Laatste nieuws
Joep Hubben
5 minuten leestijd
Tuchtrecht

Spraakverwarring over de hoofdbehandelaar

Tuchtcollege moet helderheid scheppen over de begrippen hoofd- en regiebehandelaar

1 reactie
Getty Images
Getty Images

Een recente uitspraak van het Centraal Tuchtcollege zaait verwarring over de begrippen hoofd- en regiebehandelaar. Het is zaak daarover snel duidelijkheid te verschaffen, zeker omdat multidisciplinaire behandelingen steeds meer gemeengoed worden.

Enkele maanden geleden deed het Centraal Tucht­college uitspraak in een complexe casus over de gang van zaken tijdens een bevalling. Bij die bevalling is foetaal bloedverlies opgetreden met fatale gevolgen: onder andere ernstige hersenschade en dood van de baby. Het is niet duidelijk wanneer het bloedverlies is opgetreden. Het debat gaat met name over het cardiotocogram, de overdracht en de verantwoordelijkheid van de hoofdbehandelaar. De uitspraak van het Centraal Tuchtcollege over de gynaecoloog-hoofd­behandelaar is opmerkelijk omdat het college ‘voor wat betreft het hoofdbehandelaarschap’ in deze casus aanleiding ziet ‘de vaste rechtspraak over de taken en verantwoordelijkheden van verschillende zorgverleners bij de behandeling van een patiënt te herformuleren’. Die beknopte formulering van het Centraal Tuchtcollege is helaas verwarrend voor de praktijk en met name voor de invulling van het hoofdbehandelaarschap.

Richtinggevend is tot dusverre de uitspraak van 1 april 2008

Regievoering

Richtinggevend voor het hoofdbehandelaarschap is tot dusverre de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege van 1 april 2008, die daarna vaak is bevestigd. Kern is dat de hoofdbehandelaar, naast de zorg die hij als specialist voor de patiënt en diens naasten heeft te betrachten, belast is met de regie van de behandeling door hemzelf en andere specialisten en zorgverleners tijdens het gehele behandeltraject. Aan die norm heeft het Centraal Tuchtcollege in de beslissing uit 2008 (die betrekking had op een complexe neurochirurgische ingreep) gedetailleerd uitwerking gegeven door te bepalen dat de regievoering van de hoofdbehandelaar ten minste inhoudt dat hij:

a. door adequate communicatie en organisatie de voorwaarden en omstandig­heden heeft geschapen waaronder een behandeling verantwoord kan worden uitgevoerd met vermijding van complicaties;

b. alle betrokken specialisten in staat heeft gesteld op hun vakgebied een deskundige bijdrage te leveren aan een verantwoorde behandeling van de patiënt;

c. in de mate die van hem als arts mag worden verwacht alert is geweest op aspecten van de behandeling die mede liggen op andere vakgebieden dan het zijne en zich over die aspecten heeft laten informeren door de specialisten op die andere vakgebieden, zo tijdig en voldoende als voor een verantwoorde behandeling van de patiënt vereist is;

d. toetst of de door de betrokken specialisten geleverde bijdragen aan de behandeling van de patiënt met elkaar in verhouding zijn en passen binnen zijn eigen behandelplan en in overeenstemming hiermee ervoor heeft zorggedragen dat de bij de verschillende specialisten ingewonnen adviezen zijn opgevolgd;

e. in overleg met de desbetreffende bij de behandeling betrokken specialisten en andere zorgverleners erop toeziet dat in alle fasen van de behandeling dossiervoering plaatsvindt die voldoet aan de daaraan gestelde eisen;

f. de hoofdbehandelaar de patiënt en diens naaste betrekkingen voldoende op de hoogte heeft gehouden van het verloop van de behandeling van de patiënt en hun vragen tijdig en adequaat beantwoordt.

De beslissing uit 2021

De nieuwe beslissing van het Centraal Tuchtcollege uit 2021 spitst zich toe op de beoordeling van de ochtendoverdracht van 1 maart 2014 en de cardiotocogram­gegevens bij die overdracht. Gedurende een langere periode in de voorafgaande nacht blijken de cardiotocogramuitslagen niet te zijn geclassificeerd en gedocumenteerd. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de wel beschikbare cardiotocogramuitslagen toen niet als geruststellend of normaal konden worden geclassificeerd. De foetale bewaking heeft volgens het college vanaf middernacht niet voldaan aan wat van een redelijk bekwaam gynaecoloog mag worden verwacht. Bij de ochtendoverdracht was de hoofdbehandelaar als tweede achter­wacht aanwezig. Hij was in de voorafgaande nacht niet betrokken bij de bespreking van de cardiotocogramgegevens. Ofschoon het Centraal Tuchtcollege uitdrukkelijk vaststelt dat ‘de uiteindelijke beslissing over het in te zetten beleid, en dus ook over het al dan niet besluiten tot een (spoed)sectio bij de ochtendoverdracht, lag bij de twee voorwachten’ en de beklaagde gynaecoloog (die patiënte wel kende uit het poliklinisch traject en eerdere opnames) ‘slechts als achterwacht aanwezig was’, treft hem toch het verwijt dat hij niet heeft opgemerkt dat de foetale bewaking vanaf middernacht onvoldoende was en dit hem niet heeft geleid tot heroverweging van het beleid. Op deze grond kreeg de gynaecoloog-hoofdbehandelaar een waarschuwing.

Wankele onderbouwing

Het Centraal Tuchtcollege motiveert dit met de overweging dat er reden is de vaste rechtspraak over de taken en verantwoordelijkheden van verschillende zorgverleners bij de behandeling van een patiënt ‘voor wat betreft het hoofdbehandelaarschap’ te ‘herformuleren’. Als onderbouwing daarvoor wordt volstaan met: ‘De toegenomen complexiteit van zorg, die soms door zorgverleners van verschillende instellingen wordt verleend, vereist uitgangspunten die meer flexibel toegepast kunnen worden.’

De praktijk is niet gediend met het op vage gronden intro­duceren van een regiebehandelaar

Allereerst valt niet goed te begrijpen hoe deze overweging van toepassing is op deze casus waarin immers geen sprake is van hulpverleners van verschillende instellingen. Onopgehelderd blijft verder waarom een meer flexibele toepassing nodig is. Evenmin is duidelijk waarom het college aan deze overweging rechtstreeks de conclusie verbindt: ‘Daarom zal hierna ook worden gesproken over “de regiebehandelaar”.’ Wat moet die doen? Daarover zegt het college dat die ‘in ieder geval’ moet toezien op de continuïteit en de samenhang van de zorgverlening, de adequate informatie-uitwisseling en voldoende overleg, alsmede zorgen voor een aanspreekpunt voor de patiënt en diens naasten. De relatie tot de (overige) regietaken van de hoofdbehandelaar blijft onbesproken. Aan de voor de praktijk gewenste duidelijkheid draagt ook niet bij dat het college beslissende betekenis toekent aan het feit dat de gynaecoloog als ‘regiebehandelaar’ fysiek aanwezig was bij de ochtendoverdracht.

Sommigen concluderen uit deze beslissing dat het Centraal Tuchtcollege de hoofd­behandelaar heeft vervangen door de regiebehandelaar. Naar mijn mening is dat een voorbarige conclusie. Het Centraal Tuchtcollege spreekt over ‘herformuleren’ van het hoofdbehandelaarschap en niet over vervanging door de regiebehandelaar. Bovendien biedt deze beslissing geen heldere omschrijving van de taken van de regiebehandelaar. Aangegeven wordt slechts welke taken ‘in ieder geval’ aan de regiebehandelaar worden toebedacht zonder die af te zetten tegen de eerder aan de hoofdbehandelaar gegeven rol. Daar was alle aanleiding voor omdat de in eerdere rechtspraak aan de hoofdbehandelaar toebedachte regietaken ruimer zijn geformuleerd.

Onduidelijkheden

De beslissing van het Centraal Tucht­college uit 2008 heeft een belangrijke rol gespeeld bij de vormgeving van het hoofdbehandelaarschap en meer in het algemeen bij de regeling van de medische verantwoordelijkheid met name bij complexe medische behandelingen. De implementatie daarvan is niet altijd eenvoudig. De praktijk is echter niet gediend met het op vage gronden introduceren van een regiebehandelaar die een onduidelijke taak­omschrijving heeft en wiens verhouding tot de met regievoering belaste hoofdbehandelaar alleen maar vragen oproept Hopelijk neemt het Centraal Tuchtcollege in een volgende uitspraak deze onduidelijkheden weg. 

auteurs

prof. mr. Joep Hubben, emeritus hoogleraar gezondheidsrecht en oud-tuchtrechter

contact

j.h.hubben@nysingh.nl

cc: redactie@medischcontact.nl

Lees meer download dit artikel (pdf)
Tuchtrecht
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • M.M. ten Hoopen

    Jurist, Gezondheidsrecht, Maastricht

    Terecht wordt stilgestaan bij deze uitspraak. Ook al is er naar aanleiding van de verander(en)de wijzen van samenwerking bij medische behandeling aanleiding om de vraag op te werpen of de rechtspraak over het hoofdbehandelaarschap bijstelling verdien...t, deze uitspraak is niet voldoende inzichtelijk. Is er wel reden om, indien dat in de uitspraak zou moeten worden gelezen, het begrip hoofdbehandelaar te vervangen door 'regiebehandelaar' (mogelijk in navolging van de terminologie in de ggz)? En is er wel reden om op de wijze zoals dat nu wordt gedaan de eerder door het Centraal Tuchtcollege geformuleerde taken van de hoofbehandelaar te 'herformuleren'? De werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de hoofdbehandelaar zoals die in de uitspraak worden genoemd verdienen een duidelijker uiteenzetting en, vooral, toelichting. Aan de nieuwe, door overwegingen van 'flexibiliteit' ingegeven benadering is het risico verbonden dat de klok de facto een stuk wordt teruggedraaid naar de tijd waarin de IGJ de beroepsgroep verzocht duidelijke richtlijnen op te stellen met betrekking tot het hoofdbehandelaarschap. Het onderwerp vergt nadere overdenking alvorens de vaste rechtspraak te verlaten en een andere weg in te slaan. Hoe ver mag/moet flexibiliteit gaan? Is het bijvoorbeeld wenselijk dat een patiënt meer hoofdbehandelaren heeft, één per afdeling waarbinnen hij (mede) in behandeling is, een handelwijze die in ziekenhuizen - in weerwil van een eerdere uitspraak van het Centraal Tuchtcollege - mogelijk al als een optie wordt gezien ? Hierbij is van belang dat nogal wat medische fouten, ook die welke aan de tuchtrechter worden voorgelegd, zijn terug te voeren op tekortkomingen in de communicatie en onderlinge taakafstemming. Ook kan de vraag worden gesteld of verantwoordelijkheden inzake de (eind)regie die over de grenzen van het eigen specialisme heen reiken niet juist passen bij de competenties die artsen tegenwoordig moeten hebben én in de praktijk moeten (kunnen) waarmaken. Vanzelfsprekend zal er ruimte kunnen en moeten blijven om taken op onderdelen te delegeren of op een wat andere manier vorm te geven, mits de werkwijze voor alle betrokken zorgverleners en patiënten voldoende duidelijk is. De medische en juridische kaders moet echter wél helder zijn.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.