Impliciete toestemming bestaat wél
Plaats een reactieDe uitspraak van het regionaal tuchtcollege (RTC) Eindhoven dat informatie-uitwisseling tussen hulpverleners uitsluitend is toegestaan met expliciete (schriftelijke) toestemming van de patiënt, heeft veel afkeurende reacties opgeleverd, die vooral betrekking hebben op de praktische gevolgen van de uitspraak (MC 7/2012: 409; MC 11/2012: 670).
Ook vanuit de procesrechtelijke invalshoek kan kritiek worden geleverd op het RTC. Dit college legt voor haar oordeel het primaat bij de formeel-juridische aspecten van de relatie patiënt-hulpverlener, daar waar naar onze mening geoordeeld zou moeten worden vanuit het medisch-inhoudelijk (zorg)perspectief van de ‘redelijk bekwame’ hulpverlener.
Wat betreft de juridische aspecten van de uitspraak leken we gerustgesteld te worden door het nieuwsbericht: ‘Impliciete toestemming bestaat wél’ (MC 12/2012: 686): ‘Artsen hoeven zich geen zorgen te maken over de alledaagse praktijk van het versturen van specialistenbrieven.’ Echter, onze zorgen zijn verder toegenomen door de onderbouwing hiervan door KNMG-jurist Van Meersbergen die refererend aan de KNMG-richtlijn ‘omgaan met medische gegevens’ stelt dat ‘als de toestemming in uitzonderlijke gevallen niet evident is, bijvoorbeeld bij psychiatrische patiënten, expliciete toestemming wel noodzakelijk is.’ De psychiatrische patiënt systematisch als ‘uitzonderlijk geval’ etiketteren vergroot het cartesiaans dualisme en stigmatiseert onnodig.
dr. T.O.C. Kilkens, psychiater i.o.
mr. C.M.M. Vleugels, psychiater, geneesheer-directeur Mondriaan, Maastricht/Heerlen
- Er zijn nog geen reacties