Laatste nieuws
Joost Visser
3 minuten leestijd
Hoofdredactioneel

Halfleeg of halfvol

Plaats een reactie

Artsen, zo berichtten de toetsingscommissies euthanasie eind april, meldden in 2002 minder gevallen van euthanasie dan het jaar daarvoor. Hoe komt dat? Verleenden zij in dat jaar minder euthanasie? Of waren zij minder geneigd verleende euthanasie te melden? Het wachten was op de resultaten van het derde onderzoek naar medische beslissingen rond het levenseinde.
Vandaag wordt dat rapport openbaar, maar het verlossende woord blijft uit: ‘Een echt antwoord hebben we niet’, zeggen de onderzoekers met wetenschappelijke bescheidenheid (blz. 842 e.v.). Methodologisch terecht, maar toch wat voorzichtig. De drie tot nu toe berekende meldingspercentages - 18 (1990), 41 (1995) en 54 procent (2001) - laten toch onmiskenbaar een stijgende lijn zien.

Hoe dan ook: in 2001 werd 54 procent van de gevallen gemeld. Is dat veel? Is het weinig? Positief ingestelden zullen erop wijzen dat het in ieder geval meer is dan ooit en dat artsen nog moeten wennen aan de nieuwe meldingsprocedure - die ze overigens wel zeggen te waarderen. Somberder commentatoren zullen benadrukken dat het percentage niet véél hoger is dan zes jaar eerder en - vooral - dat het ondanks alle inspanningen kennelijk niet wil lukken artsen aan het melden te krijgen. Vorig jaar nog werd in Medisch Contact geopperd dat met een percentage van 60 of minder maar twee opties zouden openstaan: niet-melders opsporen en bestraffen óf alle pretentie opgeven dat euthanasie en hulp bij zelfdoding überhaupt zijn te screenen en bij te sturen.1
Of je tevreden moet zijn of niet, hangt samen met de vraag waaróm artsen levensbeëindigend handelen niet melden. De onderzoekers zien drie redenen: artsen zien op tegen de administratieve rompslomp of hebben er geen zin in of geen tijd voor, vermoeden dat zij niet (helemaal) aan de zorgvuldigheidseisen hebben voldaan, of zijn zich er niet van bewust dat zij iets hebben gedaan dat moet worden gemeld. 

Over ‘niet willen’, kun je kort zijn: dat getuigt van weinig inzicht in het bijzondere karakter van dit soort medisch handelen. Bij de angst om ‘het niet helemaal goed te hebben gedaan’ ligt dat genuanceerder: het is slikken om kritiek te krijgen op iets wat misschien niet meer dan een detail is in een verder waardig verlopen euthanasie, zeker als zo’n melding - zie het relaas van huisarts Terpstra op blz. 841 - veel tijd kost en mogelijk geld voor een goede advocaat. Is dat nu de bedoeling?, vraagt Terpstra zich retorisch af. Natuurlijk niet, en een officier van justitie die zijn werk serieus neemt, zal het in zo’n geval niet op vervolging laten aankomen.


De arts die ‘ja’ zegt op het verzoek van een patiënt die ‘klaar-met-leven’ is - en dat gebeurt in heel Nederland zo’n vijftien keer per jaar - heeft het moeilijker. Sinds de Hoge Raad in januari uitspraak deed in de zaak-Brongersma, kan hij vrezen voor vervolging: euthanasie of hulp bij zelfdoding door een arts is sindsdien alleen gelegitimeerd als aan het lijden van de patiënt een medisch geclassificeerde somatische of psychische ziekte ten grondslag ligt.


Kenter c.s. (blz. 845 e.v.) zetten tegenover die uitspraak een nieuw voorstel. Zij spreken zich uit vóór toetsing


achteraf door de rechtelijke macht, maar laten het oordeel over (de aard van) het lijden daar nadrukkelijk buiten. Dat moet zijn voorbehouden aan de behandelend arts.

Ten slotte reden nummer drie. Het rapport maakt eens te meer duidelijk hoe dun de grens is tussen euthanasie en andere vormen van medische beslissingen rond het levenseinde. In de formele taal van de jurist - en ook die van de onderzoekers - draait alles om de ‘intentie’ van de arts. Wil hij de patiënt bewust laten sterven, dan moet hij melden. Maar heeft de arts het overlijden van de patiënt niet bewust als doel, dan hoort zijn handelen geheel tot zijn eigen, medisch domein. Een arts die alleen maar uit is op goede stervenshulp, kan weinig met dit onderscheid. Voor hem staat het belang van de patiënt immers voorop, niet zijn eigen intentie.

Schande roepen over het nog altijd grote aantal niet-gemelde gevallen is alleen al om deze laatste reden veel te makkelijk. Wat niet wil zeggen dat niet moet worden geprobeerd om ook het handelen in het beruchte ‘grijze gebied’ te verhelderen. Het debat erover is al volop gaande,2 en kan een nieuwe impuls krijgen als SCEN - zoals de onderzoekers terecht willen - wordt uitgebreid tot de ziekenhuizen en verpleeghuizen. Maar dat in een volgend onderzoek een meldingspercentage van tegen de 100 zou worden gevonden, is hoe dan ook een illusie. 



Referenties


1. Hartogh G den. Niet toetsen is geen optie. Toetsingscommissies vervullen hun wettelijke taak. Medisch Contact 2002; 57 (34): 1192-3. 

2. Zie bijvoorbeeld:

Pronk E. Sterven in het laagland. Verpleeghuisarts Frans Baar over palliatieve zorg in Nederland. Medisch Contact 2003; 58 (14): 544-6.

Artikelen over dit onderwerp in deze MC:

Toetsingscommissies, N. Terpstra, huisarts, brief 23 mei 2003

Onderaan het artikel Plat vlak kunt u meediscussiëren over dit onderwerp.

Brieven:

1. A.J. Postmes, oud-jeugdarts

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.