Cosmetisch arts moet uitkering terugbetalen vanwege bijklussen in schuur

Een arts moet ruim 133 duizend euro terugbetalen aan het UWV. Hij ontving tussen 2012 en 2018 een WIA-uitkering vanwege psychische klachten, terwijl hij in zijn tuinhuis/schuur bijkluste als cosmetisch arts.

Het UWV heeft de 133 duizend euro WIA-uitkering die de arts in die periode ontving terecht teruggevorderd, oordeelt de Centrale Raad van Beroep in een hoger beroepszaak die de arts instelde. 

De man ontving sinds april 2011 een uitkering vanwege zijn psychische klachten. Hij was 100 procent arbeidsongeschikt verklaard. In 2017 deed een medewerker van het UWV een fraudemelding, omdat was geconstateerd dat hij werkzaamheden als cosmetisch arts verrichtte. De arts zelf ontkent dat hij inkomsten heeft ontvangen uit arbeid. Ook zou hij door zijn slechte gezondheid niet in staat zijn geweest tot het verrichten van werkzaamheden en zou er sprake zijn van vooringenomenheid bij de verzekeringsartsen van het UWV over zijn gezondheidstoestand. 

Professionele behandelruimte 

Maar tijdens een bezoek aan zijn woning, ontdekten de fraudeonderzoekers dat de man zijn tuinhuis/schuur als professionele behandelruimte had ingericht. Hij werd daar in operatiekleding aangetroffen en was bezig met een consult of een behandeling van een vrouw. Tijdens verhoren stelde hij zelf dat hij voor zijn werkzaamheden geen geld ontving, maar het als een hobby beschouwde. Uit het onderzoek bleek echter dat hij zowel op Facebook als op een website adverteerde als arts voor cosmetische behandelingen en daarbij vermeldde welke prijzen hij hanteerde. Op zijn bankrekeningen werden vanaf 2012 wekelijks of maandelijks bedragen variërend van minder dan 100 tot meer dan 1000 euro gestort, diverse keren met de omschrijving ‘behandeling’. Ook was te zien dat de man verschillende uitgaven had gedaan voor de aanschaf van onder meer medische apparatuur. De rechter vindt het niet aannemelijk dat het zou gaan om leningen van vrienden en familie en om eigen aflossingen. 

Wat de Centrale Raad van Beroep betreft staat vast dat de man de inkomsten uit zijn werkzaamheden niet aan het UWV heeft doorgegeven, terwijl hij dat wel had moeten doen. Hij had kunnen weten dat deze inkomsten van invloed konden zijn op zijn recht op uitkering en de hoogte daarvan.