Laatste nieuws
ouderen

Te mager

Plaats een reactie

Artsen moeten alerter zijn op ondervoeding



Ondervoeding is al een tijdje een serieus probleem in de ziekenhuizen. Nu blijkt een aanzienlijk deel van de ziekenhuispatiënten bij opname al ondervoed te zijn. Artsen zien ondervoeding vaak over het hoofd, gericht als zij zijn op een diagnose van de klachten.


Ondervoeding komt niet alleen in derdewereldlanden voor, maar ook in een welvarend land als Nederland. In de ziekenhuizen blijkt 25 tot 40 procent van de opgenomen patiënten in een slechte voedingstoestand te verkeren. Een zorgwekkend hoog percentage, temeer daar het probleem door artsen vaak niet wordt onderkend. Ook in het Amphia Ziekenhuis ligt het percentage ondervoede patiënten op het landelijke gemiddelde van 30 procent. Het risico op ondervoeding neemt tijdens de opname zelfs toe. Bekend is dat ondervoeding leidt tot een verlengde opnameduur, verminderde kwaliteit van leven en verhoogde morbiditeit.



Doordat ondervoeding in het ziekenhuis steeds meer aandacht krijgt, groeit de kennis over de onderliggende mechanismen en de optimale samenstelling van de voeding. Met name de inzet van voedingsteams zorgt voor een toename van het aantal voedingsinterventies bij patiënten. Ondervoeding van patiënten die zich op de polikliniek presenteren, is echter een onderbelicht probleem. Een belangrijke vraag is hoeveel patiënten bij opname al ondervoed zijn. Huisartsen en specialisten signaleren gewichtsverlies niet op tijd. Zij gaan voortvarend op zoek naar een diagnose van de klachten, waarbij ze het aspect voeding vaak vergeten. De patiënten zelf bagatelliseren gewichtsverlies vaak.1



In het Amphia Ziekenhuis hebben wij een prospectieve studie uitgevoerd naar de incidentie van ondervoeding bij patiënten op de polikliniek. Het doel is inzicht te krijgen in het percentage ondervoede patiënten op de polikliniek, hoeveel van deze patiënten uiteindelijk in het ziekenhuis worden opgenomen en hoe de leeftijdsverhoudingen liggen.



Eetpatroon


De sectie Verpleegwetenschap van de Universiteit Maastricht verricht een landelijke prevalentiemeting zorgproblemen. Sinds 2004 wordt ook het probleem ondervoeding in deze meting meegenomen. Uitgangspunt is de volgende definitie: ondervoed zijn de patiënten die een BMI van minder dan 20 hebben, of mager of zeer mager zijn, of meer dan 6 kg in de afgelopen 6 maanden zijn afgevallen, of meer dan 3 kg in de afgelopen maand zijn afgevallen.2


Voor onze studie hebben wij gebruikgemaakt van de vragenlijst van de prevalentiemeting uit Maastricht. De vragen zijn daarbij enigszins vereenvoudigd, zodat de poliklinische patiënten ze zelfstandig konden beantwoorden. Geïnformeerd werd naar het eetpatroon, gewichtsverlies de afgelopen maand en 6 maanden, gebruik van voedingssupplementen, diarree en getroffen maatregelen.



Het onderzoek richtte zich op patiënten van de poliklinieken chirurgie, cardiologie, geriatrie, interne geneeskunde, longgeneeskunde en neurologie, omdat bij deze patiënten ondervoeding het meest voorkomt. Alle patiënten van de deelnemende poliklinieken werd verzocht de vragenlijst in te vullen en zich te wegen op de polikliniek. De vragenlijsten zijn willekeurig over de specialismen verdeeld, afhankelijk van het aantal spreekuren in die week en het totale aantal patiënten. Een diëtist was permanent aanspreekbaar voor eventuele vragen tijdens het onderzoek.



Sondevoeding


In november 2004 zijn in totaal 1022 vragenlijsten uitgedeeld aan poliklinische patiënten. Slechts zes patiënten hebben daarbij aangegeven niet aan het onderzoek te willen meewerken, zodat we de gegevens van 1016 patiënten konden verzamelen. De groep bestond uit 500 vrouwen en 516 mannen, 613 patiënten waren jonger dan 65 jaar en 403 ouder dan 65 jaar. Ondervoeding bleek bij 241 van de 1016 patiënten (23,7%) voor te komen (zie tabel). Bij 52 van deze patiënten (21,6%) zijn maatregelen genomen om de ondervoeding te bestrijden. Dat kon zijn een bezoek aan de diëtist of het voorschrijven van drink- en/of sondevoeding. Van de patiënten ouder dan 65 jaar was 16 procent (65/403) ondervoed. Bij de patiënten jonger dan 65 jaar lag dit percentage duidelijk hoger, namelijk 29 procent (176/613). Uiteindelijk zijn 21 van de 52 ondervoede patiënten binnen drie maanden in het ziekenhuis opgenomen om een specialistische behandeling te ondergaan. Behalve chronisch obstructief longlijden en gastro-enterologische klachten, zijn er geen specifieke ziektebeelden waarbij ondervoeding meer voorkwam.



Risicogroepen


De verwachting was dat de ondervoede patiënten voornamelijk ouder dan 65 jaar zouden zijn. De Survey in Europe on Nutrition and the Elderly studie (SENECA) laat immers zien dat 10 procent van de zelfstandig wonende ouderen ondervoed is en dit loopt op tot 40 procent in verpleeg- en verzorgingshuizen.3 Waarom ondervoeding juist bij patiënten jonger dan 65 jaar vaker voorkomt is niet bekend. Mogelijke oorzaken zijn de algemene verandering in eetgedrag en eetpatroon van de laatste jaren en de toename van risicogroepen als vegetariërs, sociaal minder bedeelden, daklozen en alcoholverslaafden, bij wie gemakkelijk tekorten aan essentiële voedingsstoffen kunnen ontstaan. Tevens is er in Nederland meer aandacht voor obesitas, waardoor het probleem van ondervoeding op de achtergrond dreigt te raken. Terwijl de kennis dat ondervoeding bij patiënten met overgewicht ook voorkomt de laatste jaren wel is toegenomen.



De onderzoeksresultaten van het Amphia Ziekenhuis zijn waarschijnlijk representatief voor andere ziekenhuizen en bevestigen het vermoeden dat een aanzienlijk deel van de patiënten al ondervoed is als zij de polikliniek bezoeken.



Preventie


In een eerdere fase is in het Amphia Ziekenhuis een intern onderzoek verricht naar de voedingstoestand van patiënten op verschillende afdelingen. De uitkomst van dit onderzoek toonde aan dat gemiddeld 30 procent van de patiënten ondervoed is. Dit zorgwekkende resultaat heeft onder andere ertoe geleid dat in 2004 een structureel multidisciplinair beleid is opgesteld met betrekking tot medisch-inhoudelijke en voedingskundige aspecten. De uiteindelijke doelstelling is om eind 2006 het preventie- en behandelingsbeleid zover te implementeren dat ondervoeding bij patiënten minimaal 1 procent onder het gemiddelde van vergelijkbare ziekenhuizen ligt. In september 2004 is het project opgestart. Het heeft een looptijd van anderhalf jaar. Het project is gericht op de individuele patiënt, met vooral aandacht voor het uitwerken van het (poli)klinisch weegbeleid, opzetten van een (poli)klinisch sreeningsbeleid, aanscherpen van het pre- en postoperatieve voedingsbeleid, het opstellen van een verwijsbeleid en voorlichting aan de individuele patiënt. Tevens worden kwaliteitseisen opgesteld voor optimale voeding, wordt het drink-, sonde- en parenterale voedingsbeleid vastgelegd en is er een belangrijke rol weggelegd voor het voedingsteam.



Screenen


Screening op ondervoeding moet, net als het meten van de bloeddruk, een standaardactiviteit worden in de huisartsenpraktijk, op de poliklinieken en in verpleeghuizen. Het is met behulp van eenvoudige vragen vrij goed vast te stellen en dient te worden behandeld.


Ondervoeding komt niet alleen op oudere leeftijd voor en moet dus bij iedereen worden onderzocht. Bovendien is de diversiteit van ziektebeelden waarbij ondervoeding voorkomt groot. Het is dan ook belangrijk om bij alle ziektebeelden hierop te screenen. Vervolgonderzoek is nodig om te achterhalen of ondervoeding bij patiënten met meerdere (chronische) aandoeningen vaker voorkomt. Het is de moeite waard om ook in andere regio’s een gelijkwaardig onderzoek uit te voeren, om zeker te weten dat het Amphia Ziekenhuis representatief is en dat er geen regionale verschillen zijn.



I. Keusters, afdelingshoofd diëtetiek, Amphia Ziekenhuis, Breda


mr. dr. R. J. de Folter, voorzitter Raad van Bestuur en lid Stuurgroep ‘Wie beter eet wordt sneller beter’, Amphia Ziekenhuis, Breda


dr. A.M. Rijken, chirurg, Amphia Ziekenhuis, Breda



Correspondentieadres:

arijken@amphia.nl

 



SAMENVATTING


- In het Amphia Ziekenhuis is een studie uitgevoerd naar ondervoeding bij patiënten op de polikliniek.


- Het aantal ondervoede patiënten is aanmerkelijk hoger dan verwacht, namelijk 23,7 procent; bij jongeren zelfs 29 procent.


- De behandelend arts herkent ondervoeding vaak niet of te laat.


- Ondervoeding dient multidisciplinair te worden behandeld, waarbij de diëtist een centrale rol vervult.




Referenties


1. Binsbergen JJ van, Naber AHJ. De neerwaartse spiraal van ondervoeding. Medisch Contact 2000; 55: 813-6.  2. Halfens RJG, Wansink SW. Landelijke prevalentiemeting decubitus en andere zorgproblemen. Rapport september 2004; 220: 33, 34.  3. Garrow JS, Seidell JC. SENECA: nutrition and the elderly in Europe. Eur J Clin Nutr 1996; 50:  Suppl 1-127.



Klik hier voor het PDF-bestand van dit artikel


ouderen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.