Een vrouw met hoofdletsel na een val
Plaats een reactieEen 54-jarige vrouw kwam op de Spoedeisende Hulp vanwege hoofdletsel. Ze is bekend met recidiverende longembolieën en een gegeneraliseerde angststoornis waarvoor ze acenocoumarol en venlafaxine gebruikt. Op een boerderij is ze omvergelopen door een schaap en met haar hoofd tegen een muur gevallen.
Er was geen sprake van bewustzijnsverlies. Ze was even verward geweest en kon zich niets van het voorval herinneren. Bij lichamelijk onderzoek waren er geen (posttraumatische) afwijkingen. Het neurologisch onderzoek was ongestoord.
Het bloedonderzoek toonde een INR van 2,8. De CT-cerebrum toonde geen posttraumatische afwijkingen maar wel het beeld van een hydrocephalus, waarschijnlijk op basis van een cysteuze laesie in de achterste schedelgroeve (zie foto 1a, 1b). De coronale coupe (foto 1b) toonde een opvallende gelijkenis met het schilderij ‘De Schreeuw’ van Edvard Munch. Omdat patiënte geheel klachten- en symptoomvrij was, werd poliklinisch een MRI-cerebrum vervaardigd. Deze toonde een mogelijke (obstructie) hydrocephalus op basis van een arachnoïdale cyste in de fossa posterior zonder solide partij (foto 2). Patiënte werd kort daarna gezien op de polikliniek neurochirurgie van een umc, waar een expectatief beleid werd gevoerd.
Arachnoïdale cysten worden gevormd door ophoping van liquor cerebrospinalis tussen de arachnoïdale membranen. Voorkeurslokalisaties zijn de fissuur van Sylvius, interhemisferaal, de suprasellaire en quadrigeminale cisternes, de brughoek en fossa posterior. Het alhier getoonde en beschreven ‘scream’-sign is een typisch radiologisch beeld voor een cyste in de midline van de achterste schedelgroeve met hydrocephalus.
Cysten in de fossa posterior kunnen leiden tot verhoogde intracraniële druk en klachten als hoofdpijn, misselijkheid, braken en oogbolmotoriekstoornissen.1-4 Arachnoïdale cysten vormen ongeveer 1 procent van de intracraniële massa’s. De prevalentie is laag (1,4%) maar toenemend vanwege toenemende neuro-imaging. Slechts 5 procent van de cysten is symptomatisch, waarvan 75 procent bij kinderen.3 Obstructieve arachnoïdale cysten, zoals hier beschreven, zijn nog zeldzamer.5
auteurs
Romee van Dam, aios huisartsgeneeskunde, destijds werkzaam op de SEH van het Zaans Medisch Centrum
Sandra Ferns, radioloog, Zaans Medisch Centrum
Ron van Oosterhout, neuroloog, Zaans Medisch Centrum
contact
oosterhout.r@zaansmc.nl
cc: redactie@medischcontact.nl
Heeft u ook een interessante casus voor deze rubriek? Stuur tekst (max. 300 woorden) en beeld naar redactie@medischcontact.nl. Als uw casus wordt gepubliceerd, ontvangt u van ons het boek De psychiater en ik van Menno Oosterhoff.
Voetnoten
1. Dyck P, Gruskin P. Supratentorial arachnoid cysts in adults. A discussion of two cases from a pathophysiologic and surgical perspective. Arch Neurol 1977; 34:276.
2. Mazurkiewicz-Bełdzińska M, Dilling-Ostrowska E. Presentation of intracranial arachnoid cysts in children: correlation between localization and clinical symptoms. Med Sci Monit 2002; 8:CR462.
3. Al-Holou WN, Terman S, Kilburg C, et al. Prevalence and natural history of arachnoid cysts in adults. J Neurosurg 2013; 118:222.
4. White ML, Das JM. Arachnoid cysts. StatPearls. Treasure Island (FL): StatPearls Publishing; 2020 Jan. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK563272/
5. Cakirer S. Arachnoid cyst of the craniospinal junction: a case report and review of the literature. Acta Radiologica, 45(4), 460-3.
Meer casuïstiek- Er zijn nog geen reacties