Laatste nieuws
S. Willems
4 minuten leestijd

Knellend keurslijf

Plaats een reactie


Moderne opleiding niet gebaat bij overhaaste invoering nieuwe regels

De kwaliteit van de medische vervolgopleiding verbeteren? Ja graag! Maar dan wel met behulp van methoden en maatregelen die de aios niet beperken in zijn flexibiliteit.

Het moderne opleiden is in januari 2005 in gang gezet met een nieuw stelsel van regelgeving voor opleiding, opleiders, opleidingsinrichtingen en opleidingsinstituten. Doel van deze herstructurering is, volgens de minister van VWS, ‘de hoogste kwaliteit bieden tegen een redelijke prijs’.

Sleutelbegrippen binnen deze utilistische visie zijn: competentiegerichtheid, flexibiliteit en transparantie. Met als wezenlijke veranderingen: de verplichting tot het opstellen van een transparant opleidingsplan, de invoering van zogenaamde kwaliteitsindicatoren op basis waarvan een deel van de opleidingsplaatsen in de toekomst zal worden toegekend en het bijhouden van een portfolio.

De meeste aios zullen dit beoogde doel, initieel ingezet door het Centraal College Medisch Specialismen (CCMS) en de beroepsverenigingen, toejuichen. Deze veranderingen betekenen immers dat binnen de opleiding de aios centraal staat en er ruimte en tijd is voor meer gestructureerd, cursorisch onderwijs en ontwikkeling van algemene en specialistspecifieke competenties. De vraag is of alle middelen die hiervoor worden ontwikkeld en aangewend het gestelde doel daadwerkelijk dienen.

Zo verlangt het College Opleidingen en Beroepen in de Gezondheidszorg (COBG) een transparant opleidingsplan waarin de opleiding van de aios van begin tot eind is vastgelegd. Dit biedt de beginnende aios enerzijds structuur en houvast, maar beperkt hem/haar anderzijds ook om van dit plan af te wijken. Eventuele zwangerschap of uitroostering voor wetenschappelijk onderzoek, anders dan gepland voorafgaand aan de opleiding, vormen al gauw een probleem. Invoering van een strak opleidingsplan is daarom in directe tegenspraak met het sleutelbegrip ‘flexibiliteit’.

Onnuttig
Het CCMS reikt, om de kwaliteit van de opleiding te verbeteren, handvatten aan zoals de korte praktijkbeoordeling (KPB) en de 360-gradenbeoordeling (allround beoordeling gebaseerd op feedback van verschillende hiërarchische niveaus en externe partijen). Beide beoordelingen zijn bedoeld om zelfreflectie en feedback te stimuleren.

Hoewel KPB’en zijn gericht op kennis, klinische vaardigheden en consciëntieus gedrag van aios, is dit voor de 360-gradenbeoordelingen aantoonbaar niet het geval.1 Onderzoek laat zien dat veel 360-gradeninstrumenten niet tot objectieve, valide en betrouwbare feedback leiden.2 Invoering van dergelijke 360-gradenfeedback is daarmee dus niet alleen niet nuttig, maar ‘evidence-based’ onnuttig en dus niet wenselijk.

Hoeveel KPB’en er per jaar moeten worden ingevuld, is nog punt van discussie. Aangezien bij de opleiding van aios pathologie er vrijwel continu sprake is van een een-op-eenrelatie, zou het niet onverstandig zijn de wettelijke minimumeis van tien tevens als maximumeis te beschouwen. Oplegging van één KPB per module lijkt sterk overdreven, zal waarschijnlijk niet tot beter inzicht over het functioneren van de aios leiden en brengt in elk geval een hoop administratieve rompslomp en daarmee samenhangende ergernis met zich mee.

Hamvraag
De minister wil duidelijkheid scheppen in de kwaliteit van de verschillende opleidingsinstellingen. Op dit moment werkt een projectgroep van het CBOG aan het ontwikkelen van deze kwaliteitsindicatoren. Gezien de gevolgen van het toetsen aan kwaliteitsindicatoren voor het toekennen van (een deel van de) opleidingsplaatsen, is de hamvraag hoe men denkt de kwaliteit van de opleiding praktisch te toetsen. De ingevoerde kwaliteitscriteria moeten objectiveerbaar, valide en reproduceerbaar zijn.

Als het systeem van kwaliteitsindicatoren is bestemd voor intern gebruik, is een gerechtigde vraag wat dergelijke toetsing feitelijk meet. Belangrijk voor de uiteindelijke toewijzing van opleidingsplaatsen is immers niet hoe de kwaliteit van de opleiding daadwerkelijk is, maar hoe deze bij toetsing aan de indicatoren blijkt. Dit betekent dat de opleider is gebaat bij een goede beoordeling van de aios.

Als de opleider zelf toetst, zal het resultaat van de toetsing dus niet alleen afhangen van de kwaliteiten van de aios, maar eerder van de wens van de opleider over die kwaliteiten. Aios die ondermaats presteren, zullen dus met een ‘genadezesje’ ontsnappen. Dit ondermijnt niet alleen het nut van dergelijke toetsing, maar torpedeert tevens de waarde van de toetsuitslag en is dus in tegenspraak met het beoogde doel van transparantie.

Onafhankelijk – nationaal of internationaal – toetsen lijkt een beter instrument; het beperkt subjectieve beoordeling en is in verschillende landen (Verenigde Staten, Zweden en Engeland) voor sommige specialistenopleidingen reeds een feit.

Tijdrovend
De verworven competenties moeten worden bijgehouden in het portfolio. Ondanks de invoering van het portfolio vier jaar geleden, bestaat bij veel aios nog altijd onduidelijkheid over de precieze invulling hiervan. Dit blijkt onder andere uit de grote verschillen in samenstelling van het portfolio, zowel kwalitatief als kwantitatief, variërend van enkele 23-rings­klappers tot een enkel A4’tje.

Deze discrepantie bestaat tussen aios die dezelfde opleiding volgen, zelfs binnen hetzelfde opleidingsinstituut. Verheldering en enige sturing vanuit hogere gremia zouden wenselijk zijn, maar worden niet bevorderd door continue mutaties in de vereist gestelde inhoud. Er wordt nu een tijdrovend beroep gedaan op de creatieve competenties van de aios (overigens geen ­officiële opleidingseis), terwijl de bijdrage van het portfolio aan daadwerkelijk valide, objectiveerbare toetsing van de beoogde competenties vooralsnog slechts suboptimaal is. Illustratief is dat pas drie jaar na invoering van het portfolio de Landelijke Pathologie Assistenten Vereniging (LPAV) is gevraagd mee te denken aan een zinvolle inrichting ervan.

Dominant
Aios dragen het beoogde doel van de minister van VWS – een verhoging van de kwaliteit van de opleiding – een warm hart toe. Vooral het verplicht stellen van cursorisch onderwijs en de ontwikkeling van competenties binnen opleidingstijd zullen wezenlijk bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van de opleiding. Zonder het belang van adequaat documenteren te onderschatten, lijkt overhaaste invoering van onvoldoende doordachte maatregelen en methoden echter weinig zinvol.

Opleiders en beroepsverenigingen dienen ervoor te waken dat de aios uiteindelijk niet decentraal wordt geplaatst en de regel zelf de dominante factor in de opleiding wordt. Het zogenaamd regelutilisme was in de negentiende eeuw onder leiding van John Stuart Mill een kort leven beschoren. Opleving hiervan ligt echter op de loer met het gevaar dat aan het eigenlijke doel van het ‘moderne opleiden’ wordt voorbijgeschoten.

Stefan Willems, aiosko (arts in opleiding tot specialist en klinisch onderzoeker) pathologie Leids Universitair Medisch Centrum, voorzitter Landelijke Pathologie Assistenten Vereniging
Correspondentieadres:

s.m.willems@lumc.nl;
c.c.: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld.

Samenvatting
- Het moderne opleiden biedt aios de mogelijkheid op het ontwikkelen van algemene en specialistspecifieke competenties.
- Toetsing en administratie hiervan is onvermijdelijk.
- Het risico bestaat dat ondoordachte en te strikte regelgeving onnodige bureaucratisering in de hand werkt.

PDF van dit artikel
aios zwangerschap
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.