Laatste nieuws
4 minuten leestijd

Retrograad: voortplanting

Plaats een reactie

Als in het Medisch Contact van de naoorlogse jaren het thema voortplanting aan de orde kwam, werd dat meestal in verband gebracht met de gevaren van radioactiviteit. Door de jaren heen komen geboortebeperking, kunstmatige bevruchting, abortus provocatus, de pil, erfelijkheidsonderzoek en spermadonoren aan de orde. Hieronder vindt u fragmenten van originele MC-artikelen over voortplanting.

Blootstelling aan radiostraling
1957
In een samenvatting van de World Medical Journal, een vaste rubriek in Medisch Contact in die dagen, lezen we in 1957 dat een atoomenergiecommissie in Amerika het effect bestudeert op de voortplanting en een grens aangeeft voor de totale hoeveelheid straling waaraan de reproducerende cellen van het lichaam ten hoogste gedurende een leven mogen worden blootgesteld. (MC 5/1957: 80)

1959
In 1959 vindt het derde internationale congres over fertiliteit en steriliteit in Amsterdam plaats. Afgesproken wordt ‘een betere verstandhouding tussen de naties te kweken’ door kennis uit te wisselen voor de ‘verduurzaming van het gezinsleven’. Radioactiviteit wordt beschouwd als een bedreiging van de voortplanting van het menselijk ras. (MC 26/1959: 409)

Kunstmatige bevruchting (artificiële inseminatie)
1959
Kunstmatige bevruchting wordt in 1959 besproken in Medisch Contact. ‘Uit medisch literatuur van medio 1949 blijkt, dat in Nederland de A.I. (artificiële inseminatie, red.) toen reeds daadwerkelijk werd toegepast, en het staat vast dat de A.I. wordt toegepast, op groter schaal waarschijnlijk dan wij ons bewust zijn.’ (MC 32/1959: 484)

Ook de juridische aspecten van kunstmatige bevruchting komen aan bod, want wie is de vader in dit geval?
‘Oeroud is de regel: vader van een kind is de man met wie de moeder is gehuwd. ,,Pater is est quem nuptiae demonstrant." (Lex 5 Dig II. 14; Burgerlijk Wetboek art. 305; Code Civil art. 312; Ontwerp Nieuw B.W.I.II.I). Bonaparte zegt kort en krachtig: ,,c'est la loi qui fait Ies pères". De wet gaat er van uit dat de vrouw trouw is aan de man en deze dus de vader is van de kinderen.’ (MC 32/1959: 484)

1989
Met het toenemen van de mogelijkheden blijven in Medisch Contact artikelen over dit onderwerp verschijnen, zoals de publicatie van een compleet conceptcontract tussen spermadonor en ziekenhuis.

‘De stormachtige ontwikkeling die zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan met betrekking tot de beheersing en de manipulatie van de menselijke voortplanting, plaatst ons voor vragen van juridische, ethische en sociaal-culturele aard. De maatschappelijke meningsvorming en de ethische discussie over de moderne technieken van geassisteerde voortplanting lopen achter op de dagelijkse praktijk. Dit plaatst de arts die zich bezighoudt met de behandeling van ongewenst kinderloze paren in een positie die boven zijn primair medisch-technische expertise uitstijgt. Een complicerende factor is, dat nieuwe behandelingsmogelijkheden (reageerbuisbevruchting, gebruik van donorgameten, draagmoederschap) niet alleen kunnen worden aangewend bij de behandeling van ongewenste kinderloosheid, maar ook als alternatief voor natuurlijke voortplanting.' (MC 22/1989: 750)


Geboortebeperking
1967
Het menselijk ingrijpen in de voortplanting beperkt zich niet alleen tot bevorderende handelingen. Zorgen over de bevolkingsaanwas en de rol van de arts hierin leiden tot pittige discussies. Prof. dr. J. P. van Rooijen, gastspreker van de afdeling Haarlem, bepleit actieve, geboortebeperkende inzet van dokters. (MC 31/1967: 703)

‘De ‘huidige bevolkingsexplosie’ komt niet alleen door het geboortepatroon maar vooral door de indrukwekkende daling van het sterftecijfer. Het is daarom nu zaak zich te bezinnen hoe men tegenover een bewuste geboortenbeperking staat. De heftige tegenstand tegen dit onderwerp die in de jaren vijftig vigeerde, is in de laatste paar jaar totaal verdwenen. De medicus kan zich ten aanzien van de bevolkingsontwikkeling niet meer afzijdig houden. Het CBS verwacht in die tijd een toename van de Nederlandse bevolking tot 20-21 miljoen in het jaar 2000.

AI heeft de huisvrouw door de moderne hulpmiddelen meer tijd voor werk buitenshuis, toch zal de verzorging van de te verwachten 4 miljoen bejaarden een groot probleem vormen. De animo voor werk buitenshuis is er namelijk nog nauwelijks.’

Uit het ingestuurde verslag bleken de toehorende artsen niet van plan zich voor demografische karren te laten spannen en vooral oog te hebben voor de individuele patiënt.

De pil
1967
April 1964 werd de pil toegelaten, wat in het najaar van 1964 al resulteerde in een opmerkelijke daling van het aantal zwangerschappen. (MC 31/1967: 703).

De VPRO heeft radio- en televisie-uitzendingen over de pil op haar website staan. In een begeleidende tekst wordt ook ingegaan op de houding van artsen jegens de pil. Artsen liepen achter in de acceptatie ervan, om drie redenen. Ten eerste was er het wantrouwen jegens de werkzaamheid en de vrees voor meer ongewenste zwangerschappen. Daarbij kwam de discussie over abortus die men zag aankomen. Ten derde hadden artsen weinig kennis over voorbehoedsmiddelen en werden tot in de jaren zeventig bijscholingen voor huisartsen georganiseerd over het pessarium en zaaddodende pasta.

In 1972 worden de pil en andere anticonceptieve methoden waarbij de hulp van een arts onontbeerlijk is, opgenomen in het ziekenfondspakket.

Abortus provocatus
1967
En na invoering van de pil bleek de discussie over abortus provocatus inderdaad niet tegen te houden. Dat de verantwoordelijkheid voor het nieuwe leven hiermee bij de vrouw komt te liggen, is wennen, maar begrijpelijk ‘…daar wij niet meer spreken in bijbelse termen als “hij gewon" en “hij ging in tot" maar tegenwoordig spreken over geslachtsgemeenschap of geslachtsverkeer, welke termen gemeenschappelijkheid en wederkerigheid uitdrukken’ aldus een begripvolle auteur in 1967. (MC 40/1967: 933)

1972
Vijf jaar later, in 1972, schrijft Medisch Contact dat het accent in de discussie verlegd is van mensen die voor of tegen abortus provocatus zijn naar mensen die al dan niet willen werken aan het voorkomen van ongewenste zwangerschap. (MC 8/1972: 211) Uit een onderzoekje onder 900 vrouwen die een abortus ondergingen, blijkt dat 85 procent van de huisartsen positief reageerde en bijna 9 procent van de huisartsen er niets mee te maken wilden hebben (MC 3/1972: 66).

Erfelijkheidsvoorlichting
1989
Met het voortschrijden van medische mogelijkheden ontstaat ook belangstelling voor erfelijkheidsvoorlichting. Het medisch specialisme klinisch geneticus wordt in 1987 erkend. Ook groeit de angst voor ‘selectieve voortplanting’. In 1989 publiceert Marc Christiaens een drieluik over erfelijkheidsvoorlichting en ethiek.

‘De kloof tussen de explosieve kennisontwikkeling in de klinische genetica en de onmacht elementaire medisch-ethische principes van patiëntenbegeleiding in de praktijk toe te passen - lofwaardige uitzonderingen niet te na gesproken – is verontrustend.’ (MC 27-28/1988: 847)

Links

Andere Tijden-uitzending over De pil

MC-special Voortplanting (2010)

Naar de overzichtspagina Retrograad


Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.