden geleverd om de infrastructuur te bieden voor een opleiding. Dat moet ook worden beloond met voldoende aiossen. Waar doe je het anders voor?’ Verder zal het gevolgen hebben voor ‘de bedrijfsvoering van afdelingen’ vanwege het rondkrijgen van roosters. Wat Koster betreft was er geen verandering nodig. ‘Ik heb nog nooit een jonge klare gesproken die niet wil verhuizen voor een goede plek. Dit is een zeer beleidsarm besluit.’
Bereid te verhuizen
Ook De Jonge Specialist (DJS), belangenbehartiger van aiossen, vraagt zich af ‘welk probleem met de nieuwe verdeelsleutel wordt opgelost’, aldus DJS-bestuurslid Avin Ghedri. Voor de mobiliteit van jonge klaren is het niet nodig, zegt ook zij. Ze wijst op een enquête van DJS onder jonge klaren waaruit naar voren kwam dat 60 procent wel degelijk bereid is te verhuizen voor een baan. Een regio die meer specialisten nodig heeft, kan die ook op andere manieren aantrekken, aldus het bestuurslid. ‘Bied bijvoorbeeld vaste contracten aan.’
‘Niemand kan met goed onderbouwde cijfers vertellen wat dit oplost, terwijl het wel grote negatieve impact heeft op de kwaliteit van de opleidingen’, aldus Ghedri. Op plekken waar opeens meer aiossen komen, zal dit leiden tot een tekort aan stageplaatsen en minder exposure aan patiënten per aios, schetst Ghedri. ‘Want je hebt niet opeens meer opleidingsinstellingen geregeld.’ En op plekken waar minder aiossen komen, zullen de werk- en opleidingsdruk toenemen, aldus Ghedri. ‘Hetzelfde werk moet dan over minder aiossen worden verdeeld. Dan heb je misschien wel meer exposure, maar kom je minder aan verdieping toe.’ Ghedri vindt het niet logisch dat niet-opleidingsziekenhuizen en hun patiënten ‘waar je als aios niet mee in aanraking komt’ meetellen. ‘Opleidingen worden bekostigd met geld van de belastingbetaler. Kijk waar je het beste kan leren, daar is het geld voor.’
Veel gedoe
De FMS vindt ook dat de prioriteit nu niet goed wordt gelegd. De door BOLS toegepaste methode van de afgelopen jaren was volgens de FMS ‘het best mogelijke compromis’. De specialistenorganisatie voorziet dat de nieuwe grondslag ‘onnodig veel gedoe zal geven maar niets oplevert’ en ‘dat goede opleidingen zullen moeten verdwijnen’, aldus een woordvoerder. De FMS vindt het ‘niet goed dat de visie en opleidingsexpertise van de medisch specialisten die de opleiding verzorgen, niet wordt meegenomen bij het verdelen van de opleidingsplaatsen. Opleiders en hun wetenschappelijke verenigingen behoren een belangrijke stem te hebben in dit proces ten behoeve van de kwaliteit van de opleiding.’
OOR Leiden
Dat de motie van Paulusma is aangenomen zonder enige feitelijke onderbouwing is zowel verbazingwekkend als verontrustend. Hoe is aangetoond dat 1) de opleidingsplaats daadwerkelijk van invloed is op de plaats waar de AIOS als medisch specialist aan d...e slag gaat; en 2) deze systematiek een oplossing is voor een arbeidsmarktvraagstuk?
Steeds maar weer verwijst Onderwijs en Opleidings Regio (‘OOR’) NO naar een afstudeerscriptie uit die regio uit 2017. De uitkomst van die ‘studie’ wordt echter niet bevestigd door het uitgebreide onderzoek en rapport van NIVEL uit 2019 (regionale-balans-in-vraag-en-aanbod-medische-specialisten.pdf (nivel.nl)). Het NIVEL draagt als oplossing het aanbieden van vaste contracten in de regio aan, maar niet het verhogen van de AIOS-instroom.
OOR Leiden pleit al jaren voor het enkel in de verdeling meenemen van de adherentie van opleidingsziekenhuizen. Een AIOS wordt immers niet opgeleid in niet-opleidingsziekenhuizen. Daarnaast vindt OOR Leiden dat de Wetenschappelijke Verenigingen onterecht door BOLS buiten spel worden gezet. Het veld, met al haar expertise, heeft haar stem verloren. Ook is de wijze van verdelen niet te controleren en is (daarmee) geen sprake van een transparant proces.
De steeds groter wordende scheve verdeling tussen de OOR’s is zeer onwenselijk en niet uitlegbaar (voor OOR ZWN (Rotterdam e.a.) en OOR NO ca. 18,5% en voor OOR Leiden 9,3% van de landelijke instroom). Het moge evident zijn dat er een minimum aantal AIOS is vereist om een opleiding in stand te houden (voor o.a. de organisatie van onderwijs, het onderhouden van opleiding skills, routine / bezetting van stages en de interactie tussen AIOS/ANIOS en staf). Met een verkregen taartpunt van nog maar 9,3% van de instromers zakt OOR Leiden t.a.v. een aantal specialismen door de ondergrens heen. We roepen minister Kuipers op om ‘kwaliteit en opleidingscapaciteit’ als uitgangspunten voor de komende verdelingsprocessen te hanteren.
Prof. dr. D.H. Biesma (voorzitter OOR-Bestuur Leiden)
Dr. M.J. Kagie (voorzitter ROC Leiden)
Drs. M.M. Spruyt & mr. D.E. Pauw (Coördinator OOR Leiden/LUMC)