Laatste nieuws
Christa Carbo
7 minuten leestijd
huisartsgeneeskunde

Nascholing bewust kiezen

Plaats een reactie

Huisartsen moeten nagaan waar de lacunes in hun kennis zitten

Aan de samenstelling van de nascholingsactiviteiten worden geen specifieke eisen gesteld. Iedere huisarts kan zelf een keuze maken uit het ruime aanbod. Meestal kiest hij dan voor nascholing over zijn favoriete onderwerp. Misschien is het tijd om een actief scholingsbeleid te gaan voeren.



Er mankeert iets aan het systeem van nascholing voor huisartsen. De bestaande praktijk is niet effectief genoeg. Het cursusaanbod kan beter en de individuele huisarts moet bewuster omgaan met de keuze van wat hij wil leren of bijspijkeren. Dit betoogde Job Metsemakers bij zijn inauguratie als hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de Universiteit Maastricht.


‘Huisartsen moeten zich niet laten leiden door wat er op de deurmat valt’, vindt Metsemakers. ‘Uit onderzoek blijkt dat ze de neiging hebben in het kader van de nascholing onderwerpen te kiezen waarvan ze al veel weten. Ik pleit ervoor dat ze veel zorgvuldiger nagaan waar de lacunes in hun kennis en vaardigheden zitten. Zoek uit wat nodig is voor je praktijk. Ontdek je deficiënties en baseer daarop een plan voor nascholing.’


Voor de vijfjaarlijkse herregistratie in het specialistenregister (huisartsgeneeskunde is een van 34 erkende specialismen volgens de Wet BIG) zijn twee eisen geformuleerd. De betrokkene moet in de eerste plaats in voldoende mate als huisarts werken. Dit is nu nog twee dagdelen in de week, maar dat zal


in de loop van volgend jaar worden opgetrokken tot het dubbele, zestien uur per week. Ten tweede moet hij in de afgelopen vijf jaar ten minste tweehonderd uur hebben deelgenomen aan geaccrediteerde deskundigheidsbevordering.


Aan de vorm of de inhoud van deze activiteiten worden geen nadere eisen gesteld. Iedere huisarts is vrij een keuze te maken uit het ruime aanbod. In theorie is het dus mogelijk dat een huisarts uitsluitend nascholing volgt over bijvoorbeeld hart- en vaatziekten omdat dit zijn favoriete onderwerp is. Metsemakers: ‘Het is natuurlijk menselijk dat je kiest voor een onderwerp dat je persoonlijke interesse heeft. Dat is leuk, je vindt op zo’n cursus aansluiting, het communiceert prettig. Maar nascholing over zo’n gekoesterd onderwerp is waarschijnlijk precies wat je het minst nodig hebt. Je zou juist onderwerpen moeten kiezen die je lastig vindt.’

Herregistratie


Lourens Kooij, algemeen secretaris van de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie (HVRC) die de herregistratieprocedure uitvoert, is het met de teneur van Metsemakers’ betoog eens. ‘Het klopt dat huisartsen in het huidige systeem vrij zijn om cursussen te volgen die ze niet nodig hebben, terwijl ze de onderwerpen die juist wel nuttig zouden zijn, links laten liggen. Of het in de praktijk ook echt zo gaat, is niet iets wat we bij de HVRC toetsen, laat staan dat we inzicht hebben in de gebreken per individuele arts. Het is de verantwoordelijkheid van de huisartsen om zelf actief na te gaan hoe ze hun nascholing het best kunnen inrichten.’


Uit een steekproef onder de huisartsen die het afgelopen jaar herregistratie hebben aangevraagd, is gebleken dat de beroepsgroep ruimschoots voldoet aan de eis van gemiddeld veertig uur nascholing per jaar. Over de inhoud van de


activiteiten is minder bekend. Kooij: ‘Ik heb de indruk dat de meeste huisartsen zich betrekkelijk breed scholen. Als er sprake is van scheefgroei, betreft dit een minderheid. Maar ik steun van harte Metsemakers’ opvatting dat de huisarts zou moeten kiezen op basis van het zich bewustzijn van zijn witte plekken.’

 

Foto: NHG

Venijnig kantje


Aan Metsemakers’ opmerking dat huisartsen zich niet moeten laten leiden door wat er op de deurmat valt, zit een venijnig kantje. De hoogleraar doelt onder meer op het royale aanbod aan nascholingscursussen van de kant van


de farmaceutische industrie. Een verleidelijk aanbod vaak, met bijeenkomsten op fraaie - soms buitenlandse - locaties en een aantrekkelijk, flankerend programma dat met de feitelijke scholing weinig te maken heeft. Daar komt nog bij dat een gedegen universitaire Boerhaave-cursus duur is, terwijl het concurrerende aanbod vanuit de industrie gratis of bijna gratis is. ‘We moeten af van het systeem waarbij de huisarts op basis van de fraaiste folder en de mooiste accommodatie kiest voor een cursus die hij niet nodig heeft’, vindt Metsemakers.


Ook Kooij vraagt zich af of de cursussen die worden aangeboden door de farmaceutische industrie ‘altijd wel zo zinvol zijn voor de huisarts’. ‘Een onafhankelijke onderwijs- of beroepsinstelling heeft natuurlijk een ander doel dan een farmaceutisch bedrijf. De laatste wil reclame maken, pillen verkopen.’

Commercie


Lode Wigersma, directeur Beleid en Advisering van de KNMG, is verantwoordelijk voor het College voor Accreditering van Huisartsen, het orgaan dat de activiteiten die meetellen voor herregistratie toetst en toelaat (of afwijst). Volgens Wigersma zit  achter een kwart tot eenderde van het totale aanbod aan nascholingscursussen een commerciële aanbieder. Hij is het met de anderen eens dat het van sommige ervan de vraag is hoe nuttig ze zijn. ’Wij kunnen daar


echter niet op selecteren. Het college gaat na hoe wetenschappelijk verantwoord het aanbod is en, in geval van sponsoring, of de sponsor voldoende op de achtergrond blijft. Het is bijvoorbeeld verboden briefpapier van een commercieel bedrijf te gebruiken voor cursusmateriaal. Maar of een aanbieder met de honderdzoveelste cursus over diabetes komt, is voor ons geen kwestie. Het is aan de deelnemers zelf om na te gaan hoeveel nut het bijwonen van zo’n activiteit heeft.’


Het bedrijfsleven gebruikt, de geldende regels ten spijt, beproefde reclametactieken om huisartsen voor hun aanbod te interesseren. Kooij: ‘Huisartsen krijgen dagelijks veel post en iedereen heeft de neiging om een mooi, opvallend poststuk als eerste uit de stapel te vissen. Zelf kreeg ik vandaag een zilveren envelop waar voelbaar iets inzat. Dat trekt natuurlijk de aandacht en maakt nieuwsgierig. Tegelijkertijd realiseerde ik me dat dit pakje wel afkomstig zou zijn van de farmaceutische industrie en dat het dus vermoedelijk niet van groot belang was voor mijn dagelijks werk.’


Het cursusaanbod met commerciële (bij)bedoelingen is geen punt van grote zorg, vindt Kooij. ‘We moeten hier niet te veel energie aan besteden. Het klopt dat er veel wordt aangeboden, maar huisartsen nemen er niet op grote schaal aan deel. Het aandeel van de farmaceutische industrie in de deskundigheidsbevordering bedraagt feitelijk nog geen 10 procent.’

Te knellend


Metsemakers noch Kooij voelt voor een aanpassing van het herregistratiesysteem op basis van dwang. ‘Helemaal dichttimmeren wat de huisarts precies moet doen en laten, zou te knellend zijn,’ meent Metsemakers, ‘Een systeem met verplichte toetsen is wat mij betreft niet aan de orde. Leren moet uit jezelf komen. Het heeft verreweg het meeste effect als je het zelf wilt en je er de noodzaak van inziet.’


Kooij: ‘Ik geloof niet in het nut van repressieve methoden als verplichte herexamens, al komen die in andere landen wel voor. De eisen die we nu stellen aan deskundigheidsbevordering worden breed gedragen door de beroepsgroep en dat is belangrijk. De bedoeling ervan is niet om het kleine aantal disfunctionerende collega’s op te sporen - dat is slechts een bijproduct - maar om de kwaliteit van het huisartsgeneeskundig handelen in den brede te bevorderen. Ik denk dat we een goed systeem hebben, maar geen enkel systeem is zonder tekortkomingen. Daarom is het goed om alert te blijven op de kwaliteit van de aangeboden cursussen én om te blijven hameren op de noodzaak voor huisartsen om zichzelf kritisch en toetsbaar op te stellen.’


Wigersma pleit wel voor een systeem van toetsen. ‘Ik denk dat we daar op den duur naartoe moeten. Zo’n aardverschuiving is dat niet. Huisartsen in opleiding zijn al gewend aan periodieke zelftoetsing waarbij je erachter komt waar je niet goed in bent. Iets dergelijks zou voor afgestudeerde en werkende huisartsen ook kunnen worden ontwikkeld. Als zulke toetsen hun nut in de praktijk hebben bewezen, zouden ze op den duur zelfs verplicht moeten worden. Ik zou de huisartsgeneeskunde willen oproepen hiermee aan de slag te gaan. Het lijkt me een verantwoordelijkheid van de beroepsgroep zelf. Het Nederlands Huisartsen Genootschap zou hierin een belangrijke rol kunnen spelen.’

Hulpmiddelen


Sinds enkele jaren komen er in toenemende mate hulpmiddelen beschikbaar voor huisartsen die een adequate keuze willen maken uit het aanbod aan scholingsactiviteiten. Metsemakers noemt het Visitatie Instrument Praktijkvoering, een methode voor ‘doorlichting’ van de praktijk waarvoor arts, assistente en patiënten vragenlijsten invullen. Een deskundige kan op basis hiervan en van een eigen onderzoek in de praktijk concreet rapporteren welke aspecten speciale aandacht behoeven. ‘Dat zou je eens in de zoveel jaren moeten doen’, vindt Metsemakers, ‘Het kost geld, maar er is geen enkele organisatie die haar kwaliteitsbeleid voor niets krijgt.’


Er zijn ook andere methoden, zoals scorelijstjes voor bepaalde aspecten van de praktijkvoering die collega-huisartsen kunnen afnemen, of video-observatie. Metsemakers: ‘Gebruik die hulpmiddelen om een plan te maken voor veranderpunten op praktijkniveau, of voor leerdoelen op individueel niveau.’


Naarmate de huisartsenzorg zich meer en meer organiseert in groepen en de eenmanspraktijk terrein verliest, wordt het gemakkelijker de scholing van de deelnemende huisartsen gestructureerd aan te pakken. ‘Hoe groter de organisatie is waarin je werkt, des te gemakkelijker is het om scholingsbeleid te voeren. In gezondheidscentra is dit onderwerp meestal nadrukkelijker aan de orde dan bij ‘losse’ huisartsen.’

Actief leren


Over de kwaliteit van de beschikbare nascholingsactiviteiten stelt Metsemakers dat deze ‘nog beter kan’. ‘Als je een hele dag in een bankje zit en zes keer drie kwartier luistert, is het een wonder als je de stof onthoudt. Laat staan dat het geleerde van invloed is op je professionele handelen. Daarom zouden de activiteiten veel meer gericht moeten zijn op actief leren in kleine groepen, op implementatie en op evalueren van de voorgenomen veranderingen.’


 Lourens Kooij onderschrijft dit. Hij pleit zelfs voor een aanscherping van de eisen voor herregistratie op dit punt. ‘We zouden bijvoorbeeld in de regelgeving kunnen opnemen dat je de helft van al je nascholingsuren doorbrengt met actieve vormen, zoals intercollegiale toetsing. Dat heeft meer effect dan passief luisteren. Een dergelijke eis zou goed te controleren zijn.’


Wigersma: ‘Het is bekend dat kleinschalige en actieve nascholing verreweg het effectiefst is. Als je op dit punt nadere eisen wilt stellen, is dat aan de opleidingscolleges. Zij kunnen de opleidingsbesluiten hiertoe aanpassen.’  n

Christa Carbo,
journalist

huisartsgeneeskunde opleiding
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.