Laatste nieuws
Mr. Rose Marie Doppegieter
2 minuten leestijd

Tuchtzaken

Plaats een reactie

In de rubriek ‘ingezonden brieven’ zijn twee reacties op de uitspraken van het regionaal tuchtcollege (berisping van de aangeklaagde arts) en in beroep het centraal college (klacht ongegrond) afgedrukt (MC nr. 25/2000, blz. 918): ‘Drammer (1) en (2)’. In de laatste reactie vraagt de heer Hofstra zich af of de KNMG niet iets kan veranderen aan de bemensing van (gepensioneerde) collega-artsen in de tuchtcolleges en of de beoordeling van de zaak niet door ‘gelijkgestemden’ zou moeten plaatsvinden.


De Wet BIG, waarin het tuchtrecht is geregeld, bepaalt dat artsen in het tuchtcollege voor zes jaar worden benoemd. Zij kunnen worden herbenoemd. Ook al stelt de wet niet als voorwaarde dat aan de behandeling van een tuchtzaak artsen met eenzelfde specialisatie moeten deelnemen (de wet spreekt van ‘leden-beroepsgenoten van dezelfde categorie’, hetgeen hier betekent van de categorie ‘artsen’), toch is de KNMG van mening dat dit in veel gevallen noodzakelijk is om een klacht goed te kunnen beoordelen. Overigens probeert het tuchtcollege dit in de meeste zaken wel zo te organiseren, maar zijn niet altijd artsen met eenzelfde specialisatie beschikbaar. Wat de bemensing van de tuchtcolleges betreft moet nog eens worden gewezen op de nieuwe procedure die de KNMG/beroepsverenigingen na afstemming met de achterban en de tuchtcolleges begin dit jaar naar buiten hebben gebracht (opgenomen in MC van 14 januari 2000, blz. 68-69). In deze procedure worden duidelijke (kwaliteits)eisen gesteld bij de benoeming en herbenoeming van leden-beroepsgenoten. Eén daarvan betreft het beschikken over actuele praktijkervaring gedurende minimaal vijf jaar en (vanaf de datum van benoeming) binnen het betreffende specialisme nog gedurende minimaal drie jaar werkzaam zijn. De KNMG deelt derhalve geheel de mening van de heer Hofstra dat affiniteit met het betreffende specialisme en actuele praktijkervaring voorwaarden zijn voor het goed kunnen beoordelen van een tuchtzaak. Daartoe wordt bij voordrachten van een lid-beroepsgenoot door de KNMG gebruikgemaakt van toetsingscriteria.


De heer Vrolijk vraagt zich in zijn reactie ‘Drammer (1)’ af hoe de zaak zou zijn afgelopen als de uitspraken in omgekeerde volgorde waren gedaan. Aangenomen mag worden dat de aangeklaagde huisarts dan niet in beroep zou zijn gegaan. Overigens is het niet zo dat er sprake zou zijn van ‘willekeur’ tussen de diverse colleges. Uit de jaarcijfers van de tuchtcolleges over 1998 volgt onder meer dat in 15 van de 213 voorgelegde gevallen (7%) een uitspraak van een regionaal tuchtcollege door het centraal college is gewijzigd. Over de laatste tien jaar varieert dat percentage tussen de 7 en 14 procent.

Utrecht, juli 2000

KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.