Laatste nieuws
H.J.J. Leenen
3 minuten leestijd

VN stelt vragen over euthanasie

Plaats een reactie

De conceptrapportage door de Mensenrechtencommissie van het Internationaal verdrag voor burgerlijke en politieke rechten (BUPO-verdrag) over euthanasie kraakt harde noten over de Nederlandse euthanasiewet, zo meldden de media de afgelopen weken. Wie het rapport goed leest, komt echter tot een andere conclusie. Het BUPO-rapport behandelt een aantal onderwerpen, zoals anonieme getuigen, de kwestie-Srebrenica en kindermishandeling. Drie zaken betreffen de sector gezondheidszorg. Ik bespreek alleen de twee waarbij wetgeving aan de orde is: euthanasie en de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen.

Niet-strijdig


Bij euthanasie zijn vooral drie punten van belang:


1.  Is een wet over levensbeëindiging op verzoek in strijd met het verdrag?


2.  Zijn de in de wet neergelegde criteria voor euthanasie in strijd met het verdrag?


3.  Wordt de wet voldoende gehandhaafd?


Over de eerste twee punten worden in het rapport geen opmerkingen gemaakt. Daaruit mogen we concluderen dat de euthanasiewet en de daarin neergelegde criteria voor levensbeëindiging op verzoek niet strijdig zijn met het BUPO-verdrag. Nederlandse deskundigen, de Staatscommissie Euthanasie en de Nederlandse regering hebben steeds die mening gehad. Het is een belangrijke constatering dat de Mensenrechtencommissie die mening deelt.


Voor één punt echter vraagt de commissie speciale aandacht. Zonder strijdigheid met het verdrag uit te spreken, acht de commissie het moeilijk een overwogen beslissing van een minderjarige om het leven te beëindigen te rijmen met de zich ontwikkelende rijping van minderjarigen. De commissie onderstreept daarom de noodzaak van bijzondere bescherming voor minderjarigen.

Wetshandhaving



Het rapport gaat hoofdzakelijk over het derde punt, de handhaving van de wet. Er wordt opgemerkt dat het systeem van de euthanasiecriteria ongepaste druk om de criteria te omzeilen wellicht onvoldoende ontdekt en voorkomt. Verder acht de commissie routinematig handelen in de loop van de tijd een gevaar.  Die vragen mogen natuurlijk worden gesteld, móeten zelfs worden gesteld door een commissie die over de toepassing van een verdrag rapporteert.


Naar mijn mening zijn die vragen goed te beantwoorden. In de meer dan 25 jaar dat ik me met euthanasie bezighoud, zijn er geen signalen geweest voor een ontoelaatbare praktijk. En áls een zaak voor de rechter kwam - dat waren er weinig en ze hadden nogal eens het karakter van een proefproces - paste die terecht de criteria streng toe.


De commissie spreekt verder haar bezorgdheid uit over het feit dat de toetsingscommissies slechts in drie van de tweeduizend gevallen tot een negatief oordeel kwamen. Ook deze bezorgdheid is gerechtvaardigd. De verklaring van dit verschijnsel is echter minder gemakkelijk te geven. Immers, een evaluatie van de toetsingscommissies moet nog plaatsvinden. Er zijn verschillende mogelijke verklaringen. Uit de evaluatie zal het antwoord naar voren moeten komen.

Toetsing vooraf



De commissie merkt voorts op dat er meer nadruk moet komen te liggen op de toetsing vooraf. De toetsingscommissies en het Openbaar Ministerie toetsen immers alleen achteraf.


Ook hier weer kan van een gerechtvaardigde opmerking van de commissie worden gesproken. Ik heb eerder, onder andere in mijn Handboek Gezondheidsrecht, gepleit voor het verschuiven van het accent naar toetsing vooraf. Het systeem van opgeleide euthanasieconsulenten (SCEN-artsen) is een stap in die richting. Dat systeem wordt in snel tempo uitgebreid. Het rapport van de Mensenrechtcommissie is een aanleiding te meer om de toetsing vooraf op de agenda te zetten.


We moeten niet schrikken als een VN-commissie haar werk doet en vragen stelt. Belangrijk is dat de Nederlandse euthanasiewet niet wordt afgewezen. Wat is ertegen dat we ons tegenover een internationaal forum verantwoorden over de toepassing van de wet?

Onderzoek met mensen


Ernstiger is het gesteld met de beoordeling door de commissie van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. Hier - en de commissie gebruikt hier zwaardere woorden dan bij euthanasie - gaat de commissie in op de afweging van de risico's van het onderzoek voor de proefpersoon tegen de waarde van het onderzoek en op het doen van onderzoek met wilsonbekwamen.


Over het eerste punt zegt de commissie dat er een limiet in de wet moet worden opgenomen waarbuiten de risico's voor de proefpersoon te groot zijn. Zelfs mogelijke hoge waarde van het wetenschappelijk onderzoek mag, aldus de commissie, niet worden gebruikt om ernstige risico's voor de proefpersoon te rechtvaardigen. Over het tweede punt is de commissie van mening dat met wilsonbekwamen geen onderzoek mag worden gedaan als zij van dat onderzoek geen direct voordeel hebben.


Wat deze twee punten betreft is de commissie, anders dan bij euthanasie, van oordeel dat Nederland de wetgeving moet heroverwegen.


De uitspraken van de Mensenrechtcommissie hebben geen rechtskracht. Zij dienen echter wel serieus te worden genomen. 




prof. dr. H.J.J. Leenen,


emeritus hoogleraar sociale geneeskunde en gezondheidsrecht

Correspondentieadres: Oosterpark 46, 1092 AN Amsterdam

Een andere kijk op kritiek - MC 2001/45. Artikel waarin  M.A.J.M. Buijsen en F.M. VAN Agt&L.M. Damen hun kijk op de zaak geven.

Brieven

1.

prof. dr. H.J.J. Leenen, emeritus hoogleraar sociale geneeskunde en gezondheidsrecht

- MC 2002/66


kindermishandeling
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.