Relatie farmaceutische industrie en onderzoekers
Plaats een reactieKNMG publiceert voorlichtingsserie over gunstbetoon (3)
De verwevenheid tussen (top)klinische onderzoekers en financiers is een terugkerend onderwerp van debat en maatschappelijke kritiek. Verondersteld wordt dat deze verwevenheid negatieve kanten heeft, met name ongewenste beïnvloeding van het voorschrijfgedrag van artsen.1 Moet de farmaceutische industrie dan geen rol meer spelen in het wetenschappelijk onderzoek?
Er zijn duidelijke knelpunten op het gebied van transparantie bij medisch-wetenschappelijk onderzoek, zo bleek eerder tijdens invitational conferences van de KNMG en Nefarma. Zo bestaat onvoldoende inzicht in lopende trials en is niet bekend hoeveel onderzoeken om welke reden voortijdig worden beëindigd. Ook blijkt uit onderzoek dat positieve uitkomsten meer kans hebben gepubliceerd te worden dan negatieve.2 Om onevenwichtige kennisoverdracht te voorkomen, ook in de richting van betrokkenen bij richtlijnontwikkeling, is meer inzicht in de lopende studies gewenst, met name in niet gepubliceerde onderzoeken en voortijdig beëindigde studies.
Publicatiebias
Omdat lang niet alle resultaten van klinisch onderzoek openbaar worden gemaakt, bestaat publicatiebias. Om dit tegen te gaan, maakt de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) sinds een paar jaar onderzoekgegevens aan de hand van het ABR-toetsingsformulier openbaar. Er zijn forse verschillen in de bereidheid om onderzoek in dit trialregister te melden.
Er zijn forse verschillen in de bereidheid
om onderzoek in een trialregister te melden
In 2009 gaven farmaceutische bedrijven bij 47,9 procent van de studies toestemming aan de CCMO voor openbaarmaking. Universitair medische centra (umc’s) en overige ziekenhuizen gaven in 86,3 procent van de studies toestemming.3 Het aanmelden van alle onderzoek in dit trialregister kan een oplossing zijn om meer inzicht te krijgen in trials die in Nederland worden uitgevoerd. Dit heeft als voordeel dat ook onderzoek dat niet tot publicatie leidt, bekend wordt. Vooraanstaande medische tijdschriften, zoals British Medical Journal en The Lancet, eisen al dat onderzoek aangemeld is in een trialregister om voor publicatie in aanmerking te komen. Het percentage nationaal openbaar gemaakt onderzoek stijgt gestaag. Het streven is volledige transparantie.
Transparantie
Terugkomend op de vraag of de farmaceutische industrie dan geen rol zou moeten spelen in het wetenschappelijk onderzoek kunnen we één ding zeker stellen: er is geen geld om alle onderzoeken uit collectieve middelen te financieren en de farmaceutische industrie heeft hier dan ook een blijvende rol in.
Het veld zal daarom harde afspraken moeten maken om publicatiebias te voorkomen. De eerste stappen zijn al gezet. De KNMG, Nefarma, het ministerie van VWS en IGZ zijn in een aantal invitational conferences met elkaar en met een aantal andere partijen in gesprek gegaan over de relaties tussen clinici en financiers en hebben afspraken gemaakt. De uitkomsten van de invitationals zijn duidelijk. Afgesproken is, dat de koepelorganisaties van partijen die medisch-wetenschappelijk onderzoek verrichten, waaronder Nefarma, hun leden zullen oproepen om alle trials te melden, zoals in internationaal verband al de regel is. Tot die tijd moeten artsen zich ervan bewust zijn dat er sprake is van publicatiebias.
M. Babovic, beleidsadviseur KNMG
Correspondentieadres: m.babovic@fed.knmg.nl
Kijk voor meer informatie op www.knmg.nl/gunstbetoon
Noten
1. ‘Fase IV onderzoek als marketinginstrument: beïnvloeding van voorschrijfgedrag door combinatie van elementen’. Inspectie voor de Gezondheidszorg. April 2009.
2. Evans I, Thornton H, Chalmers I. Testing Treatments – better research for better healthcare. London: The British Library, 2006.
3. CCMO Jaarverslag 2009. Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek. April 2010.
Dit is deel drie uit een reeks van vier over gunstbetoon. Deel 1, Betrokkenheid industrie bij richtlijnontwikkeling, verscheen in MC 11/2011: 698; deel 2, Relatie tussen de farmaceutische industrie en de aios , verscheen in MC 13/2011: 826.
- Er zijn nog geen reacties