Meer mannen dan vrouwen overleden aan covid-19

Bij net zoveel mannen als vrouwen is covid-19 gemeld, maar de mannen belanden wel aanzienlijk vaker in het ziekenhuis en ze komen vaker te overlijden.

Dit blijkt uit een korte rapportage over de epidemiologische situatie rondom covid-19 die het RIVM op 23 maart naar buiten bracht. Het RIVM heeft landelijk overzicht over de verspreiding van covid-19 en het aantal sterfgevallen. Het instituut benadrukt dat het werkelijke aantal besmettingen hoger ligt dan momenteel wordt gerapporteerd (totaal 4749 gevallen), omdat terughoudend wordt getest. Zo worden onder meer huisgenoten van een bevestigd geval niet meer getest.

Voor zover bekend is ongeveer een kwart van de mensen met covid-19 daarvoor opgenomen (geweest). Dat kan hoger liggen, omdat de opname op het moment van melding niet altijd bekend is. Het RIVM heeft ook geen inzicht in wie is hersteld. Op dit moment is 4,5 procent van de bevestigde gevallen overleden. Dit is dus niet het sterftecijfer, aangezien het totaal aantal besmettingen veel hoger ligt dan het aantal positief geteste patiënten.

De man-vrouwverdeling is wat betreft gemelde ziektegevallen gelijk, maar mannen belanden wel aanzienlijk vaker in het ziekenhuis en tot nu toe zijn er ook 1,7 maal meer mannen overleden (133 versus 79, van één overledene is het geslacht niet bekend). In het rapport wordt niet gespeculeerd over mogelijke verklaringen, zoals verschil in rookgedrag. Een dergelijk man-vrouwverschil is overigens in China ook waargenomen.

Wat betreft het aantal (bevestigde) ziektegevallen valt op dat dit vanaf 45 jaar en ouder hoger is dan onder jongere groepen. Wat ziekenhuisopnames betreft geldt dat voor 65 jaar en ouder. En voor sterfte voor de groep boven de 80 jaar (zie tabel 4). Van de 213 covid-sterfgevallen in Nederland tot en met 23 maart, betrof het in 63 procent van de gevallen 80-plussers en er is nog niemand jonger dan 55 jaar overleden.

Bij een kwart van de ziektegevallen en de helft van de opgenomen gevallen was sprake van comorbiditeit. Hierbij is het van belang om te melden dat van meer dan de helft van de gemelde ziektegevallen niet bekend is of hier sprake van was. Bij één op de twintig sterfgevallen was geen sprake van onderliggend lijden, bij 43 procent was dit niet bekend, en bij 52 procent zeker wel. Daarbij ging het vooral om cardiovasculaire aandoeningen en hypertensie, diabetes en chronische longaandoeningen.