Specialist ouderengeneeskunde zet medicatiebeleid onterecht voort
2 reacties
Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde over de behandeling van de inmiddels overleden moeder van klager. Klager verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij (1) ten onrechte de antistollingsmedicatie heeft stopgezet, (2) patiënte onvoldoende heeft laten drinken, (3) palliatieve zorg heeft verleend in plaats van zorg op het leven, (4) dat patiënte niet is gereanimeerd en (5) een actieve levensbeëindiging heeft verricht door het toedienen van een te hoge dosis morfine.
Het regionaal tuchtcollege heeft klachtonderdeel 1 gegrond verklaard. De arts verklaarde dat zij gebruikelijk na opname eerst de bestaande medicatie voortzet, en vrijwel nooit direct de medicatie aanpast, maar pas in de loop van de tijd als zij dit nodig acht.
Patiënte kreeg bij opname al geen antistollingsmedicatie, omdat een geriater in een eerder stadium had besloten hiervan af te zien. Volgens het college heeft beklaagde onzorgvuldig gehandeld door eerder ingezet beleid voort te zetten, zonder dit zelf zorgvuldig te (her)beoordelen. Waarschuwing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen.
N. Glaser
Huisarts, Rotterdam
Uiteraard een belachelijke uitspraak. De uitspraak zou eventueel meer van toepassing zijn op de behandelaar in het ziekenhuis aangezien dit degene is die heeft besloten de medicatie niet meer voor te schrijven. Verder lijkt er met name sprake van gee...n goede communicatie naar de familie aangezien deze een andere doel voor ogen had gezien de wens tot (meest waarschijnlijk zinloos) behandelen.
J.J. Jaski
Specialist ouderengeneeskunde, Amersfoort
Inconsistentie in het tuchtrecht? Zie één van de afwegingen van het regionaal tuchtcollege in een andere, al veel besproken tuchtzaak tegen een specialist ouderengeneeskunde (C2020/124):‘5.8 In het tuchtrecht staat de persoonlijke verwijtbaarheid van... een aangeklaagde ter beoordeling. Het college is van oordeel dat verweerster geen verwijt kan worden gemaakt van het stopzetten van de hartmedicatie, aangezien dit niet door verweerster is gebeurd, maar door een zorgverlener in het ziekenhuis waar patiënte was opgenomen. De juistheid of onjuistheid van dat stoppen kan verweerster dan ook niet worden aangerekend. Het tweede klachtonderdeel is om die reden ongegrond.’