‘Ik zie geluk niet als een eindpunt, maar als een katalysator’
Gelukkiger worden? Denk ook eens aan wat je daarvoor moet láten
Plaats een reactieWord je gelukkig van zinvol werk en fijne vrienden, of moet je aanleg voor tevredenheid hebben? Veel is nog onduidelijk, zegt ‘geluksprofessor’ Meike Bartels. Toch kunnen we volgens haar dingen doen en ook láten om ons goed te voelen en goed te functioneren. ‘Neem eens de tijd om te analyseren: wat geeft je en wat vreet energie?’
Geluk - Meike Bartels (1973) noemt het graag wellbeing. De Engelse term drukt beter uit wat ze met het begrip bedoelt dan het wat passieve en te ruime ‘welzijn’ of het wat deftige ‘welbevinden’. Bartels is sinds 2014 hoogleraar genetics and wellbeing aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en wordt in de wandelgangen ook wel aangeduid als ‘de geluksprofessor’.
Ze onderzoekt hoe genetische en omgevingsfactoren invloed hebben op geluk en op de stabiliteit daarvan. Waarom is de een gelukkiger dan de ander? Waarom zijn sommige mensen helemaal niet gelukkig – mensen met een depressie bijvoorbeeld – en anderen juist erg gelukkig? Waarom zijn, wat specifieker, mensen met een zinvol beroep zoals artsen, soms toch ongelukkig of krijgen ze een burn-out?
Ze vertelt er met veel plezier over, blijkt tijdens een video-interview. Eerst maar eens de voor de hand liggende vraag: wat bedoelt ze precies met ‘geluk’? Meike Bartels: ‘De werkdefinitie die wij gebruiken is je goed voelen en goed functioneren – in de omgeving waarin je wilt functioneren. Dat is uiteraard subjectief. We sluiten aan bij de definitie van de WHO, die zegt dat wellbeing meer is dan de afwezigheid van ziekte. Geluk is een gelaagd begrip. Het kan betekenen: tevreden zijn met je leven. Maar er is ook een filosofische traditie die teruggaat op de Griekse oudheid: ‘eudaimonisch geluk’. Dat verwijst naar zin, naar dat je leven een doel heeft en dat je dat onder controle hebt. Wij bekijken eigenlijk alle betekenissen.’ De meeste mensen die qua geluksgevoel hoog scoren op het ene aspect scoren volgens Bartels ook hoog op het andere.
‘We doen studies waarin we mensen telefonisch acht keer per dag vragen naar hun geluksgevoel’
Hoe meet je geluk? En hoe betrouwbaar is die meting?
‘De verschillende vragenlijsten die we gebruiken zijn goed gevalideerd, ook in verschillende talen. Dat doen we door een persoon herhaaldelijk te bevragen. Die uitkomsten kunnen we naast de resultaten van personen binnen een tweelingpaar leggen. Zo kunnen we laten zien dat subjectief geluksgevoel, tevredenheid met het leven, of kwaliteit van leven minstens zo betrouwbaar te meten zijn als bijvoorbeeld depressieve symptomen of angstklachten. Een paar keer per jaar vragen we een groep mensen hoe ze zich voelen, maar we doen ook studies waarin we mensen telefonisch acht keer per dag vragen naar hun geluksgevoel. Zo beschikken we inmiddels over grote datasets.’
Zijn er ‘objectieve’ maten, zoals scans van het brein bijvoorbeeld?
‘Nee. Er is niet een enkel breingebiedje, het is ook niet louter het cortisolsysteem in de HPA-as – daarvoor is de fysiologie van geluk te complex. We brengen langzaam in kaart welke gebieden een rol spelen. Maar we kunnen niet een MRI maken terwijl iemand een taakje doet en daaruit afleiden of iemand gelukkig is. Alle breinstudies, hoe waardevol ook, lijden bovendien onder een te smalle proefgrootte die generalisatie onmogelijk maakt. Uiteindelijk zou je een samenstelling van biomarkers willen, maar daartoe ontbreekt de kennis vooralsnog.’
Is het ook een kwestie van genen: dat sommige mensen hun geluksgevoel een negen geven en anderen een vier?
‘Ja. Ons grootschalige tweelingonderzoek laat een robuuste erfelijkheidsschatting van zo’n 40 procent zien. Dat betekent dat 40 procent van de verschillen tussen mensen als het om geluksgevoel gaat, door genetische verschillen wordt verklaard. We kennen nu ruim driehonderd genetische varianten die geluk verklaren. Maar die verklaren nog slechts 2 procent van de totale variantie. Dit zijn genen die vooral tot uiting komen in de hippocampus. Dat daar iets geregeld wordt dat te maken heeft met stemming in het algemeen, daarover hoeft niemand meer te twijfelen. Maar het exacte biologische mechanisme kennen we niet. Op individueel niveau kunnen we ook risicoscores op het gebied van genen maken – ofschoon ‘risico’ wel een beetje vreemd klinkt in de context van geluk. Daaruit blijkt dat sommigen inderdaad een hogere genetische aanleg hebben dan anderen om gelukkig te zijn.
We schrijven nu tweelingregisters aan in de hele wereld. Veel onderzoek is namelijk gebaseerd op gegevens uit westerse, rijke landen. Dus willen we weten hoe het met de erfelijkheid zit in andere omgevingen. Dat is een gecompliceerde zaak, want hoewel de vragenlijsten zijn gestandaardiseerd voor al die landen, is het nog steeds goed mogelijk dat in Azië de geluksbeleving heel anders is, bijvoorbeeld door religieuze verschillen.’
‘Genen verklaren 40 procent van het geluksgevoel’
Maar dat verschil heeft dus geen gevolgen voor uw definitie van wat geluk nu eigenlijk is?
‘Nee. Want die definitie zegt eigenlijk dat de biologische basis er voor iedereen is, en dat je je het beste voelt als je zo dicht mogelijk bij je biologie blijft. Maar dat doen we niet altijd, omdat de maatschappij ons dingen oplegt of omdat we iets denken te kunnen waar we niet goed in zijn. Dus hoe beter je jezelf kent, hoe gelukkiger je bent. Een persoonlijkheid die van stabiliteit en voorspelbaarheid houdt, wordt van andere activiteiten gelukkig dan een sensatiezoeker. Er is geen perfect profiel dat steevast leidt tot een hoge score op een gelukschaal.’
Toch nog even om de mate van erfelijkheid te verhelderen. Neem lengte: onze omgeving is qua zaken als voeding en hygiëne van zo’n hoge kwaliteit dat we tot de langste mensen ter wereld behoren. Dus zijn de huidige verschillen in lengte grotendeels het gevolg van genetische verschillen. Anders gezegd: bij een prima homogene omgeving wordt de genetische factor veel groter.
‘Ja, erfelijkheid is inderdaad een relatieve maat. In Nederland kan de biologie qua lichaamslengte doen wat-ie wil, want er is geen omgevingsfactor die dat onderdrukt.’
Laten we dan een homogene en geluksbevorderende omgeving maken: dan hebben we alleen nog maar te maken met die genetische verschillen. Of is dat te simpel?
‘Ja, het is complexer. Ten eerste zijn ook de biologische mechanismen voor lichaamslengte niet zo eenduidig als we vroeger dachten. Daar zijn ook wel honderden tot misschien wel een paar duizend genen bij betrokken. Maar verder is het fenotype lengte een simpel concept. Bij lichaamslengte lopen observatie en biologie niet uit de pas. Maar voor geluk maken we definities. En onze metingen bestaan uit vragen waarop we subjectieve antwoorden krijgen. We weten ook: als je cortisolniveaus meet en aan die mensen vraagt hoe ze zich qua stress voelen, dan zie je nauwelijks een verband. Biologie en gevoel lopen dan uit de pas, dat zal bij geluk hetzelfde zijn. Een utopische samenleving waarin iedereen supergelukkig is, bestaat niet. Want er is geen homogene omgeving denkbaar waarin iedereen zich gelukkig zal voelen.
Heeft geluk een evolutionaire betekenis?
‘Ik zie geluk als een katalysator, niet als een eindpunt waarnaar we streven. Als een middel waarmee we dingen bereiken. Als mensen zich goed voelen, lukt meer. Geluk is sterk gerelateerd aan beschikking hebben over een sterk sociaal netwerk. Wie zich goed voelt kan zo’n netwerk beter onderhouden. Zo bezien is het dus belangrijk voor de overleving.’
Is onderzoek naar geluk een luxekwestie? We hebben veel bedreigingen de wereld uit geholpen, zeker in het Westen. En dus kunnen we ons nu druk maken over geluk. Onder existentieel bedreigende omstandigheden hebben mensen wel wat anders aan hun hoofd.
‘Ja, dat is misschien wel zo, maar aan de andere kant is het essentieel voor de samenleving dat er mensen zijn die zich heel goed voelen. Terwijl onze economie nog steeds gebaseerd is op een bnp waarin geen greintje wellbeing zit. Het huidige personeelstekort in allerlei sectoren laat dat zien: we hebben alleen oog voor wat mensen kosten. En kijk naar de reden dat mensen uitvallen: een groot deel van de ziekte is feitelijk onvrede en ongeluk.’
Hoe maakbaar is geluk?
‘Als je tegen een groep 45-plussers zegt dat ze over een maand de marathon gaan lopen, zal 80 procent zeggen: “Dat lukt mij niet.” Maar als je tegen ze zegt dat jij ervoor zult zorgen dat ze zich over een maand gelukkiger voelen, dan geloven de meesten je. Dat is dus niet zo: het is niet makkelijk. Natuurlijk: ook wie een lage genetische gevoeligheid heeft om gelukkig te worden, kan gelukkiger worden. Maar bedenk wel dat elke denkbare interventie een klein effect heeft en bovendien slechts een klein deel van de populatie bereikt. Ik bedoel: iedereen een mindfulnesscursus geven of op yoga sturen zodat niemand meer ongelukkig zal zijn, dat is volkomen onrealistisch. De cruciale vraag is: wie heeft welke omgeving nodig om gelukkig te worden? Die vraag is nog grotendeels onbeantwoord.’
‘We drijven af van onze biologische basis, doordat we denken iets te kunnen waar we niet goed in zijn’
Stress, werkdruk en bureaucratie bedreigen het geluk van artsen, burn-out is geen zeldzaam verschijnsel. Terwijl ze een mooi vak hebben waarvan niemand de zin betwist. Wat zou uw advies aan hen zijn?
‘Geef je leven vorm naar de momenten waarop je je goed voelt. Probeer je eigen koers te varen. We worden met kracht allemaal in dezelfde mal geduwd, in de verwachting dat we op hetzelfde podium eindigen. Maar dat is niet de realiteit! Neem eens een paar maanden de tijd om te inventariseren waar je gelukkig van wordt: wat geeft je en wat vreet energie? Dat kan verrassende inzichten geven. De tweede stap is de beslissing nemen om op te houden met dingen waar je je niet goed over voelt. Mensen hebben het vaak over wat ze moeten doen om gelukkig te worden. Maar je kunt je ook afvragen: wat moet ik láten om gelukkig te worden? Als je van hardlopen niet gelukkig wordt, stop er dan mee. Ja, bewegen is goed, maar zoek iets anders. Zelf heb ik met zo’n evaluatie iets ontdekt over onderwijs geven – ik zag mezelf toch vooral als een onderzoeker. Totdat ik ontdekte dat ik op de dagen die ik als goed beleefde ook altijd lesgaf. En nog zoiets: ik wilde altijd geneeskunde studeren en neurochirurg worden, wat me nog steeds een prachtig beroep lijkt. Maar nadat ik drie keer was uitgeloot heb ik mijn zegeningen geteld en ben ik in dit mooie vak terechtgekomen en gelukkig geworden.’
‘Als je van hardlopen niet gelukkig wordt, stop er dan mee’
Haar publicaties zijn te vinden via deze link. Hieronder is haar college bij de Universiteit van Nederland, 'Wat kun je doen om gelukkig worden', te zien. Ook is Meike Bartels te horen in de aanstaande podcast van Casper van Koppenhagen.
- Er zijn nog geen reacties