Laatste nieuws
interview

‘Als jonge voorzitter hoop ik ook jonge bedrijfsartsen aan te trekken’

Nieuwe NVAB-voorman ziet artsentekort en preventie als dé grote opgaven

1 reactie
Ed van Rijswijk
Ed van Rijswijk

Boyd Thijssens (32 jaar) is de nieuwe voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. Zijn uitdagingen, preventie en artsentekort, zitten elkaar wat in de weg. ‘De stap naar preventief handelen is voor veel collega’s moeilijk, juist door dat tekort.’

Op 7 april dit jaar werd Boyd Thijssens benoemd. Een paar maanden daarvoor, in januari, werd hij medisch directeur van een arbodienst en kort daarna rondde hij zijn specialisatie tot bedrijfsarts af. ‘Ik heb dus drie verschillende petten op: ik probeer twee dagen in de week voorzitter te zijn, twee dagen bedrijfsarts en een dag medisch directeur.’

En daarnaast is hij op het moment van het interview in afwachting van de geboorte van zijn eerste kind: de pet van vader komt er dus nog bij. Toch oogt hij ontspannen en praat hij enthousiast over zijn plannen als NVAB-voorzitter.

Mens als geheel

Thijssens heeft wel even getwijfeld of hij zich kandidaat moest stellen voor het voorzitterschap. ‘Dit kwam misschien wat snel in mijn carrière, maar tegelijkertijd dacht ik: je krijgt vaker spijt van iets niet doen dan van wel doen. Gelukkig kreeg ik op de Bedrijfsgeneeskundige Dagen (het belangrijkste jaarlijkse congres van de bedrijfsartsen, waar Thijssens de week ervoor zijn maidenspeech had gehouden, red.) veel positieve reacties, van zowel de jonge als oudere garde. Het voordeel van een jonge voorzitter is dat de jonge bedrijfsartsen zich meer gaan identificeren met de vereniging en dat het ook nieuwe leden trekt. Maar het nadeel is natuurlijk dat ik wat minder ervaring heb.’

Thijssens is direct na het afronden van zijn studie in 2017 in de bedrijfsgeneeskunde begonnen. ‘Al snel merkte ik dat ik als student werd klaargestoomd om specialist in het ziekenhuis ofwel huisarts te worden. Maar gaandeweg verloor ik eigenlijk de motivatie waarom ik dat deed, namelijk met mensen werken. Dat doe je in het ziekenhuis ook wel, maar daar ben je meer bezig met de aandoening en minder met de mens als geheel. In de bedrijfsgeneeskunde vond ik die waarde terug. Daar gaat het continu over de gehele mens. En daarnaast vind ik het interessant dat we met zoveel partijen te maken hebben, van de arbeidsinspectie tot de FNV en de behandelaren. We zijn echt een spin in het web.’

Uitdagingen

Het werkveld heeft met een groot aantal uitdagingen te maken waar Thijssens als voorzitter zich voor gaat inspannen. ‘Er zijn eigenlijk twee belangrijke opgaven de komende tijd, die elkaar ironisch genoeg ook in de vingers snijden. De ene is het tekort aan bedrijfsartsen en de andere de noodzaak tot meer preventie. Dat tekort is er al, maar wordt de komende jaren alleen maar groter. We kijken als vereniging hoe we een grotere instroom kunnen bewerkstelligen. Zo willen we meer aandacht voor het vak in de geneeskundestudie en ook meer coschapplekken. Ook hebben we samen met de verzekeringsartsen een wervingscampagne opgezet, genaamd de Andere Dokter. Een andere manier om met het tekort om te gaan is het delegeren van bepaalde taken, zoals de initiële anamnese, aan verpleegkundigen, doktersassistentes of niet-medici. Sommige bedrijfsartsen vinden taakdelegatie geen goede ontwikkeling, maar ik denk dat dit verantwoord is als het beperkt wordt tot een aantal mensen met wie goede afspraken worden gemaakt. Liever zou ik ook alles zelf doen, maar dan kom ik niet toe aan taken die ik ook heel belangrijk vind zoals het bezoeken van de werkvloer en preventie.’

‘Liever zou ik ook alles zelf doen’

Aanpak van preventie

Het voorkomen dat medewerkers ziek worden door werk is dus die andere grote opgave waar hij met de NVAB de aandacht op gaat richten. ‘De stap zetten naar preventief handelen is voor veel collega’s moeilijk, met name door dat tekort aan artsen. Als NVAB gaan we de professional zoveel mogelijk versterken, zodat hij hier meer ruimte krijgt van zijn arbodienst. Ook treden we in contact met de federatie van arbodiensten over hoe zij dit meer kunnen propageren. Zij kunnen stimuleren dat werkgevers de verplichte risico-inventarisatie op orde hebben, zodat ze weten welk risico hun werknemers lopen en hoe ze dit zoveel mogelijk kunnen tegengaan. Bij werknemers die bijvoorbeeld veel blootstaan aan lawaai, kan er iets aan de lawaaibron worden gedaan of kan er gehoorbescherming worden aangeboden.’

Ten aanzien van de aanpak van preventie kunnen bedrijfsartsen en sociaal geneeskundigen nog veel meer samenwerken. ‘Artsen medische milieukunde, bijvoorbeeld, zijn ook bezig met de risico’s van gevaarlijke stoffen. Eenzelfde persoon kan zowel in zijn woonomgeving als op zijn werk aan deze stoffen blootstaan: we zouden dat veel meer in samenhang moeten zien en niet als losse risico’s. En ook samenwerking met de jeugdartsen is belangrijk, aangezien kinderen die al op jonge leeftijd gezondheidsproblemen hebben, die ook mee kunnen nemen naar hun werkende leven. Door te zorgen voor werk dat aansluit, kun je deels voorkomen dat deze groep uitvalt.’

‘Juist bij covid-19 ging de samen­werking met behandelaren erg goed’

Covid-19

Een onderwerp dat niet onbesproken kan blijven is covid-19. Zelf begeleidt Thijssens ook veel patiënten met postcovidsyndroom. In juni dit jaar verscheen een nieuwe leidraad vanuit de NVAB voor bedrijfsartsen hoe om te gaan met dit syndroom. In andere media zijn ervaringen beschreven van patiënten die zich niet goed genoeg gehoord voelden door de bedrijfsarts of de leidinggevende. Thijssens: ‘Zeker in het begin wisten we nog onvoldoende over het beloop en dachten we dat geleidelijk aan opbouwen het beste was. Maar het herstel van de energiebalans verloopt niet geleidelijk en het is niet zo dat je net als bij sommige andere ziektebeelden de werkzaamheden mettertijd kunt opvoeren. Mensen kunnen toch weer ineens terugvallen en er is dus veel geduld nodig. Wel merk ik dat juist bij covid-19 de samenwerking met behandelaren zoals huisartsen erg goed ging: er waren multidisciplinaire webinars en bij de opstelling van leidraden keken we met elkaar mee.’

Ed van Rijswijk
Ed van Rijswijk

Samenwerking kan beter

Toch kan die samenwerking met behandelaren nog steeds wel een stuk beter. Thijssens: ‘In sommige dossiers merken we dat de communicatie beide kanten op veel beter kan. De brieven die bedrijfsartsen naar behandelaren sturen zijn soms te summier. We vermelden bijvoorbeeld te weinig waarom we bepaalde informatie bij hen opvragen. Het gevolg is dan dat we een uitdraai van het dossier krijgen, zonder antwoord op de specifieke vraag die de bedrijfsarts stelt over bijvoorbeeld de prognose of de gevolgen van een behandeling. De diagnose zelf weten we vaak al: die weet de patiënt zelf aan ons te vertellen.’

Niet alleen heeft de bedrijfsarts te maken met de behandelaar van de werknemer, maar ook met de verzekeringsarts, als een werknemer na twee jaar niet volledig hersteld is. Sinds 2018 is er een wetswijziging in voorbereiding die al herhaaldelijk uitgesteld is, waarbij de bedrijfsarts meer leidend wordt gemaakt bij het oordeel over de belastbaarheid. Het achterliggende idee is dat de bedrijfsarts de werknemer twee jaar gevolgd heeft en de belastbaarheid dus beter heeft kunnen beoordelen dan de verzekeringsarts. En daarnaast speelt bij dit besluit het tekort aan verzekeringsartsen een rol. Thijssens: ‘De achterstanden bij het UWV zijn echt schrikbarend.’ Thijssens vindt vooral dat de communicatie tussen verzekeringsartsen en bedrijfsartsen beter moet. ‘Een aantal universiteiten heeft hier een instrument en leidraad voor opgesteld, genaamd “Beschrijving Arbeidsbelastbaarheid en Re-integratiemogelijkheden”. Dit project heeft als doel ervoor te zorgen dat deze twee beroepsgroepen elkaars taal beter gaan spreken: nu worden soms dezelfde benamingen gebruikt, maar wordt er iets anders bedoeld. Een bedrijfsarts gebruikt bijvoorbeeld de term concentratieproblemen zowel bij somatische als psychische aandoeningen terwijl een verzekeringsarts dit alleen bij somatische aandoeningen doet. Door dit meer gelijk te trekken, komt het mogelijk ook minder vaak voor dat een verzekeringsarts het oordeel van de bedrijfsarts verwerpt, iets wat soms tot vervelende situaties kan leiden.’

Al met al ziet Thijssens zich voor genoeg uitdagingen gesteld. ‘Maar uiteraard doe ik dit graag met mijn bestuur. We doen dit echt met elkaar.’ 

Lees ook:

interview preventie
  • Sophie Niemansburg

    Sophie Niemansburg is arts maatschappij + gezondheid met profiel infectieziektebestrijding. Daarnaast promoveerde zij binnen de medische ethiek. Na een stage bij Medisch Contact sloeg ze het journalistieke pad in. Ze schrijft voor Medisch Contact onder andere over wetenschap, tuchtzaken en medische-ethische onderwerpen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • W.J. Duits

    Bedrijfsarts, Houten

    We zijn blij met onze nieuwe voorzitter en ook met het plan om in te zetten op preventie. Preventie leidt tot minder ziekte en dan hebben we minder zorg nodig en hebben we uiteindelijk minder artsen nodig. De zorg zal hierdoor ook minder geld nodig h...ebben.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.