Liever lange stages dan korte coschappen
De geneeskundeopleiding is geen beroepskeuzetest
8 reactiesIn een coschap van zes weken blijven de contacten met collega’s en patiënten oppervlakkig. Terwijl juist via die contacten veel te leren valt voor de huidige artsen in spe. Net afgestudeerd geneeskundestudent Claudia Tielemans pleit voor een eigentijdser systeem met een beperkt aantal lange stages.
Al zolang als de geneeskunde beoefend wordt, bestaat een aanzienlijk deel van de opleiding tot arts uit leren op de werkvloer in een leerling-meesterrelatie. Ongetwijfeld was dit eeuwenlang een meer dan degelijk opleidingssysteem. Echter, met de opkomst van specialisaties en subspecialisaties zijn er door de jaren heen steeds meer meesters voor één leerling bij gekomen. Gevolg is een ‘moderne’ opleiding die meer weg heeft van een eindeloze aaneenschakeling van snuffelstages dan van een universitaire master.
Het is een eindeloze aaneenschakeling van snuffelstages
Vaak worden klinische stages afgerond in twee tot zes weken, bij uitzondering zijn dit er twaalf of achttien. Gaat het om een coschap van twaalf weken, dan komen er vaak alsnog drie tot vijf disciplines aan bod; elk met een eigen afdeling, programma en eindbeoordeling. Dit systeem biedt weliswaar een brede kennismaking met de verschillende vakgebieden, maar als pasafgestudeerde Nederlandse geneeskundestudent eindig ik met hechtingsproblematiek en laat ik een trits personen achter die mijn naam allang weer zijn vergeten.
Zorgvraag verandert
De zorg verandert continu en de artsenopleiding verandert niet snel genoeg mee. Al sinds de negentiende eeuw is er een proces gaande van specialisatie en subspecialisatie van het artsenberoep, leidend tot een gefragmenteerd zorgaanbod. Daarnaast verandert ook de groep mensen die om deze zorg vraagt. Patiënten zijn autonomer, blijven langer thuis wonen, hebben vaker chronische aandoeningen en hun groep als geheel ondergaat een vergrijzing die de zorg compliceert. Als gevolg van deze ontwikkelingen verandert de zorgvraag van patiënten aan hun artsen. Zij zoeken geen paternalistische encyclopedie, maar een emotioneel begeleider, een partner in de besluitvorming, iemand die makkelijk verschillende professionals in hun zorgproces kan engageren. Om de artsen in spe adequaat voor te bereiden op deze veranderingen zouden competenties gericht op shared decision making en interprofessioneel samenwerken dan ook de kern moeten vormen van de huidige geneeskundeopleiding.
Korte contacten
Het huidige coschapsysteem, met veel korte coschappen, biedt slechts een beperkte mogelijkheid voor het leren van deze competenties. Doordat ik steeds in zes weken een coschap afgerond moest hebben, bleef voor mij het contact met zowel collega’s als patiënten vaak oppervlakkig. Omdat ik – ook binnen een coschap – iedere week op een nieuwe afdeling meeliep of iedere dag met een andere specialist de polikliniek bemande, was eenzelfde patiënt regelmatig terugzien een zeldzaamheid. Laat staan dat ik deelde in de besluitvorming van hun zorgproces. Artsen en verpleegkundigen op deze werkplekken zagen me in ditzelfde tempo komen en gaan, en we deden meestal niet echt ons best om elkaar te leren kennen. Een begrijpelijk gevolg van de korte contacten, maar het stond het interprofessioneel samenwerken behoorlijk in de weg. Verder voelde ik door de zeer frequente beoordelingsmomenten een enorme druk om te moeten opvallen. Hierdoor liet ik het opdoen van kennis soms bewust voorgaan op het opdoen van praktijkervaring. Ik ging niet assisteren op de polikliniek of de operatiekamer, maar werkte onder werktijd verslagen uit en zocht feitjes op die ik dan in aanwezigheid van een beoordelaar kon laten vallen. Ik betrapte mezelf er regelmatig op dat ik meer dan met ‘arts worden’ bezig was met ‘coassistent zijn’. Longitudinaal leren in langere coschappen zou helpen de geneeskundemaster veel meer dan nu te benutten voor het leren van de eerdergenoemde competenties. Dit door meer waardevol patiënt- en collegiaal contact en minder continue prestatiedruk.
Feitjes vergaren
Het systeem van korte stages in zoveel mogelijk disciplines wekt de indruk dat studenten inhoudelijke kennis moeten opdoen in al die vakgebieden. Meerdere argumenten pleiten tegen een dergelijk systeem. Ten eerste is het een illusie dat je overal inhoudelijke kennis van zou kunnen opdoen. Waar vroeger het aantal aandoeningen en behandelmogelijkheden vrij beperkt was, is in de huidige geneeskunde het totaal aan kennis gewoonweg te groot, te gefragmenteerd en te gecompliceerd. Zelfs na drie jaar coschappen zullen studenten slechts met een beperkt deel van de geneeskunde in aanraking zijn gekomen. Ten tweede is het opdoen van specifieke vakinhoudelijke kennis in dit stadium van de artsenopleiding mijns inziens niet nodig. Uiteraard ontken ik niet dat een goede arts parate kennis moet hebben, ik betwist alleen dat de geneeskundemaster de plek is om deze kennis op te doen. Ik ben van mening dat er over het algemeen te veel waarde wordt gehecht aan de vakspecifieke kennis en expertise die wij opdoen tijdens onze masterfase. Vakspecifieke kennis leer je pas echt goed in je eerste anios-baan en je vervolgopleiding. Een beginnende assistent die op de Spoedeisende Hulp oog in oog staat met een patiënt met een acuut glaucoom, zal zich niet beroepen op zijn coschap oogheelkunde om deze patiënt te helpen. Wellicht leest hij of zij snel een protocol en – nog waarschijnlijker – put uit de ervaring van collega’s en supervisors. Om dokters voor te bereiden op deze vervolgopleiding hebben we er in de toekomst meer aan om de focus te leggen op andere leerdoelen dan het vergaren van feitjes over alle vakgebieden.
Leerdoelen in lange stages moeten zijn: samenwerking en de arts-patiëntrelatie
Toekomstideaal
Richard Koopmans schetst in zijn artikel ‘Prima dat basisvakken verdwijnen uit de opleiding’ in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde het idee van een geneeskundebachelor gericht op moderne basisvakken zoals gespreksvaardigheden, psychologie en het toepassen van richtlijnen.1 Het einddoel: artsen opleiden tot adviseur en keuzebegeleider van de patiënt. Mijn voorstel zou zijn om met eenzelfde doel ook de master rigoureus aan te passen. In mijn toekomstideaal lopen coassistenten lange stages van zes maanden in een veel kleiner aantal, zelfgekozen specialismen. Dit zien we al langer bij andere studies, zoals de verpleegkundeopleiding. Leerdoelen voor deze stages zouden hoofdzakelijk gericht zijn op samenwerking en de arts-patiëntrelatie. Kennisdoelen zijn niet vakinhoudelijk maar conceptueel. De coschappen zouden vaker buiten het ziekenhuis worden gelopen, waarbij de sociale omstandigheden van de patiënt meer aandacht krijgen. Beoordeling en feedback berusten niet op het ondertekenen van formuliertjes maar op daadwerkelijke, langdurige observatie van iemands functioneren door de verschillende leden van het zorgteam. Uiteraard zijn talloze praktische problemen het gevolg van het invoeren een nieuw systeem, maar daarvoor zijn ook weer talloze oplossingen denkbaar. Wellicht moet de masteropleiding korter worden, met een extra dedicated schakeljaar voor elke vervolgopleiding.2 Mogelijk ontkomen we er niet aan om een kernstage te verplichten, gericht op acuut handelen en basic life support. Misschien moeten studenten begeleiding van een mentor krijgen bij het maken van een uitgebalanceerde keuze van stages. Het vasthouden aan een verouderd, onlogisch systeem puur vanwege praktische bezwaren is in ieder geval slecht verdedigbaar.
Geen beroepskeuzetest
Als u zich afvraagt hoe toekomstige studenten dan kunnen kiezen welk vak binnen de geneeskunde zij willen beoefenen, moet ik u helaas teleurstellen. Ik denk namelijk dat dat geen relevante vraag is in deze discussie. Probeer maar eens uit te leggen aan een rechten- of economiestudent dat ze een stage in elk mogelijk toekomstig werkveld zouden moeten lopen. Stages zijn bedoeld als een veilige plek om ervaring op te doen, fouten te maken en vaardigheden te leren, niet als een zo exact mogelijke weergave van alle mogelijke toekomstige banen. Met andere woorden: de geneeskundemaster is geen lange, dure beroepskeuzetest.
De geneeskundemaster zou als doel moeten hebben jonge dokters de competenties mee te geven om zich op een verantwoorde en bekwame wijze in te zetten voor zo goed mogelijke patiëntenzorg. En daarvoor is longitudinaal leren in veel langere coschappen noodzakelijk.
Onfortuinlijke individuen
Natuurlijk is het in dit nieuwe systeem vervelend als studenten terechtkomen bij een specialisme dat zijzelf minder leuk vinden. En uiteraard moeten we onze uiterste best doen om iedereen op een voorkeursplek te plaatsen. Maar dat zal niet altijd lukken. In een dergelijk geval loop je als student een aantal maanden rond op een plek die je op vakinhoudelijk vlak minder interesseert. Dat is een nadeel voor een klein aantal studenten. Tegelijkertijd weegt het voordeel voor alle studenten – inclusief deze onfortuinlijke individuen – wat mij betreft veel zwaarder. Immers, op die ene minder leuke plek leer je nog steeds veel meer waardevolle competenties dan je op de alternatieve vier tot zes leuke snuffelstages had opgepikt.
Geneeskundestudenten zullen in dit nieuwe systeem op hun stageplaatsen de kans krijgen om daadwerkelijk te aarden, te groeien en een veilige leeromgeving te ervaren. Zo kunnen ze vervolgens een volledig en zelfgestuurd leerproces doormaken. Op die manier geven we ze, veel meer dan nu, de kans om de essentiële competenties te vergaren die artsen in de toekomst nodig hebben.
Auteur
Claudia Tielemans, MSc
pasafgestudeerd student geneeskunde aan de Universiteit Utrecht
Contact
cc: redactie@medischcontact.nl
Voetnoten
1. Koopmans RP. Prima dat basisvakken verdwijnen uit de opleiding. Ned Tijdschr
Geneeskd. 2018;162:D3082
2. Dedicated schakeljaar. Nederlandse federatie van universitair medische centra:
www.nfu.nl/programma/dedicated-schakeljaar/betrokkenen/
Dianne Wielaard
Arts-Docent Chirurgie, Haarlem
Beste Claudia,
ik las je stuk in medisch contact en ben het ZO met je eens dat ik even moest reageren. Ik ben o.a. KTO docent in de masterfase van de VU. Ik ben alweer tien jaar geleden afgestudeerd, maar heel veel is er in de opleiding niet verande...rd. Nog steeds veel te weinig aandacht voor mogelijkheden buiten de standaard specialismen (studenten hebben geen idee wat ze met hun artsenbul allemaal zouden kunnen worden), en nu heb je me ook de ogen geopend m.b.t. die gekke korte coschappen.
Dank dus voor je verhaal. Ik hoop dat je adviezen en ideeën vervolg krijgen!
Herbert Roerdink
chirurg, Deventer
Het pleidooi van Claudia Tielemans is mij uit het hart gegrepen (ook al ben ik het niet eens met de opmerkingen over tijdens de co-schappen opgedane vakinhoudelijke kennis). De kern van haar betoog "de co-schappen zijn een eindeloze aaneenschakeling ...van snuffelstages" slaat de spijker op zijn kop. Voordat de co-assistent ook maar een beetje gewend is aan de volgende nieuwe afdeling kondigt zich de laatste week van het co-schap al weer aan en kan de co-assistent zich opmaken voor de volgende stage. Er is geen tijd om te landen en te leren. Bovendien kan het in het huidige systeem voorkomen dat een co-assistent arts wordt zonder bijvoorbeeld ooit een co-schap interne geneeskunde gelopen te hebben. We doen onze huidige co-assistenten daarmee te kort. Het zijn enthousiaste en zeer gemotiveerde jonge mensen. Ik wil graag de kans krijgen om ze wat te leren en eerlijk te beoordelen. Hoe kan van ons verwacht worden te oordelen over de professionele ontwikkeling van een co-assistent nadat ze 2 ochtenden een spreekuur hebben mee gelopen?
Ik pleit voor een systeem waarbij elke co-assistent tenminste 2 tot 3 maanden de basis (poort)specialismen doorloopt (interne geneeskunde, heelkunde, kindergeneeskunde) gevolgd door een keuzeprogramma met stages van tenminste 6 weken. Een verpleeghuis stage en huisartsen stage zouden een verplicht onderdeel moeten vormen. Bovenstaande is niet een hang naar vroeger toen alles nog goed was maar een veel gehoorde wens onder de huidige door mij begeleide co-assistenten en ik sluit me daar volledig bij aan.
Janneke Kuijlen
Huisarts, Bergen op Zoom
Voor mij zijn de coschappen iets meer dan 10 jaar geleden. Zou het kunnen dat de invulling in die tijd anders was? Als huisarts heb ik juist het gevoel veel aan de co-schappen gehad te hebben. Ik had er niet aan moeten denken er een te missen. Ook de... kortere co schappen zoals dermatologie, oogheelkunde en Kno vond ik super leerzaam. Ik heb een co schap nooit als snuffelstage ervaren. Zo een term doet hetgeen wat je deed als co echt te kort. Voor mij was het een uitdaging om in die tijd van 4 tot 6 weken zo veel mogelijk van het vak te weten, zodat ik op het eind zelf de afdeling of policonsulten kon doen, weliswaar onder supervisie, maar je kreeg dan best wat verantwoordelijkheid en dat was super leuk en heel leerzaam. Het laatste jaar bestond uit een langere semi-arts stage van 3 maanden en 3 maanden keuzecoschap(pen). Dat was een mooie brug naar het arts-assistentschap daarna. Als arts-assistent begeleidde ik co-assistenten. Het verschil in niveau en inzet van de co’s was best groot. Ik weet zeker dat de co’s die zich inzette en taken naar zich toe trokken meer hebben geleerd dan degene die snuffelend aan de zijlijn bleven staan. Misschien zijn de tijden veranderd, maar ik denk dat iedere co assistent van een co-schap meer maken dan een snuffelstage! Realiseer je dat je het met de kennis die je tijdens je co-schappen moet doen.
Piet Van Loon
Orthopeed/ houdingsdeskundige, Oosterbeek
Hier worden de kern van een groot probleem aangesneden vanuit een zeer betrokken jonge "ervaringsdeskundige". De "zorgvragen" in het volk lopen uit de hand en de te oppervlakkig opgeleide jonge arts ziet door de bomen het bos niet meer. De totaal ver...splinterde opbouw van het curatieve apparaat en de oneindige veelheid aan farmacologische in invasieve behandelingen in ieder specialisme maken angstig. Het is voor een oudere arts (klassieke orthopedie) niet fijn om te zien, dat er zoveel ongerustheid over het niet meer goed toegerust worden onder jongeren bestaat. Ook niet, dat op alle terreinen de jeugd "het steeds minder goed gaat doen". De huidige student, die "dokter wil worden", gelukkig nog steeds om "mensen beter te maken", of om "oplossingen voor ziekten en aandoeningen" te gaan ontdekken, kan niet weten, dat in het onderwijs sinds de Mammoetwet, van juist de Huishoudschool (moest weg) tot en met de universitaire geneeskunde, de Gezondheidsleer ( Preventieleer, Hygiëneleer) is gaan verdwijnen. Vanaf dat moment verdwenen nl. alle Duitstalige leerboeken van juist die basisvakken die de je hele biowetenschappelijke basis gaven, over hoe je eerst gezonde ontwikkeling ( ontogenese) en groei tot een gezonde volwassenen in de kern moest begrijpen, zodat je bij ziekte en aandoening de externe factoren kon benoemen en liefst weghalen of bijsturen, waar dan wel de morfologische dan wel de fysiologische componenten door aangetast of gehinderd werden. De brede problematiek door de sedentaire en binnenlevende (schermverslaafde) leefstijl, die de jeugd massaal oploopt (bijziendheid, blessuregevoeligheid, burnout, rugproblemen, moeheid, diabetes, autisme etc.) had ooit in die Gezondheidsleer haar preventiekennis allang opgebouwd en was in de common sense en de opvoedingssystematiek (Montessori,arts) die daar bij past tot diep in ons onderwijs en ons volk gepenetreerd. De preventiekracht is weg uit de curricula en dus uit de common sense! Jullie moeten naar het Malieveld!
Fenna Hofman
huisarts/huisartsopleider, Amstelveen
Beste Claudia,
Het is jammer dat je de coschappen ziet als een beroepskeuzetest in plaats van een mogelijkheid zoveel mogelijk medische kennis op te doen. Je lijkt ook erg goed te weten wat de patiënt zoekt "geen paternalistische encyclopedie, maar ...een emotioneel begeleider". Knap dat je dat zo goed weet als pas afgestudeerd arts.
Jouw argument dat je niet meer je best hoeft te doen om van alle vakgebieden inhoudelijke kennis op te doen omdat het totaal aan kennis gewoonweg te groot is, te gefragmenteerd en te gecompliceerd vind ik verontrustend. Specifieke vakinhoudelijke kennis in dit stadium van de artsenopleiding is volgens jouw niet nodig? Wanneer wil je die kennis dan op doen? Het draait allemaal om communicatie. Communicatie met een arts die geen vakinhoudelijke kennis heeft is echter gebakken lucht. Bij lezen van jouw artikel bekruipt mij het gevoel dat je de verkeerde studie hebt gekozen.
Margret Kaandorp
Arts, coach, Pessotherapeute , Amsterdam
In mijn werk als docent voor junior-coassistenten kan ik beamen dat de korte coschappen gemiddeld niet toe komen aan het doel van een goede bekwame arts worden. Als docent en opleider is er te weinig tijd en ruimte om te beoordelen of de student vold...oende reflectief vermogen heeft om zichzelf te verbeteren of om fake gedrag te
doorzien. Mijn eigen ervaring in de jaren tachtig waren overigens nog slechter. Ik deed m’n coschappen verplicht (betaald) over in Zweden waar ik merkte dat ik nog veel te weinig wist en durfde. Hopelijk wordt er geluisterd naar de kritiek zoals in dit artikel is beschreven en laten we de sociale aspecten van het artsenvak niet enkel alleen over aan verpleegkundig specialisten.
Martijn
HAIO, Groningen
Ook ik heb de coschappen als een soort van veredelde snuffelstages ervaren. In 4 weken ben je nauwelijks geland op een afdeling.. laat staan dat een supervisor die je soms nauwelijks gezien heeft een representatieve beoordeling kan geven. Zonder al t...e veel intellectuele inspanning kun je een driejarige universitaire master halen: ‘niet vaardig, maar aardig’ en ‘just smile and wave’. Ik heb de co-schappen vooral als intensief ervaren door de tijdsinvestering, continu aan moeten passen aan nieuwe werkomgevingen en het veinzen van interesse bij vakken die wat minder mijn interesse hadden. Achteraf had ik bredere en langere ervaring willen opdoen in de algemenere vakgebieden zoals interne en heelkunde. Dus een co-schap van bijv 2-3 maanden (ANIOS-setting, op de afdeling) zou dan meer bijgedragen hebben. Eigenlijk een soort van semiarts-stage dus...
Daan
, ANIOS
Beste Claudia,
Ik hoop dat je straks niet teleurgesteld zult raken over de mate en kwaliteit van het vakinhoudelijk onderwijs dat je aangeboden zult krijgen in je eerste banen als ANIOS. Daar is het geregeld zwemmen of verzuipen en zul je frequent... bijzonder verheugd zijn als plots binnengeschoten kennis uit college of co-schap als reddingsboei kan dienen.
Het beroepsbeeld dat je in je betoog schetst (voornamelijk gericht op adviseren, begeleiden, zorgcoördinatie en emotionele ondersteuning) is dat van een reeds bestaand vak, de zogeheten case manager, veelal verpleegkundig specialisten die je op steeds meer afdelingen aantreft. De artsen kunnen zich daardoor beter toeleggen op hun belangrijkste toegevoegde waarde voor de zorg: hun vakinhoudelijke kennis en vaardigheden.
Groet en veel succes,
Daan