‘Ik kan gewoon heel slecht tegen ongelijkheid’
Straatarts Michelle van Tongerloo biedt mensen concrete en persoonlijke steun
3 reactiesDe Rotterdamse straatarts Michelle van Tongerloo ontwikkelde uit ontevredenheid met het systeem haar eigen onconventionele methoden om haar patiënten te helpen. ‘Ik volg gewoon mijn gezonde verstand en mijn gevoel.’
De laatste paar maanden had ze, als ze dat had gewild, elke dag wel vier interviews kunnen geven, vertelt huisarts en straatarts Michelle van Tongerloo in een snikhete behandelkamer in de Rotterdamse Pauluskerk. Het is een dag in juni waarop het kwik stijgt tot boven de 30 graden en code oranje is afgegeven vanwege de fikse onweersbuien die worden verwacht.
In onze zomerserie portretteren we vier artsen met een bijzonder verhaal, elk dubbelnummer één. We begonnen met arts en consultant Nupur Kohli, gevolgd door Lareb-directeur Agnes Kant. Vorige keer keer orthopedisch chirurg Patrick Deckers, en we ronden in dit nummer de serie af met Michelle van Tongerloo.
Dit is het allerlaatste interview dat ze geeft. Voorlopig. Dat zegt de 40-jarige arts voor wie lokale en landelijke media in de afgelopen maanden volop aandacht hebben gehad. Dit als gevolg van de indringende wijze waarop ze via social media aandacht vraagt voor de positie van haar patiënten. Zowel in de huisartsenpraktijk waar ze twee dagen in de week als waarnemer werkt als in de Pauluskerk, komt ze vaak in contact met patiënten die leven onder schrijnende omstandigheden. Ze deinst er niet voor terug om via LinkedIn en Twitter aandacht te vragen voor de problemen van individuele patiënten en over de grenzen waar ze tegenaan loopt als ze bij overheden, instanties en zorginstellingen aanklopt om wat hulp voor hen te krijgen.
‘Met het geven van spullen of het betalen voor iets wat de patiënt echt hard nodig heeft, bereik je vaak veel méér’
Enorme drempels
Haar werkwijze is een reactie op de enorme drempels die het bureaucratische systeem in Nederland opwerpt, vertelt Van Tongerloo. ‘In mijn werk loop ik heel erg aan tegen de grenzen van het systeem. Uit ontevredenheid zoek ik zélf naar oplossingen voor het probleem. En dat zijn vaak onconventionele oplossingen – voor anderen. Ik volg gewoon mijn gezonde verstand en mijn gevoel en handel daarnaar. Als ik merk dat de gewone zorg die je als huisarts of straatarts kunt bieden, niet voldoet, dan ga ik een stapje verder. Ik heb gemerkt dat je met het geven van spullen of het betalen voor iets wat de patiënt echt hard nodig heeft, vaak veel méér bereikt. Dus dat ben ik gaan doen. Ik ben er eigenlijk min of meer ingerold. Het is geen pad dat ik heb uitgestippeld. Het is míjn manier van ageren tegen de ongelijkheid. Ik kan daar gewoon heel slecht tegen.’
Waar komt dat gevoel vandaan?
‘God knows! Het gevoel dat het ongelijk is verdeeld in de wereld zat al heel vroeg in me. De omstandigheden waarin ik ben opgegroeid zullen er wel iets mee te maken hebben. Mijn vader was medisch specialist en woonde met mijn zus in een villawijk. Zelf groeide ik grotendeels op bij mijn moeder in de Nijmeegse achterstandswijk Dukenburg. Ik ben geboren in een – door mijn bril van nú – superdeprimerende flat. Als kind stond ik er niet zo bij stil dat het een groot verschil was. Ikzelf groeide niet in armoede op, we konden bijvoorbeeld ieder jaar gewoon op vakantie. Pas later ging ik zien dat veel van mijn vriendjes in veel armoediger omstandigheden opgroeiden, dat hun ouders veel stress hadden.
Het is niet zo dat ik uit mijn jeugd ben gekomen met de gedachte: de kloof die ik heb ervaren moet ik nu gaan bestrijden. Het is meer iets wat mijn patiënten in mij losmaken. Heel veel patiënten hier in de Pauluskerk hebben een perspectiefloos bestaan. Ze kunnen dikwijls geen kant op. Ze zijn vaak ongedocumenteerd of onverzekerd of hebben te kampen met verslaving of ernstige ggz-problematiek. En helaas vaak ook alles tegelijk. Het zijn mensen die extreem gemarginaliseerd leven. De huidige participatiemaatschappij stelt hoge eisen aan mensen. Iedereen moet in de pas kunnen lopen. De instanties willen je best wel even helpen als het niet meer lukt, maar daarna moet je snel weer volgens het lijntje lopen. Mensen die blijvend niet in de pas lopen, worden opgegeven door de maatschappij. Dat vind ik lastig om te zien.’
Wat trekt u zo aan in deze mensen?
‘Ik vind de somatische kant van mijn werk als huis- en straatarts leuk. Maar ik vind het verhaal van mensen nog veel leuker. Ik hoor soms de meest krankzinnige verhalen als ik patiënten vraag hoe ze in de omstandigheden terecht zijn gekomen waarin ze nu leven. Het is vaak zó schrijnend, zo’n stapeling van pech op pech of soms ook verkeerde keuzes – die ik vaak ergens ook wel snap. Dan denk ik: ja, natuurlijk kom jij met buikpijn op mijn spreekuur. Als ik in jouw positie zat had ik ook buikpijn. Ik vind het heel belangrijk om te achterhalen wie voor me zit, wat diens levensgeschiedenis is. Zodat ik de klachten begrijp.’
Wat doen die heftige verhalen met u?
‘Nadat ik in 2017 begon als straatarts heb ik een tijdlang slapeloze nachten gehad. Nu heb ik daar geen last meer van. Je went ook aan de ellende, aan de verschrikkelijke realiteit. Ik neem het niet vaak meer mee naar huis. Ik zie veel kwetsbare mensen die weinig perspectief lijken te hebben. Maar ik zie óók dat ze vaak helemaal niet efficiënt worden geholpen en daardoor steeds dieper in de negatieve spiraal terechtkomen. Zo was er vandaag een jonge dakloze moeder met twee kleine kindjes op het spreekuur. Ze wordt nergens geholpen, omdat ze zogenaamd ‘zelfredzaam’ zou zijn, terwijl ze elke dag bang is dat ze haar logeerplek verliest. Ik ben ervan overtuigd dat zij haar leven weer op de rit krijgt als ze weer een eigen plek heeft om te wonen. Voor zulke patiënten ga ik toch weer bellen met allerlei instanties – om ergens een perspectiefhaakje te vinden – die vervolgens allemaal naar elkaar wijzen. Dan voel ik me heel machteloos. Als straatarts kan ik vaak ook niet veel meer dan een beetje pleisters plakken. En soms weet ik ook dat er gewoon niet méér mogelijk is. Ook dat went.’
‘Mijn patiënten geef ik gewoon mijn mobiele nummer. Ook mijn patiënten van de Pauluskerk. Er is nog nooit misbruik van gemaakt’
U woonde lange tijd in de binnenstad van Rotterdam en daar genoot u van de drukte en het rauwe karakter. Maar begin dit jaar verhuisde u naar een buitenwijk. Vanwaar die keuze?
‘We hebben in coronatijd anderhalf jaar op Sint Eustatius gewoond, waar ik heb gewerkt als huisarts. We ervaarden daar veel vrijheid en rust. Toen we weer terug waren in Rotterdam vond ik het echt heel lastig om weer in het centrum te wonen, ondanks dat ik het eigenlijk een hartstikke leuke buurt vind. Het speelt mee dat we twee kinderen van 7 en 4 jaar oud hebben. Voor onze voordeur stonden steeds vaker mensen drugs te dealen. Ik zag een keer dat mijn zoon een boks kreeg van een dealer. Dat zette me toch aan het denken. Het werd me iets té rauw. Waar we nu wonen kunnen de kinderen onbezorgd buiten spelen. Het is een heel saai stukje Rotterdam, waar niks is behalve water en groen. En dat vind ik heerlijk. Daarnaast huurden we, en wilden we liever een koopwoning. We zijn natuurlijk gezegend dat we ons dat kunnen permitteren.’
Michelle van Tongerloo
Michelle van Tongerloo (40) studeerde geneeskunde in Nijmegen en combineerde dat met een fotografieopleiding aan de kunstacademie. Na haar afstuderen in 2012 verhuisde ze naar Rotterdam, omdat het rauwe karakter van de stad haar aantrok. In Rotterdam deed ze de huisartsenopleiding. Ze werkt twee dagen per week als waarnemend huisarts in een huisartsenpraktijk in het Rotterdamse stadsdeel IJsselmonde en draait veel diensten op de huisartsenpost. Sinds 2017 werkt ze één dag in de week als straatarts bij de Pauluskerk. Naast haar werk als arts schrijft ze graag, onder meer als blogger voor Medisch Contact en voor De Correspondent. Als ze thuis is, geniet ze van het spelen met haar kinderen en een serietje kijken op Netflix. Ook fietst ze graag.
Wat doet dat met u? Dat u tegenwoordig in die luxepositie verkeert?
‘Dat geeft mij vaak een dubbel gevoel. Doordat ik goed verdien kan ik een goed vangnet voor mezelf creëren. Als het nodig is kan ik zorg en ondersteuning gewoon kopen. Ik zie in mijn werk vaak de andere kant. Mensen denken nogal eens dat dakloosheid te maken heeft met drugs- of ggz-problematiek. Maar ik zie een toenemend aantal daklozen en zogeheten bankslapers die eerder een redelijk “normaal” leven leidden. Maar met een laag inkomen kom je bijvoorbeeld na een scheiding makkelijk in de problemen. In je eentje is het dan lastig rond te komen en met de huidige woonproblematiek is het onmogelijk om aan een betaalbare huurwoning te komen. Beland je eenmaal op straat of bij vrienden op de bank dan is het risico op psychische problemen of overmatig alcohol- of drugsgebruik groter. Als het eenmaal slecht gaat met iemand, gaat het vaak steeds slechter. Ik vind het pijnlijk, want ik realiseer me dat ik aan de bovenkant van de maatschappij zit. Als het daar goed gaat met iemand, gaat het vaak juist steeds beter. Ik wist op een gegeven moment niet eens meer wat ik in vredesnaam moest doen met al mijn spaargeld – we woonden goedkoop en hadden verder ook lage lasten. Mede vanwege dat dubbele gevoel heb ik veel eigen geld weggegeven om patiënten te helpen.’
Wat was de reden om dat te gaan doen?
‘Ik merkte dat eenvoudige praktische of financiële hulp soms een groot verschil kan maken. Het gaat daarbij niet om exorbitante bedragen, maar meestal om praktische hulp. Bijvoorbeeld het regelen van een kinderwagen, kleding of andere spullen. Maar ik betaalde ook vaak voor zorg, zoals een oppas. Het meeste geld geef ik uit aan de huur van hotelkamers als ik vind dat een patiënt écht niet langer op straat kan blijven en ik tevergeefs bij alle andere opvangplekken heb aangeklopt. Hulp die eigenlijk door de overheid en instanties zou moeten worden geboden en waarvan ik overtuigd ben dat het uiteindelijk kostenbesparend werkt.
Op een gegeven moment ben ik begonnen met het koppelen van mensen met een hulpvraag aan donateurs. Door de grote belangstelling van donateurs als gevolg van mijn berichten op social media, werd het te complex om het in mijn eentje te blijven doen. Door het onder te brengen in de stichting Hoe Kan Ik Je Helpen kunnen we met een team méér mensen helpen.’
Vindt u dat andere artsen uw voorbeeld zouden moeten volgen?
‘Nee, wat ik doe is natuurlijk helemaal geen artsentaak. Je kunt er moeilijk een NHG-richtlijn voor opstellen. In het begin kreeg ik heel veel kritiek vanuit mijn eigen beroepsgroep en nog steeds hebben veel huisartsen moeite met mij, dat weet ik. Wellicht denken ze dat ik met mijn werkwijze verwachtingen schep. Huisartsen zijn toch al overbelast en dan heb je ook nog eens zo’n idioot die dit ernaast gaat doen. Ik denk dat mij ook verweten wordt dat ik me niet houd aan de professionele distantie. Daar word je mee doodgegooid in de opleiding. Ik heb daar niks mee. Mijn patiënten geef ik bijvoorbeeld gewoon mijn mobiele nummer. Ook mijn patiënten van de Pauluskerk. Dat doe ik omdat ik op die manier continuïteit kan bieden. Ik app ook met patiënten of hun familieleden. Er is nog nooit misbruik van gemaakt. Mijn patiënten bellen echt niet zomaar. Als ze bellen dan is er écht iets aan de hand.’
U loopt in uw werk vaak aan tegen bureaucratische muren. Hoe voorkomt u dit in uw eigen stichting?
‘Ik wil om die reden dat de stichting klein blijft. Dan blijft het simpel en overzichtelijk en kunnen we aan bijna alle vragen voldoen. De kracht zit hem in de contacten die we hebben en het vertrouwen. Het gaat nooit om exorbitante bedragen en we hoeven voorlopig niet bang te zijn dat de bodem van de geldpot in zicht komt. Ik heb helemaal niet de ambitie heel groot te worden en in meer steden of zelfs landelijk actief te worden. Als we groter worden, dan is het bijna niet te voorkomen dat er toch bureaucratie insluipt. Dat je moet vastleggen wie in aanmerking komt voor hulp en waarom en welke afspraken daarover zijn gemaakt. Dat vind ik vervelend. Ik heb al moeite met het digitale formulier met vijf vragen dat we hebben gemaakt.
Ik ben eigenlijk ook helemaal geen netwerker. Ik doe dat nu tegen wil en dank, omdat het nódig is, maar ik vind het helemaal niet superleuk om te doen. Het is nooit mijn doel geweest ergens in een bestuur te zitten. Ik zit dan ook niet in het bestuur van “ mijn” stichting, zo weinig zin heb ik in die dingen. Mijn man is voorzitter en ik ben meer “ boegbeeld”. Laat mij maar gewoon lekker bij mijn patiënten zijn. Daar word ik gelukkig van. De rest is een beetje ruis.’
Blogs van Michelle van Tongerloo:-
Simone Paauw
Simone Paauw interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal. Ze heeft aandacht voor diversiteit en inclusie in de breedte, discriminatie en grensoverschrijdend gedrag (op de werkvloer) en de positie van vluchtelingen en vluchteling-artsen. (Gezondheids)recht en medisch tuchtrecht hebben haar bijzondere interesse.
P.L.B.J. Lucassen
Oud-huisarts, Bakel
Hulde voor je werk.
M.C. Gordinou de Gouberville
Chirurg , Amsterdam
Hulde voor je werk Michelle!
A.F. Algra
Commentator zorg en sociale zekerheid, oud bedrijfsarts, Rotterdam
Mooi interview !