Kaakchirurg in opleiding en supervisor reageren niet adequaat
1 reactieKlager is door verweerster op de poli MKA-chirurgie onderzocht wegens klachten aan zijn hals. Op de CT-scan bleek geen maligniteit te zien. Wel dat klager een ‘trombose vena jugularis boven de massa doorlopend tot in de sinus sigmoïdeus’ had, ook wel bekend als het syndroom van Lemierre.
Verweerster heeft de uitslag met klager besproken, die vervolgens behandeld is. Later meldde klager zich opnieuw wegens aanhoudende en weer verergerende klachten, waarop verweerster klager nogmaals heeft onderzocht. Na overleg met de vaatchirurg en nader (beeldvormend) onderzoek, heeft verweerster klager met spoed doorverwezen naar een internist-infectioloog.
Een jaar later bleek dat klager leed aan een gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom. Klager verwijt verweerster dat zij tekort is geschoten in haar differentiaaldiagnostische overwegingen, dat zij geen noodzakelijk aanvullend onderzoek heeft gedaan en dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de trombose. Volgens het college waren er voldoende aanwijzingen voor de gestelde werkdiagnose. Wat betreft de trombose heeft verweerster inderdaad geen juist beleid gevoerd. Klacht gedeeltelijk gegrond, maar geen maatregel omdat verweerster destijds aan het begin van haar opleiding stond en een supervisor had die haar medicatiebeleid niet heeft gecorrigeerd. Tegen de supervisor heeft klager ook een tuchtklacht ingediend. Deze krijgt een waarschuwing.
RTG Eindhoven, 3 mei 2022 (kaakchirurg in opleiding) / (supervisor)
chirurg n.p., Den Haag
Ik las in het volledige verslag van deze tuchtrechtzaak dat er bij het eerste onderzoek door de kaakchirurg-in-opleiding sprake was van “verharde lymfklieren” naast de forse zwelling van het halsabces. “Verharde” lymfklieren zijn beslist niet typisch... voor een infectie, dus had daar meer aandacht aan geschonken moeten worden. Bij de beschrijving van het CT-scan-onderzoek staat geen beschrijving van vergrote lymfklieren. Nergens blijkt dat in het daaropvolgende jaar de toestand van de “verharde lymfklieren” is gevolgd tot een jaar later op advies van een andere kaakchirurg een punctie “van het lymklierpakket” is verricht waarna de diagnose van uitgezaaid plaveiselcelcarcinoom is gesteld. In dat jaar was de patiënt gezien door twee internisten en drie KNO-artsen. Het lijkt erop dat genoemde 5 collega’s steekjes hebben laten vallen. Ook van de kaakchirurg-in-opleiding had verwacht mogen worden dat zij na de drainage aandacht had geschonken aan hoe het die lymfklieren verging. Die hadden na drainage van het abces in regressie moeten gaan. Zij had in haar differentiaaldiagnose ook ‘maligniteit’ staan.