Tuchtrecht
Sophie Niemansburg
Sophie Niemansburg
18 minuten leestijd
Klachtencommissie SCEN

SCEN-arts betrekt echtgenoot dementerende vrouw niet bij consult

Uitspraak: Waarschuwing

Plaats een reactie
Getty Images
Getty Images

Een SCEN-arts legt in augustus 2022 een bezoek af aan een vrouw in een verzorgingshuis die bij haar huisarts een euthanasieverzoek, heeft ingediend bij haar huisarts. De vrouw is daar opgenomen wegens gedragsproblemen door vasculaire dementie – thuis wonen bij haar wettelijke echtgenoot ging niet meer.

De SCEN-arts treft de vrouw en haar echtgenoot aan in het rumoerige restaurant van het verzorgingshuis en stelt aan de vrouw voor om in haar eigen kamer het gesprek te voeren. Terwijl ze erheen lopen, vraagt de arts of de echtgenoot niet bij het gesprek moet zijn, maar de vrouw zegt dat hij haar man niet is en ze een latrelatie hebben. De SCEN-arts kan zich tijdens het gesprek een goed beeld vormen van de situatie van de vrouw, en deelt haar aan het einde van dat gesprek mee dat ze positief oordeelt over het euthanasieverzoek.

Ze heeft geen aanvullende informatie nodig van de echtgenoot vindt ze. De verdere procedure deelt ze hem niet mee omdat hij nog in het restaurant is, geen geschikte plek om dit te bespreken. Bovendien gaat ze ervan uit dat de vrouw het verdere verloop met hem zal bespreken. Echtgenoot dient een klacht tegen de SCEN-arts in: hij vindt het onterecht dat hij niet bij het SCEN-consult en het advies is betrokken. De SCEN-arts erkent tijdens de zitting bij de klachtencommissie SCEN dat ze in de communicatie met de echtgenoot tekortgeschoten is en dat ze anders heeft gehandeld dan ze normaal doet door de setting waarin ze hen aantrof. De klachtencommissie vindt dat ze er alles aan had moeten doen om de echtgenoot te spreken om een volledig beeld te krijgen, zeker aangezien zijn partner aan dementie leed. Door dat ziektebeeld kon zijn vrouw hem kennelijk niet vertellen wat de SCEN-arts als advies had gegeven. Omdat de huisarts op vakantie was, duurde het een aantal weken voordat ze het SCEN-advies vernamen waardoor zij lang in spanning zaten. De SCEN-arts wist dat de huisarts het oordeel niet direct kon doorgeven, en had dus de regie moeten nemen, zeker omdat ze de vrouw wel had geïnformeerd. De klachtencommissie geeft de SCEN-arts een waarschuwing.

SCEN-arts en huisarts Sebastiaan van Beek heeft voor de toekomst lessen uit deze klacht getrokken. ‘Bij binnenkomst is deze collega geconfronteerd met een andere setting dan waarin een SCEN-gesprek meestal plaatsvindt, namelijk iemands eigen huis. Wat ik meeneem: als de setting niet goed is, kun je niet aan het gesprek beginnen. Daarnaast is het belangrijk om de gehele SCEN-richtlijn te doorlopen, inclusief communicatie met de partner, ook als al snel duidelijk is dat de persoon aan de euthanasiecriteria voldoet.’

Het valt Antina de Jong, adviseur gezondheidsrecht bij de KNMG, op dat de commissie begrijpt dat de SCEN-arts in dit geval, het was in de vakantieperiode, haar voornemen om positief te adviseren direct met klagers echtgenote heeft gedeeld en dit ook met klager had moeten doen. In de richtlijn voor SCEN-artsen staat namelijk dat de SCEN-arts tijdens het bezoek in principe geen oordeel uitspreekt, tenzij anders is afgesproken met de consultvrager. Het bespreken van de bevindingen van de SCEN-arts met de patiënt is immers de taak van de eventueel uitvoerend arts.

Klachtencommissie SCEN d.d. 9 mei 2023

de volledige uitspraak

Oordeel van 9 mei 2023 naar aanleiding van de op 23 september 2022 ontvangen klacht van A, klager, wonende te B, tegen C, aangeklaagde SCEN-arts, gevestigd te D.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Klachtencommissie SCEN (hierna: de commissie) heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift van klager d.d. 23 september 2022;
- het verweerschrift van de SCEN-arts d.d. 17 oktober 2022;
- de reactie van klager op het verweerschrift d.d. 19 oktober 2022.
1.2 Nadat het er eerst op leek dat klager zijn klacht niet door wenste te zetten, gaf hij op enig moment aan
toch een oordeel van de commissie te wensen. Op 16 maart 2023 is de klacht op een hoorzitting
behandeld. Hierbij waren zowel klager als de SCEN-arts aanwezig. Zowel klager als de SCEN-arts
hadden een toehoorder meegenomen.
1.3
Op de zitting hebben klager en de SCEN-arts hun standpunt nader toegelicht en vragen van de
commissie beantwoord. De commissie heeft het onderzoek daarop gesloten.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?

Centraal in deze zaak staat het handelen van de SCEN-arts voorafgaand aan en tijdens het SCENconsult dat zij op 4 augustus 2022 heeft afgelegd bij klagers echtgenote. De commissie moet antwoord geven op de vraag of de SCEN-arts daarbij heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend SCEN-arts mag worden verwacht. Klager is onder andere van mening dat de SCEN-arts hem onterecht niet heeft betrokken bij het SCEN-consult. De commissie verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de maatregel van een waarschuwing op. Hieronder licht zij deze beslissing toe.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Uit de door partijen toegezonden brieven en wat op de hoorzitting op 16 maart 2023 aan bod is
gekomen, stelt de commissie de volgende relevante feiten vast.
3.2 Klager is de weduwnaar van mevrouw E. (hierna: klagers echtgenote). Klagers echtgenote leed aan
vasculaire dementie. Vanwege haar verhoogde zorgvraag en gedragsproblematiek verbleef zij in een
verzorgingstehuis dat gericht is op patiënten met dementie.
3.3 Op enig moment heeft klagers echtgenote bij haar huisarts een verzoek voor euthanasie gedaan. De
huisarts heeft vervolgens verweerster (hierna: de SCEN-arts) gevraagd een SCEN-consult te
verrichten. In het eerste telefoongesprek hebben de SCEN-arts en de huisarts onder meer gesproken
over de planning van het SCEN-consult. De huisarts had aangegeven dat zij op korte termijn op
vakantie ging en dat zij – als de SCEN-arts positief zou adviseren op het euthanasieverzoek – niet
direct na haar vakantie wilde overgaan tot uitvoering van de euthanasie. De SCEN-arts heeft in het
telefoongesprek aangegeven dat een SCEN-verslag, c.q. advies van SCEN-arts een bepaalde
houdbaarheidsdatum heeft en dat er dus niet al te lange tijd mag zitten tussen een (positief) advies en
de uitvoering van de euthanasie. Daarop hebben de huisarts en de SCEN-arts afgesproken dat de
SCEN-arts het consult niet direct zou uitvoeren, maar daar nog even mee zou wachten. De SCEN-arts
twijfelde of sprake was van voltooid leven problematiek, zodat zij zich voorafgaand aan het SCENconsult voornam klagers echtgenote tijdens het consult onder vier ogen te spreken om zich een
volledig beeld te kunnen vormen van het verzoek. Uiteindelijk heeft het SCEN-consult op 4 augustus
2022 plaatsgevonden, ongeveer een week na het telefoongesprek tussen de huisarts en de SCENarts.
3.4 Op 4 augustus 2022 ontmoette de SCEN-arts klager en zijn echtgenote in het restaurant van het
verzorgingstehuis waar klagers echtgenote verbleef. Klager en zijn echtgenote waren op dat moment
aan het eten. Klager heeft de SCEN-arts wat te eten aangeboden. De SCEN-arts heeft dat aanbod
afgeslagen. Vervolgens heeft klager de SCEN-arts de NVVE-verklaring van zijn echtgenote onder de
aandacht gebracht. Hierop heeft de SCEN-arts aangegeven dat zij onder vier ogen met klagers
echtgenote over haar euthanasieverzoek wilde praten en dat zij dat bijvoorbeeld in de privékamer van
klagers echtgenote wilde doen.
3.5 Klagers echtgenote en de SCEN-arts zijn vervolgens van tafel gegaan en richting de privékamer van
klagers echtgenote gelopen. Klager bleef achter aan de tafel in het restaurant. Voordat de SCEN-arts
en klagers echtgenote de privékamer bereikte, heeft de SCEN-arts klagers echtgenote gevraagd of
haar echtgenoot niet mee kwam. Daarop antwoordde klagers echtgenote volgens de SCEN-arts dat
hij aan het eten was, dat hij haar man niet was en dat zij een latrelatie hadden.
3.6 In de privékamer van klagers echtgenote heeft de SCEN-arts met klagers echtgenote gesproken over
haar euthanasieverzoek. Aan het eind van het gesprek heeft de SCEN-arts klagers echtgenote laten
weten dat zij positief zou adviseren over het euthanasieverzoek en dat het SCEN-verslag later zou
volgen via de huisarts. Vervolgens heeft de SCEN-arts het verzorgingstehuis via het restaurant
verlaten en met een zwaaigebaar afscheid genomen van klager.
3.7 Vier dagen na het SCEN-consult heeft de SCEN-arts het SCEN-verslag naar de huisarts gestuurd.
Klager heeft pas na enkele weken kennisgenomen van het SCEN-verslag, althans van het daarin
opgenomen positieve advies. Dit nadat hij zelf contact had gezocht met de huispraktijk.

4. Wat houdt de klacht in?

4.1 Op 23 september 2023 heeft klager per e-mail een klacht ingediend over het handelen van de SCENarts op 4 augustus 2022. Daaruit zijn vijf klachtonderdelen gedestilleerd, met de inhoud waarvan
klager tijdens de zitting heeft ingestemd en die hierna worden toegelicht.

Klachtonderdeel 1 –De SCEN-arts heeft zich niet voorgesteld met haar naam
Het eerste verwijt dat klager de SCEN-arts maakt, is dat zij zich bij binnenkomst van het
verzorgingstehuis niet met haar naam heeft voorgesteld. Zij heeft alleen haar functie als SCEN-arts
benoemd.

Klachtonderdeel 2 – Klager mocht van de SCEN-arts niet bij het SCEN-consult aanwezig zijn
Als tweede verwijt klager de SCEN-arts dat zij hem niet heeft betrokken bij het SCEN-consult door
hem uitdrukkelijk te kennen te geven dat zij onder vier ogen met zijn echtgenote in gesprek zou gaan.
Hierdoor heeft klager niet de kans gehad om zijn echtgenote te ondersteunen in het gesprek en
desgevraagd zijn visie op het euthanasieverzoek te geven, hetgeen wel gebruikelijk is tijdens een
SCEN-consult.

Klachtonderdeel 3 – SCEN-arts heeft niet mondeling afscheid genomen van klager
Het derde verwijt is dat de SCEN-arts geen afscheid van klager heeft genomen nadat zij het gesprek
met zijn echtgenote had afgerond. De SCEN-arts heeft alleen naar klager gezwaaid toen zij via het
restaurant het verzorgingstehuis verliet. Hierdoor heeft klager niet de gelegenheid gehad te vragen
hoe het gesprek was gelopen en wanneer het advies met hen zouden worden gedeeld.

Klachtonderdeel 4 – Advies is pas na enkele weken kenbaar gemaakt
Het vierde verwijt dat klager de SCEN-arts maakt, is dat het advies pas na enkele weken met hem is
gedeeld, en wel nadat hij daarover zelf contact had opgenomen met de huisartsenpraktijk. Klager
heeft gedurende enkele weken in grote onzekerheid geleefd omdat hij niet wist of wanneer hij het
advies zou vernemen en of dat advies positief zou zijn.

Klachtonderdeel 5 – SCEN-arts heeft zich onnodig grievend uitgelaten over aard relatie klager en zijn
echtgenote
Het vijfde verwijt dat klager de SCEN-arts maakt, is dat zij zich in haar verweerschrift onnodig
grievend heeft uitgelaten over de aard van de relatie tussen klager en zijn echtgenote. In haar
verweerschrift beschrijft de SCEN-arts de relatie van klager en zijn echtgenote als een ‘latrelatie’ en
schrijft zij dat klagers echtgenote zou hebben gezegd: ‘Het is mijn man niet, wij hebben een latrelatie’.
Hoewel klager en zijn echtgenote inderdaad al enige tijd niet meer onder één dak leefde, waren zij
nog steeds elkaars wettige echtgenoot. De reden dat klager en zijn echtgenote niet langer onder één
dak leefden, was omdat dat vanwege de gedragsproblemen van klagers echtgenote niet meer
mogelijk was. Door te spreken van een ‘latrelatie’ miskent de SCEN-arts de aard van de relatie tussen
klager en zijn echtgenote en is zij voorbij gegaan aan de reden dat zij niet langer konden
samenwonen.

5. Wat is het standpunt van de aangeklaagde SCEN-arts?

5.1 In haar verweerschrift d.d. 17 oktober 2022 en op de zitting d.d. 16 maart 2022 heeft de SCEN-arts
haar zienswijze op de klacht gegeven. De zienswijze van de SCEN-arts wordt hieronder per
klachtonderdeel weergegeven.

Klachtonderdeel 1 –De SCEN-arts heeft zich niet voorgesteld met haar naam
Wat betreft het eerste klachtonderdeel schrijft de SCEN-arts in haar verweerschrift dat zij zich niet kan
voorstellen dat zij zich niet heeft voorgesteld zonder haar naam te noemen. Ter zitting heeft de SCENarts aangevuld dat zij een beetje overdonderd was door de setting. Zij trof klager en zijn echtgenote in
het restaurant aan, waar zij nog bezig waren met het avondeten. Zij wilde de reden van haar komst,
de euthanasiewens van klagers echtgenote, liever niet in een openbare ruimte bespreken, met het
gevaar dat anderen mee zouden kunnen luisteren. Zij verwachtte dat de verpleging klagers
echtgenote naar haar privékamer zouden begeleiden nadat zij zich bij binnenkomst aan een
medewerker had voorgesteld als SCEN-arts en het doel van haar bezoek had medegedeeld. Dat de
verpleging dat niet heeft gedaan en zij zich in het restaurant tot klager en zijn echtgenote moest
wenden, bracht haar enigszins van haar stuk. Het zou kunnen dat zij zich daardoor niet (met haar
naam) heeft voorgesteld, maar dat kan zij zich haast niet voorstelen.

Klachtonderdeel 2 – Klager mocht van de SCEN-arts niet bij het SCEN-consult aanwezig zijn
Over het tweede verwijt heeft de SCEN-arts in haar verweerschrift geschreven en mondeling ter zitting
herhaald dat zij, toen zij aangaf klagers echtgenote ‘onder vier ogen’ te willen spreken, niet bedoeld
heeft dat klager daar in zijn geheel niet bij aanwezig mocht zijn. Wel had zij zich voorafgaand aan het
SCEN-consult voorgenomen klagers echtgenote tijdens het consult onder vier ogen te spreken om
zich een volledig beeld te kunnen vormen van het verzoek. Zij meent dat sprake is van een
semantische kwestie, waarbij ‘onder vier ogen’ niet letterlijk moet worden genomen, maar zo moet
worden begrepen dat het gesprek primair wordt gevoerd met de patiënt en dat de partner als
toehoorder aanwezig is. Dit is volgens haar ook gebruikelijk.
Toen de SCEN-arts met klagers echtgenote naar de privékamer liep, heeft zij haar nog wel gevraagd
of haar echtgenoot mee kwam. Klagers echtgenote gaf daarop volgens de SCEN-arts aan dat hij aan
het eten was, dat klager haar man niet was en dat zij een latrelatie hadden. Het gesprek met klagers
echtgenote verliep heel goed en gaf de SCEN-arts geen aanleiding om klager er alsnog bij te halen,
wat zij dan ook niet heeft gedaan.

Klachtonderdeel 3 – SCEN-arts heeft niet mondeling afscheid genomen van klager
Ten aanzien van het derde klachtonderdeel schrijft de SCEN-arts in haar verweerschrift dat zij bij wijze
van afscheid inderdaad alleen naar klager heeft gezwaaid. Zij achtte het ongepast om in het
restaurant afscheid te nemen van klager, omdat mensen mogelijk mee konden luisteren. Daarnaast
vond de SCEN-arts klagers echtgenote mondig en helder genoeg om een en ander zelf met haar
echtgenoot te bespreken. Normaal gesproken spreekt zij de familie van de geconsulteerde wel, maar
een situatie als de onderhavige, waarin de partner zich in een rumoerig restaurant bevindt, had zij nog
niet eerder meegemaakt.

Klachtonderdeel 4 – Advies is pas na enkele weken kenbaar gemaakt
Wat betreft het vierde klachtonderdeel heeft de SCEN-arts aangegeven dat zij wel wist dat de huisarts
op vakantie was, maar niet voor hoelang. Zij kon er geen invloed op uitoefenen dat de huisarts pas na
drie weken contact heeft opgenomen met klagers echtgenote. Zij betreurt het dat het echtpaar
ondanks haar bemoedigende afscheidswoorden drie weken in spanning heeft gezeten.

Klachtonderdeel 5 – SCEN-arts heeft zich onnodig grievend uitgelaten over aard relatie klager en zijn
echtgenote
Over het vijfde klachtonderdeel heeft de SCEN-arts ter zitting verklaard dat de passage uit haar
verweerschrift waarin zij schrijft dat klagers echtgenote heeft aangegeven dat klager haar man niet is
en zij een latrelatie hebben geenszins grievend bedoeld was. De SCEN-arts vond het opvallend dat
klagers echtgenote zo goed en trots kon vertellen over haar woonsituatie. Zij vond dat een positief
punt, waaruit wat haar betreft ook de zelfstandigheid van klagers echtgenoot bleek. Zij betreurt het dat
klager de passage als schofferend heeft ervaren.

6. Wat zijn de overwegingen van de commissie?

6.1 De commissie wijst er allereerst op dat het bij de toetsing van professioneel handelen er niet om gaat
of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de SCENarts heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot onder
gelijke omstandigheden mag worden verwacht, rekening houdend met de stand van de wetenschap
ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake
als norm of standaard werd aanvaard.
6.2 De kern van het kader waarbinnen de commissie zich een oordeel vormt over het gedrag en het
handelen van een SCEN-arts, is de KNMG-richtlijn Goede steun en consultatie bij euthanasie (2012),
verder te noemen: de richtlijn. In deze richtlijn staat immers puntsgewijs beschreven welk gedrag en
handelen in beginsel van een SCEN-arts mag worden verwacht. Het behoort tot de
verantwoordelijkheid van iedere SCEN-arts om bij de beoordeling van het euthanasieverzoek de
richtlijn adequaat toe te passen en zo de verdere professionalisering van SCEN te bevorderen.
6.3 Op basis van de schriftelijke stukken, alles wat op de zitting is besproken en de voornoemde richtlijn,
komt de commissie tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Hierna licht de commissie
haar beslissing toe. Zij zal klachtonderdeel 2 en 3 vanwege de onderlinge samenhang gezamenlijk
behandelen.

Klachtonderdeel 1 – De SCEN-arts heeft zich niet voorgesteld met haar naam
De commissie stelt vast dat klager en de SCEN-arts van mening verschillen over de vraag of de
SCEN-arts zich wel of niet met haar naam heeft voorgesteld. Klager weet zeker dat de SCEN-arts dat
niet heeft gedaan, terwijl de SCEN-arts zich dat niet kan voorstellen. Aangezien de commissie er niet
bij is geweest toen klager en de SCEN-arts elkaar ontmoetten, kan zij niet vaststellen of de SCEN-arts
daarbij haar naam heeft genoemd. Volgens vaste jurisprudentie wordt in gevallen als het onderhavige,
waarbij sprake is van het woord van de één tegen het woord van de ander, geen oordeel geveld. Aan
het woord van de één kan immers niet meer waarde worden gehecht dan aan het woord van de
ander. Daarom verklaart de commissie dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 2 & 3 – Klager mocht van de SCEN-arts niet bij het SCEN-consult aanwezig zijn &
SCEN-arts heeft niet mondeling afscheid genomen van klager
De commissie constateert dat klagers echtgenote leed aan vasculaire dementie en dat kennelijk
sprake was van een dusdanige zorgvraag en dusdanige gedragsproblematiek dat zij niet meer met
klager kon samenwonen en dat een opname in een verzorgingstehuis, speciaal gericht op
dementiezorg, noodzakelijk was. Ook constateert de commissie dat klagers echtgenote, waarschijnlijk
vanwege de vasculaire dementie, kennelijk niet in staat is geweest klager te informeren over het
voornemen van de SCEN-arts om positief te adviseren.
Als sprake is van een patiënt met een dementieel syndroom en gedragsproblematiek waarvoor hij of
zij is opgenomen in een verzorgingstehuis, is volgens de commissie extra zorgvuldigheid geboden. Zo
acht de commissie het van groot belang dat een SCEN-arts in een dergelijk geval de visie van de
partner of andere naaste(n) op het euthanasieverzoek vraagt. Zeker als deze partner of naaste, zoals
ook bij klager het geval was, mantelzorgtaken verleende. Daarbij gaat het de commissie er
uitdrukkelijk niet om dat er getoetst wordt of wat de patiënt zegt wel klopt, maar om het creëren van
een volledig beeld van de situatie. Dit kan door de partner of de naaste(n) in het gesprek met de
patiënt te betrekken of door hen afzonderlijk te spreken.
De commissie stelt vast dat de SCEN-arts klager alleen bij binnenkomst kort heeft gesproken en dat
de SCEN-arts klager niet naar zijn visie op het euthanasieverzoek heeft gevraagd. Desgevraagd heeft
klager ter zitting toegelicht dat hij niet de ruimte voelde om de SCEN-arts na afloop van het gesprek
met zijn echtgenote zelf nog aan te spreken om zijn visie met haar te delen. Dit omdat zij zo duidelijk
had gezegd dat zij niet met hem in gesprek ging, maar met zijn echtgenote. De SCEN-arts heeft ter
zitting desgevraagd aangegeven dat zij na afloop van het gesprek met klagers echtgenote een goed
gevoel had en geen behoefte had om nog met klager in gesprek te gaan en van hem aanvullende
informatie te ontvangen, te meer niet omdat klager zich nog steeds in het openbare restaurant bevond
en zij het daar te rumoerig vond.
De commissie overweegt dat de SCEN-arts klager ten onrechte in het geheel niet in de gelegenheid
heeft gesteld om zijn visie op het euthanasieverzoek te geven. De commissie is van mening dat de
SCEN-arts op enig moment met klager in gesprek had moeten gaan, bijvoorbeeld toen zij het gesprek
met klagers echtgenote had afgerond. Dat de SCEN-arts niet in het openbare en rumoerige restaurant
met klager in gesprek wilde gaan, begrijpt de commissie, maar er waren alternatieven denkbaar. Zo
had zij aan een van de medewerkers van het verzorgingstehuis kunnen vragen om klager op enig
moment te vragen zich ook naar de privékamer te begeven of had ze hem, nadat zij zijn echtgenote
onder vier ogen had gesproken, zelf kunnen ophalen. Op die manier had zij in alle rust, zonder het
gevaar dat anderen konden meeluisteren, klager naar zijn visie kunnen vragen en hem als naaste
kunnen betrekken op dit toch zeer belangrijke moment in het leven van hem en zijn echtgenote. Nu de
SCEN-arts ervoor heeft gekozen na afloop van het gesprek met klagers echtgenote niet in alle rust
met klager te spreken, kon de SCEN-arts in de visie van de commissie niet volstaan door bij wijze van
afscheid naar klager te zwaaien. Zij had, ondanks de openbaarheid en de rumoerigheid van het
restaurant, enige terugkoppeling van het gesprek aan klager kunnen en moeten geven, met name ook
in het licht van de afwezigheid van de huisarts en het ziektebeeld van klagers echtgenote.
De SCEN-arts heeft ter zitting toegelicht dat zij bij nader inzien anders had moeten handelen en
bijvoorbeeld mondeling afscheid had moeten nemen van klager. Zij heeft toegelicht dat zij zich niet op
haar gemak voelde door de setting van het rumoerige restaurant vol met andere bewoners en hun
naasten, en dat zij daarom wellicht anders handelde dan zij normaal gesproken doet. De commissie
kan zich voorstellen dat de SCEN-arts een setting als de onderhavige niet gewend is. De commissie
meent echter dat van een SCEN-arts mag worden verwacht dat hij of zij de naaste van een patiënt
niet uit het oog verliest, ook niet als hij of zij in een voor hem of haar nieuwe setting komt. Door te
handelen zoals zij heeft gedaan, heeft zij klager in het geheel niet betrokken, wat heeft geleid tot veel
spanning en verdriet bij klager. De commissie verklaart klachtonderdeel 2 en 3 dan ook gegrond.

Klachtonderdeel 4 – Advies is pas na enkele weken kenbaar gemaakt
Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel heeft de commissie ter zitting aan klager gevraagd of dit
klachtonderdeel zich richt tegen de huisarts, de SCEN-arts of allebei. Klager gaf aan dat het
klachtonderdeel zich richt tegen beide artsen. Klager heeft zijn klacht ook aan de huisarts voorgelegd,
waarop zij haar excuses heeft aangeboden voor het gebrek aan (duidelijke) communicatie rondom het
SCEN-verslag, c.q. het advies van de SCEN-arts. De commissie kan geen oordeel vellen over een
klacht tegen de huisarts. De commissie begrijpt de klacht tegen de SCEN-arts zo dat klager vindt dat
de SCEN-arts niet voldoende met de huisarts heeft afgestemd hoe en wanneer het SCEN-verslag,
althans het advies van de SCEN-arts, met klager en zijn echtgenote zou worden gedeeld.
Ter zitting heeft de SCEN-arts verklaard dat zij met de huisarts de afspraak had gemaakt dat zij bij
een negatief advies contact zou leggen door de huisarts te bellen of anderszins te contacten. Niet is
gebleken dat SCEN-arts (duidelijke) afspraken heeft gemaakt over het delen van een positief advies.
Dit terwijl zij wist dat de huisarts het advies waarschijnlijk niet direct (zelf) met klager en zijn
echtgenote zou bespreken vanwege haar vakantie. De commissie is van mening dat het op de weg
van de SCEN-arts had gelegen om met de huisarts duidelijke afspraken te maken over de
communicatie van het advies met klager en zijn echtgenote. Op basis van punt 2 van de richtlijn moet
de SCEN-arts immers de regie voeren met betrekking tot alle aspecten van het consultatieproces,
waaronder het maken van goede en sluitende afspraken over de onderlinge bereikbaarheid en
beschikbaarheid. De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook gegrond.
In haar verweerschrift heeft de SCEN-arts aangegeven dat zij er geen invloed op kon uitoefenen dat
het advies pas na enkele weken met klager is gedeeld. Ook heeft zij ter zitting toegelicht dat zij haar
bevindingen wel met klagers echtgenote heeft gedeeld en dat zij ervan uit is gegaan dat die een en
ander wel met haar echtgenoot zou bespreken. Gelet op de bijzondere omstandigheden in de
vakantieperiode waarin het SCEN-consult werd gevraagd en uitgevoerd, kan de commissie volgen dat
de SCEN-arts haar voornemen om positief te adviseren direct met klagers echtgenote heeft gedeeld.
Gelet op het ziektebeeld van klagers echtgenote en de afwezigheid van de huisarts vanwege
vakantie, meent de commissie dat de SCEN-arts ook klager had moeten inlichten over haar
voornemen een positief advies te geven. Dit had zij gelijktijdig met het nemen van afscheid kunnen
doen. Op die manier had ook voorkomen kunnen worden dat klager wekenlang in spanning
achterbleef.

Klachtonderdeel 5 – SCEN-arts heeft zich onnodig grievend uitgelaten over aard relatie klager en zijn
echtgenote
Klager neemt het de SCEN-arts kwalijk dat zij in haar verweerschrift heeft geschreven dat zijn
echtgenote zou hebben gezegd dat hij haar man niet was en dat zij een latrelatie hadden. Hij heeft dit
als zeer kwetsend ervaren omdat hij haar wettige echtgenoot was en (de gedragsproblemen als
gevolg van) de vasculaire dementie de reden was dat zij niet meer samenwoonden. De SCEN-arts
heeft ter zitting toegelicht dat zij deze passage in haar verweerschrift heeft opgenomen omdat dit
volgens haar blijk gaf van de zelfstandigheid van klagers echtgenote en dat zij het zeker niet heeft
opgenomen om klager te grieven. De commissie begrijpt goed dat het voor klager pijnlijk is geweest
om te lezen dat zijn echtgenote hun jarenlange huwelijk heeft omschreven als een latrelatie en meent
dat de SCEN-arts deze opmerking – door in gesprek te gaan met klager – nader had moeten
onderzoeken ten tijde van het consult. Dat de SCEN-arts dat om haar moverende redenen in het
verweerschrift heeft opgenomen, acht de commissie echter niet verwijtbaar. Dit klachtonderdeel
verklaart de commissie dan ook ongegrond.

Maatregel
Uit het voorgaande volgt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De vraag die nu voorligt, is of een
maatregel passend is en zo ja welke. De commissie overweegt hierover het volgende. De SCEN-arts
is tekortgeschoten in haar communicatie richting klager. Zij heeft klager niet in de gelegenheid gesteld
zijn visie op het euthanasieverzoek met haar te delen. Dit vindt de commissie kwalijk, zeker gelet op
het ziektebeeld van klagers echtgenote. Daarnaast vindt de commissie dat de SCEN-arts tekort is
geschoten in haar regierol met betrekking tot de communicatie over het advies, gelet op punt 2 van de
richtlijn had zij hierover duidelijke(re) afspraken moeten maken met de huisarts. Tijdens de zitting
heeft de SCEN-arts erkent dat zij richting klager tekort is geschoten, en daarvoor heeft zij haar
excuses aangeboden. Bovendien heeft de SCEN-arts zich tijdens de procedure open en toetsbaar
opgesteld. Dit maakt dat het college volstaat met het opleggen van een waarschuwing, als een
zakelijke terechtwijzing.

7. Wat is de beslissing van de commissie?

De commissie oordeelt klachtonderdeel 2, 3 en 4 gegrond en legt aan de SCEN-arts de maatregel op
van waarschuwing.

De commissie

  • bepaalt dat dit oordeel in geanonimiseerde vorm ter publicatie zal worden
    aangeboden aan Medisch Contact, het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en
    Gezondheidszorg Jurisprudentie.
    (…)..

Aldus gegeven in raadkamer door mr. L. Beij, voorzitter, drs. M. van Bergeijk, drs. B.J.P. Vis-Janssens
de Varebeke en mw. B. van den Heuvel, leden van de Klachtencommissie SCEN, in tegenwoordigheid
van mr. C.M. Zetsma, secretaris.

Meer tuchtrecht:

euthanasie levenseinde Tuchtrecht scen
  • Sophie Niemansburg

    Sophie Niemansburg werkt sinds 2022 als journalist bij Medisch Contact Ze schrijft onder meer voor de rubrieken tucht en wetenschap. Ook bespreekt ze regelmatig een tuchtzaak in de wekelijkse podcast van Medisch Contact.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.