Laatste nieuws
Sophie Niemansburg
Sophie Niemansburg
9 minuten leestijd
geestelijke gezondheidszorg

‘Hier kan ik zelf trauma- en zingevingstherapie geven als ik vind dat dat belangrijk is’

Psychiaters worden blij van de autonomie die ze hebben bij BuurtzorgT

Plaats een reactie
Erik van ’t Woud
Erik van ’t Woud

Sinds tien jaar is er een kleine speler binnen de specialistische ggz, BuurtzorgT, die bestaat uit zelfsturende kleine wijkgerichte behandel­teams. Zonder managers, met weinig administratie en nauwelijks wachtlijsten. Medisch Contact vroeg twee enthousiaste psychiaters waarom ze juist daar werken.

‘Hier kan ik, samen met mijn team en cliënt, bepalen hoe ik mijn werk inricht, zonder dat ik druk ervaar van een manager. Als er bijvoorbeeld psychotherapie geïndiceerd is, en die wil ik zelf geven, dan kan ik dat gewoon doen.’

Die autonomie in haar werk is de belangrijkste reden dat ouderenpsychiater Birgit aan de ­Stegge (48) sinds anderhalf jaar bij BuurtzorgT werkt. Daarvóór was ze drie jaar psychiater bij een grote ggz-instelling, waar haar werkplezier zienderogen afnam. Ze past in het beeld dat uit een onderzoek (uit 2020) van De Jonge Psychiater naar voren kwam: veel psychiaters gaan gebukt onder bureaucratie, hoge administratieve druk en weinig autonomie. En door die ‘marginalisatie’ en de lange wachtlijsten ervaren ze een hoge werkdruk. Maar sinds ze dus bij de ­zelfsturende organisatie BuurtzorgT aan de slag ging, heeft ze naar eigen zeggen een droombaan. BuurtzorgT bestaat uit 74, over het land ­verspreide, kleine teams, die patiënten met ­ernstige psychiatrische aandoeningen thuis behandelen (zie kader).

Birgit aan de Stegge: ‘Ik deed de sollicitatie­gesprekken in het park’

Zelf opzetten

In de regio waar Aan de Stegge wilde werken, was nog geen behandelteam van BuurtzorgT. Dus moest ze – à la de filosofie van BuurtzorgT – zelf aan de slag met het opzetten van zo’n team. Want al heeft BuurtzorgT wel een ­bestuurder en zogenaamde stewards (zie kader), de organisatie stuurt zelf geen teams aan, en heeft ook niet het doel om te groeien. Het ­initiatief voor een nieuw team moet dus uit de zorgmedewerkers zelf komen – dat kan, behalve een psychiater, ook een psycholoog of sociaal­psychiatrisch verpleegkundige zijn. En dus begon Aan de Stegge, aanvankelijk samen met een andere ouderenpsychiater, met het werven van teamleden. ‘Ik had nog geen kantoor gehuurd, dat moet je ook zelf doen. Dus deed ik de ­sollicitatiegesprekken in het park.’ Al snel vond ze een klinisch psycholoog en sociaalpsychiatrisch verpleegkundige met wie ze in 2022 het ­ouderenpsychiatrieteam in Deventer startte.

Ook psychiater Remke van Staveren (57) zette zelf een team op, in Amsterdam, in de wijk De Baarsjes, en werkte eerder in een BuurtzorgT-team in Utrecht. Van Staveren was daarvóór tien jaar psychiater in een FACT-team. Ze denkt dat als ze BuurtzorgT niet had gevonden, ze mogelijk in een burn-out was geraakt. ‘Hier krijg ik alle vertrouwen dat ik mijn werk goed doe, waar ik elf jaar voor opgeleid ben. Ik heb nu geen ­manager die mij vertelt hoe ik mijn werk moet doen. Hier kan ik zelf trauma- en zingevings­therapie geven als ik vind dat dat belangrijk is. Bij de grote ggz-instelling waar ik eerder werkte, voelde ik mij soms meer een wandelend ­receptenblok of een “diagnoselabelmachine”.’

Erik van ’t Woud
Erik van ’t Woud

Minder administratie

Wat Van Staveren en Aan de Stegge ook prettig vinden, is dat ze weinig administratie en ­vergaderingen hebben. Aan de Stegge: ‘Ik heb nu alleen maar zinvolle overleggen, waar ook ­daadwerkelijk wat mee gebeurt. Daardoor, en ook door de lagere caseload, heb ik meer tijd voor het behandelen van patiënten en voor contact met de andere behandelaren rondom een patiënt, zoals het sociale wijkteam, de huisarts en het verpleeghuis. Vanwege de lage overhead bij BuurtzorgT werk ik echt voor de zorg, in plaats van dat ik ook werk om het vastgoed en een managementlaag te financieren.’ De bestuurder van BuurtzorgT, Bas van Riet Paap, geeft aan minder overhead te hebben dan de gemiddelde ggz-instelling: minder dan 10 procent versus 25-30 procent. Dat komt onder meer omdat ze geen vastgoed, geen teamleiders en geen ­secretaresses hebben. Aan de Stegge vindt een ander belangrijk voordeel van het concept van BuurtzorgT dat er grote transparantie is, in de financiën bijvoorbeeld: ‘Elke maand krijgen we van alle teams een overzicht van de gemaakte kosten en wat er binnenkomt qua patiëntenzorg. En als team zijn wij er zelf verantwoordelijk voor dat we financieel gezond draaien.’ Er is dan wel minder administratie, maar als behandelteam hebben ze dus wel taken die normaliter een manager zou doen, zoals sollicitatie- en acquisitiegesprekken, het onderhoud van het kantoor en het rooster. ‘Maar dat maakt het voor mij juist afwisselend en nog meer “eigen”. Bovendien verdeel je die rollen in je team’, zegt Aan der Stegge.

Wat is BuurtzorgT?

BuurtzorgT levert tweedelijns­psychiatrie aan huis. De organisatie heeft tachtig ­psychiaters (niet allemaal voltijds) voor zich werken, de meeste in loondienst, een enkeling op zzp-basis. Er zijn 74 generalistisch werkende behandelteams, bestaande uit minimaal drie en ­maximaal acht behandelaren, meestal een psychiater, een psycholoog en een aantal ­psychiatrisch verpleegkundigen. Het team kan zelf contracten uitbreiden of nieuwe medewerkers aanstellen. Alleen de regio’s Limburg en Drenthe hebben geen behandelteams. BuurtzorgT heeft een serviceteam voor de facturatie naar de zorgverzekeraar. Naast de bestuurder is er een aantal ­zogenaamde ‘stewards’ (onder wie een psychiater), die de koers van de organisatie bewaken. Zij worden gekozen door de ­medewerkers van BuurtzorgT, zodat bij hen de zeggenschap ligt. BuurtzorgT werd in 2014 opgericht door voormalig wijkverpleeg­kundige Jos de Blok en psychiater Nico Moleman. De Blok is bestuurder van zusterorganisatie Buurtzorg, een zelfsturende thuiszorgorganisatie die uit kleine teams van (wijk)verpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden bestaat.

Caseload lager

Wat beide psychiaters stoorde in hun eerdere baan bij een grote ggz-instelling was dat zij, als regiebehandelaar, verantwoordelijk waren voor soms wel meer dan tweehonderd patiënten. Aan de Stegge: ‘Het is onmogelijk om dan op de hoogte te zijn van de voortgang van de behandelingen. Dan werd ik alleen erbij betrokken zodra er een crisis was bijvoorbeeld. Hoe anders is dat nu. Ik kom bij ze thuis, regelmatig ook samen met een collega. Mijn caseload is vele malen lager, ik weet precies wat er speelt en wat er nodig is.’ Daardoor heeft Aan de Stegge nu meer dan ooit in haar carrière het idee dat ze ­samenwerkt met andere disciplines. ‘Voordat ik in opleiding ging als psychiater heb ik als ­neuroloog in het ziekenhuis gewerkt. Van ­tevoren had ik het beeld dat je daar werkt aan de best mogelijke multidisciplinaire zorg voor de patiënt, maar we werkten juist veel in onze eigen koker, en waren productie aan het draaien. Zo ook in de ggz-instelling. Juist nu, buiten de muren van een instelling, is de netwerkzorg sterk. Ik merk ook dat huisartsen het persoonlijk contact met ons fijn vinden, met zulke korte lijnen dat ze ons kennen. Onlangs ben ik nog met een patiënt mee geweest naar de huisarts, voor een betere overdracht.’

Behandeling aan huis

Een belangrijk kenmerk van de organisatie is dat alle behandelingen plaatsvinden bij de mensen thuis. Aan de Stegge: ‘Eigenlijk ben ik de hele dag, op de fiets, onderweg naar patiënten. Zeker voor mijn oudere patiënten, die soms minder mobiel zijn, is dat een uitkomst.’ Is dat niet vergelijkbaar met de FACT-teams, gespecialiseerde behandeling aan huis voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen, van de ggz-instellingen? ‘Ja, zeker, die doen dat ook. Het verschil zit ’m bij ons in de autonomie die je hebt’, licht Van Staveren toe. Aan de Stegge kan zich overigens wel voorstellen dat niet iedere psychiater zich comfortabel voelt bij het principe van zelfsturing. ‘Bijna alles moet je zelf doen.’

Wachtlijst

Aan de Stegge is ervan overtuigd dat door de nauwe betrokkenheid van het behandelteam bij patiënten de kans op een crisis of een opname afneemt. En dat daardoor ook de wachtlijst kort blijft. ‘Doordat we geen wachtlijst hebben, kunnen we de behandeling direct, en zo nodig intensief, starten. En dat betekent ook dat de behandeling vaak snel is afgerond, wat er weer voor zorgt dat wij als team geen wachttijden hebben. Bij de instellingen is de intake misschien snel gedaan, maar kan het vervolgens lang duren voordat een behandeling daadwerkelijk kan starten, of is deze minder intensief.’ Volgens Van Staveren kan het ook zo zijn dat de kans op een crisis afneemt doordat BuurtzorgtT meer gericht is op herstel, en naasten meteen betrekt. ‘We stellen in de eerste week al een crisisplan op en kijken samen hoe patiënten en naasten een eventuele crisis thuis kunnen opvangen.’

Bij het team van Van Staveren in Amsterdam is er momenteel geen wachtlijst; wel heeft haar team te maken met een personeelstekort: ‘Vooral de vacatures voor psychologen en verpleegkundigen zijn lastig te vervullen door de krappe arbeidsmarkt.’ Navraag bij de ­bestuurder leert dat de wachttijd altijd binnen de landelijke normen valt, maar dat er wel ­enkele teams zijn waar het aantal verwijzingen zo hoog is dat er een tijdelijke aanmeldstop is.

Remke van Staveren: ‘Bij de grote instelling waar ik eerder ­werkte, voelde ik me een ­wandelend receptenblok’

Crisissen

BuurtzorgT heeft zelf geen opnameafdeling of een eigen crisisdienst, en is in principe alleen bereikbaar tijdens kantooruren. Wel geven beide psychiaters regelmatig hun telefoon­nummer aan patiënten voor de avonden of in de weekenden, als er een crisis dreigt. En Van Staveren weet ook van andere teams dat zij crisissen opvangen buiten kantoortijden: ‘Maar we hebben dus geen mogelijkheid tot ­dwang­opname en -behandeling: dat vereist een geneesheer-directeur en een opname­mogelijkheid.’ Van Staveren heeft zelf slechts drie keer in vijf jaar tijd gebruik hoeven maken van de crisisdienst. Andersom belt de crisisdienst regelmatig met het behandelteam van Van Staveren omdat het FACT-team geen plek heeft. ‘Hiermee wil ik vooral zeggen: we vullen elkaar aan, we hebben elkaar nodig.’

Aan de Stegge heeft goede relaties met de regionale crisisdienst en ggz-instellingen. ‘De enkele keer dat het nodig is, kunnen we daar terecht. Zo heb ik in de afgelopen jaren slechts één keer een patiënt hoeven opnemen.’ Overigens zijn er ook psychiaters van BuurtzorgT die diensten doen voor de grote ggz-instellingen in de regio, zeggen beiden.

Maakt het feit dat BuurtzorgT geen opname­mogelijkheid heeft dan dat BuurtzorgT kiest voor de eenvoudiger te behandelen ernstige psychiatrische patiënten? Volgens Aan de Stegge niet: ‘Het is geen “psychiatrie light” wat ik doe. Wij nemen alle verwijzingen van ­huisartsen en andere verwijzers aan. Ik ­behandel dan ook dezelfde groep patiënten als ik bij mijn vorige werk bij een grote instelling deed.’ Van Staveren merkt dat zij als volwassenen­psychiater wel moet selecteren. ‘Een groot deel van de mensen met ernstig psychiatrische aandoeningen kunnen wij behandelen, maar zeker niet allemaal, bijvoorbeeld anorexia nervosa of niet-aangeboren hersenletsel. Die specialistische kennis hebben we niet.’

Erik van ’t Woud
Erik van ’t Woud

Intercollegiaal overleg

Is het voor hen geen gemis dat ze geen directe collega-psychiaters hebben die, zo nodig, een kritische noot bij hun medisch handelen kunnen plaatsen, en andersom? Aan de Stegge: ‘Ik heb niet het idee dat dat bij mijn vorige ggz-instelling nu zoveel gebeurde. Al zijn we nu maar met z’n vieren, we hebben veel kennis en kunde in huis, overleggen wekelijks hoe het met onze patiënten gaat, en houden elkaar daarmee scherp.’ Daarnaast hebben ze regelmatig contact met de andere teams voor inter­collegiaal overleg bijvoorbeeld. ‘Als ik er niet uitkom, dan raadpleeg ik een psychiater van BuurtzorgT die de expertise wel heeft. Of ze benaderen soms mij, bijvoorbeeld over parkinson, waar ik in gespecialiseerd ben. Bovendien hebben we intervisiegroepen met elkaar, waarin we twijfels met elkaar delen.’

Meer zeggenschap

Van Staveren wil niet suggereren dat als ggz-­instellingen zoals BuurtzorgT zouden gaan werken, de problemen in de ggz opgelost zijn. Wel hoopt ze dat ggz-instellingen psychiaters en andere zorgmedewerkers weer meer zeggenschap geven. ‘Dat de bestuurders zorgverleners laten doen waar ze goed in zijn.’ Aan de Stegge denkt dat BuurtzorgT veel problemen in de psychiatrie zou kunnen oplossen, omdat ze het idee heeft dat dit model voor het werkplezier van de zorgverlener, de patiënt en de zorgkosten beter is dan de grote ggz-instellingen. Vooral het afschaffen van management bij andere ­organisaties zou al veel goed doen. ‘Ik heb nooit goed kunnen begrijpen wat de meerwaarde is van deze managers, en eerder de negatieve ­effecten hiervan gezien en gehoord van andere collega’s. Ik ervaar nu in de praktijk dat het zonder managers en met echte zeggenschap zelfs veel beter gaat.’ 

De gefotografeerde ‘patiënten’ zijn gefingeerde patiënten en zijn bekenden van de artsen.

Lees ook:
ggz psychiatrie
  • Sophie Niemansburg

    Sophie Niemansburg werkt sinds 2022 als journalist bij Medisch Contact Ze schrijft onder meer voor de rubrieken tucht en wetenschap. Ook bespreekt ze regelmatig een tuchtzaak in de wekelijkse podcast van Medisch Contact.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.