Breast implant illness is zelden reden voor verwijdering van borstimplantaten
Plaats een reactieHet vervangen of verwijderen van borstimplantaten gebeurt meestal wegens lokale complicaties en niet wegens systemische klachten die op breast implant illness (BII) kunnen wijzen. Dit blijkt uit een studie van het Nivel, Maastricht University en het Dutch Breast Implant Registry (DBIR), gepubliceerd in JAMA Netwerk Open.
BII is een benaming voor niet-specifieke gezondheidsklachten, zoals spierpijn en chronische vermoeidheid, die in verband worden gebracht met siliconen borstimplantaten. Er is nog geen consensus over de oorzaak, de prevalentie en de definitie van BII, laat staan of BII bestaat.
In de cohortstudie analyseerden de onderzoekers medische dossiers over 69.319 borstimplantaten die geregistreerd staan in het DBIR tussen 2015 en 2020. Ze onderscheidden door de manier van registratie in DBIR twee typen cohorten, een prospectief en een zogenaamd ‘legacy’-cohort. In het legacy-cohort zijn alleen gegevens opgenomen van vrouwen die een reconstructie hebben gekregen. Registratie in het DBIR is verplicht voor alle plastisch chirurgen die cosmetische of reconstructieve borstimplantaten plaatsen. Er is een opt-outprocedure indien de patiënt niet wil dat zijn gegevens worden verzameld.
Lokale complicaties
Van de 739 cosmetische vervangings- en verwijderingsoperaties die werden uitgevoerd binnen het prospectieve cohort was in 35 (4,7% ) gevallen BII de reden. In het legacy-cohort was dit bij 536 (4,2%) van de 12.882 cosmetische revisies het geval. Bij het aantal revisies van reconstructie-implantaten waren de cijfers beduidend lager: respectievelijk 0,7 en 2,7 procent. Meestal waren lokale complicaties de reden, variërend van onder andere kapselvorming, een scheur in het implantaat en een pijnlijke borst.
De onderzoekers merken op dat er een onder- of overschatting van het aantal vrouwen kan zijn met BII als oorzaak, omdat een deel van de plastisch chirurgen hier geen kennis van heeft of er niet in gelooft. Daarnaast valt het de onderzoekers op dat met name in de periode 2019-2022 het aantal revisies het hoogst was. Zij suggereren dat dit verband kan houden met de vele media-aandacht voor dit onderwerp in 2019.
doi:10.1001/jamanetworkopen.2022.36519
Lees ook- Er zijn nog geen reacties