Laatste nieuws
Robert Crommentuyn
Robert Crommentuyn
6 minuten leestijd
interview

‘Ik ben een fan van echte oplossingen’

Plaats een reactie

Aids-onderzoeker Jaap Goudsmit verruilt universiteit voor bedrijfsleven

Al vele jaren behoort Jaap Goudsmit (50) tot de internationale top van het aids-onderzoek. Hij was daardoor een van gezichtsbepalers van de Universiteit van Amsterdam. Het keurslijf van de academie begon echter te knellen. Vanaf deze maand leidt Goudsmit de afdeling Vaccinontwikkeling van biotechbedrijf Crucell.

Zijn werkkamer in het Leidse hoofdkwartier van Crucell oogt gloednieuw en nog ongebruikt. ‘Zo heb ik het ook graag’, zegt viroloog Jaap Goudsmit monter. ‘Alsof er elk moment een ander zijn intrek kan nemen.’ Zijn nieuwe werkplek ademt dynamiek en beweging en dat is een welkome afwisseling met het starre universitaire bolwerk, zo lijkt de wetenschapper te willen onderstrepen.
Het gebeurt in Nederland niet elke dag dat toponderzoekers de overstap maken van de universiteit naar het bedrijfsleven. Aan degenen die het wel doen, kleeft al gauw het predikaat ‘zakkenvuller’. Goudsmit is zich hiervan bewust, maar vindt dit onterecht. ‘Ik ben nog steeds BIG-geregistreerd arts. Als het mij om het geld ging, was ik lang geleden als microbioloog voor een aantal Brabantse ziekenhuizen gaan werken. Dan zou ik zeker twee keer zoveel verdienen als nu bij Crucell.’

Tekortkomingen


Bovendien mogen sommigen dan wel hun wenkbrauwen fronsen, maar de overstap is lang niet zo groot als hij lijkt, vindt Goudsmit. ‘Na het afronden van mijn artsenstudie ben ik in 1978 naar de Verenigde Staten gegaan. Aan die tijd heb ik een Amerikaanse manier van werken overgehouden. Dat wil zeggen dat ik voor mijn onderzoek altijd veel gebruikmaakte van externe financiering.’ Mede daardoor had de viroloog persoonlijk weinig last van de tekortkomingen van het universitaire systeem. Want over dat systeem is hij na dertien jaar academie kritisch. ‘Het is niet toegesneden op toponderzoek. De universiteiten verdelen het geld democratisch over de verschillende

afdelingen en faculteiten. Je hebt in Nederland - met uitzondering van het Nederlands Kanker Instituut - geen centres of excellence. Ik zou graag hebben gezien dat er iets dergelijks was voor aids-onderzoek, dat in ons land immers zeer succesvol is. Maar dat zit er niet in. Ook is het principe van de matching hier onbekend: Als een onderzoeker op eigen initiatief 10 miljoen euro binnenhaalt, dan zal de universiteit daar niet nog eens 10 miljoen euro bijleggen. Die zal zich eerder tevredenstellen met de gedachte dat die ene wetenschapper nu van middelen is voorzien en dat er meer overblijft voor de rest. Universiteiten zijn misschien goede onderwijsinstellingen, maar daarmee niet per se goede onderzoeksinstellingen.’


Ook de gebrekkige doorstroming op de Nederlandse universiteiten stoort Goudsmit. ‘Een groot deel van de zittende hoogleraren bezet die positie sinds de jaren zeventig of tachtig. En ze blijven zitten. Dat betekent dat er dertig jaar lang niets gebeurt. Waar moet een jonge, talentvolle onderzoeker dan naartoe? Ook in de medische wereld speelt dat probleem. Een slimme arts gaat niet het fundamentele onderzoek in. Die wordt snel hoogleraar in een klinisch vak en manager van een grote afdeling als Interne of Chirurgie.’


En dan de vergadercultuur. ‘Drie dagen per week was ik kwijt met besturen. Terwijl er in principe maar twee vergaderingen per jaar nodig zijn: één om het budget vast te stellen en één om de jaarrekening op te maken.’

In de vriezer
Goudsmit kwam tot de conclusie dat hij in de universitaire omgeving niet het maximale rendement uit zijn mogelijkheden zou kunnen halen. En toen Crucell met een aantrekkelijk voorstel kwam, aarzelde de viroloog niet lang. ‘Al was het maar omdat ik hier simpelweg meer tijd overhoudt voor onderzoek.’ Maar vooral omdat Crucell mogelijkheden biedt die voor de universiteit buiten bereik blijven. ‘Dit bedrijf heeft dingen in de vriezer staan waar ik veel mee kan.’ Goudsmit verwijst naar het Per.C6-celsubstraat en naar de mogelijkheid daarin met adenovirusvectoren cellijnen te creëren voor de productie van vaccins. Deze door Crucell ontwikkelde menselijke cellijnen zijn onontbeerlijk voor geavanceerd vaccinonderzoek zoals Goudsmit dat wil doen. ‘Dit bedrijf biedt bovendien niet alleen het technologische platform, maar heeft ook de mogelijkheid om het uiteindelijke product - een vaccin - te produceren. En daar gaat het tenslotte toch om. Aan de universiteit is de wetenschappelijke publicatie het eindproduct. Hier komt daar nog een daadwerkelijk product bij: een werkzaam vaccin dat op grote schaal kan worden geproduceerd en dat terechtkomt bij degenen die het nodig hebben.’

Veel ruimte


Ook de tegenprestatie die Crucell van Goudsmit vereist, spreekt hem aan. ‘In het bedrijfsleven is het simpel: daar word je afgerekend op de resultaten. Op een gegeven moment moeten er gewoon producten liggen waarmee Crucell de markt op kan.’ De viroloog denkt vier jaar nodig te hebben om een productieve afdeling vaccinontwikkeling op te zetten. In die vier jaar krijgt hij veel ruimte. Zo mocht Goudsmit zelf zijn onderzoeksprioriteiten vaststellen. Eerste prioriteit is natuurlijk het aids-vaccin. Crucell werkt samen met farmaceutisch bedrijf Merck aan een vaccin op basis van het adenovirus. De eerste klinische trials zijn inmiddels van start gegaan.


Daarnaast wil Goudsmit onderzoek doen naar vaccins voor onder meer malaria, griep, ebola en het respiratoir syncytieel virus (RSV). Hij heeft voor zijn programma vooral gekeken naar de behoeften in de wereld. Dat het aandoeningen betreft die vooral in ontwikkelingslanden slachtoffers maken, heeft geen rol gespeeld. ‘Het is niet waar dat farmaceutische bedrijven geen belangstelling hebben voor ziekten die vooral arme - niet koopkrachtige - mensen treffen. De houding van de industrie is in dat opzicht drastisch veranderd, in ieder geval als het gaat om profylactische vaccins. De farmaceutische industrie is zich meer bewust geworden van haar verantwoordelijkheden. Maar ze heeft wel aansporing nodig en die is er nu. De bedrijven kunnen niet meer om de Wereldbank, de wereldgezondheidsorganisatie WHO, de Gates Foundation en al die andere internationale organisaties heen. Deze instellingen garanderen dat er een markt is voor werkzame middelen. Als er een malariavaccin komt, zal de Wereldbank zorgen dat het wordt gekocht. De Gates Foundation stelt het IAVI  (International AIDS Vaccine Initiative) zo ongeveer een blanco cheque in het vooruitzicht voor een aids-vaccin.’

Onzuiver


Bij deze laatste organisatie is Goudsmit overigens hoofd van de wetenschappelijke adviesraad. Ook blijft Goudsmit verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). ‘Samen met het AMC, de Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding der Tuberculose (KNCV) en het Tropeninstituut hebben wij het ‘Centre for poverty related communicable diseases’ opgericht. Hiervoor behoud ik een - door Crucell betaalde - deeltijdaanstelling als hoogleraar ‘armoedegerelateerde infectieziekten’.’


Als vertegenwoordiger van een beursgenoteerd bedrijf heeft Goudsmit natuurlijk andere belangen dan als ‘pure’ wetenschapper. Toch is hij niet bang dat er onzuivere situaties ontstaan. ‘Ik was ook nog projectleider van Eurovac, het programma van de Europese Unie waarbij twintig laboratoria uit acht landen samenwerken om aids-vaccins te ontwikkelen. Maar die functie heb ik neergelegd vanwege mijn betrokkenheid bij het Merck-vaccinprogramma. Mijn overige functies bijten elkaar niet. Bij Crucell doe ik het harde biotechnologische onderzoekswerk, terwijl het hoogleraarschap aan de UvA zich juist op een veel breder terrein richt. En bij IAVI heb ik uitsluitend een adviestaak. In het bestuur van die organisatie zitten meer mensen met één been in de industrie en het andere in de universiteit. Een goed voorbeeld is IAVI-voorzitter Sir Richard Sykes, topman van GlaxoSmithKline én decaan van het Imperial College of Science, Technology and Medicine in Londen.’


‘Als je het over belangenverstrengeling hebt, denk ik eerder aan de medici die in ziekenhuizen aan gesponsord onderzoek deelnemen. Met name in perifere ziekenhuizen gebeurt dergelijk onderzoek regelmatig en hebben artsen tal van banden met farmaceutische bedrijven. Dat is op zich nog niet zo erg, het is alleen kwalijk dat er geen openheid wordt betracht. Niemand weet officieel wie met welk farmaceutisch bedrijf zaken doet. Ziekenhuizen en ook artsenorganisaties laten naar mijn mening op dat punt steken vallen. Het bedrijfsleven is in dat opzicht veel transparanter. Crucell geeft mij een halve dag per week de vrijheid om te doen wat ik wil, met als enige tegenprestatie dat ik volkomen open ben over mijn betrekkingen met andere partijen.’


Al met al wordt de tegenstelling tussen publiek en privaat naar de mening van Goudsmit sterk overdreven. Het is onzin om te denken dat de publieke sector alleen in staat zou zijn de aids-epidemie aan te pakken. ‘Ik ben een fan van echte oplossingen. Als er elke dag 15.000 HIV-besmettingen bijkomen, is het duidelijk dat er een grootschalige oplossing wordt vereist. Alleen de industrie heeft daarvoor de mogelijkheden. Maar de geneesmiddelenindustrie kan weer niet de hele oplossing bieden. Een voorbeeld: binnenkort publiceer ik samen met een aantal anderen in The Lancet een onderzoek over de verstrekking van aids-remmers aan zwangere vrouwen. Die halveren het aantal besmettingen bij kinderen. Na achttien maanden blijkt echter dat borstvoeding dat effect tenietdoet. Flesvoeding is in veel ontwikkelingslanden echter geen reëel - want duur - alternatief.


Zonder armoedebestrijding bereik je het doel dus niet. Dat maakt duidelijk dat je iedereen, dus niet alleen biotechnologen, maar ook economen en nationale en internationale overheden en organisaties moet betrekken bij het vinden van een oplossing. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik nu zowel vanuit het bedrijfsleven als via een non-gouvernementele organisatie als IAVI een bijdrage kan leveren.’

 

Foto: Diederik van der Laan

 

 

 

 


 

interview
  • Robert Crommentuyn

    Robert Crommentuyn is sinds 2011 adjunct-hoofdredacteur en in die functie verantwoordelijk voor de totstandkoming van het weekblad Medisch Contact, de bijlagenreeks Thema en het studentenmagazine Arts in Spe.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.