Laatste nieuws
Willemien Kastelein
8 minuten leestijd

Problemen met de media

Plaats een reactie

Beroepsgeheim staat verweer niet in de weg


Artsen die worden geconfronteerd met onjuiste berichtgeving in de media of met beledigende websites, zijn niet rechteloos. Zo komt naar voren uit recente jurisprudentie. Zij kunnen een kort geding aanspannen of naar de Raad voor de Journalistiek stappen.


 


Artsen en instellingen krijgen steeds vaker te maken met media die niet schromen ze zonder voorafgaande toestemming met een verborgen camera te filmen of ze met naam en toenaam en in negatieve bewoordingen in kranten en tijdschriften te noemen.


Bij radio- en tv-uitzendingen en bij publicaties in tijdschriften en kranten zijn enkele wetsartikelen van belang. Zo bepaalt artikel 7 van de Grondwet dat niemand voorafgaand toestemming nodig heeft om gedachten of gevoelens in druk te openbaren en dat voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending niet is toegestaan. Artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bepaalt dat iedereen recht heeft op vrijheid van meningsuiting, zonder inmenging van enig openbaar gezag.1 Eén van de beperkingen is echter artikel 6:162 BW, dat een verbod inhoudt op onrechtmatig handelen. Ook van belang is artikel 21 van de Auteurswet, dat openbaarmaking van een ongevraagd portret verbiedt, voorzover een redelijk belang van de geportretteerde of zijn nabestaanden zich tegen openbaarmaking verzet. Ten slotte moet artikel 12 van de Grondwet worden genoemd; dit verbiedt het zonder toestemming van de bewoner betreden van een woning.


De problemen met de media zijn niet allemaal over één kam te scheren. Zo zijn er de opnamen met een verborgen camera, de publicaties in kranten en sensatietijdschriften, is er de ‘overvaljournalistiek’, evenals het gebruik van internet en het opzetten van websites. Ook artsen en instellingen in de gezondheidszorg kunnen deze problemen tegenkomen.


Illustratie Craig Smallish, bewerking Medisch Contact



Overval


Pieter Storms heeft jarenlang verzekeraars en ziekenhuizen lastiggevallen met zijn programma ‘Breekijzer’. De ‘Storms Factory’ hanteert daarbij de overvalmethode: samen met het vermeende slachtoffer brengt hij onaangekondigd en met draaiende camera een bezoek aan de ‘daders’. Zonder toestemming van het object van de nieuwsgaring of het onderzoek wordt, soms met geweld, toegang verschaft tot het kantoor van de ‘dader’ om hem of een onwillige woordvoerder voor de camera vragen te stellen. Bijvoorbeeld waarom hij nog altijd niets heeft gedaan aan de problemen van het slachtoffer. In het begin had Storms hiermee succes.


Maar in het arrest van de Hoge Raad van 2 mei 2003 werd vastgesteld dat de wijze waarop Storms zijn programma uitvoerde, afweek van de normen van zorgvuldige en maatschappelijk aanvaardbare journalistiek. Zelfs zozeer dat niet behoefde te worden betwijfeld ‘of de door eiser gevorderde uitzendverboden evenredig waren aan het te beschermen belang’.2 Bovendien bepaalde de Hoge Raad dat het afblokken van het gezicht van een afgebeelde persoon nog niet wil zeggen dat er geen sprake is van een portret in de zin van artikel 21 van de Auteurswet, tegen uitzending waarvan de geportretteerde zich kan verzetten. Dit betekende een doorbraak, omdat tot dan toe werd aangenomen dat het afblokken maakte dat openbaarmaking geen schending van de Auteurswet inhield.


De recentste rechtszaak tegen Storms werd in maart 2004 gevoerd door het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen en verzekeraar MediRisk. Ook in dit geval ging het om een overval met lopende camera, naar aanleiding van een vermeende medische fout. Gezien de context van de voorgenomen uitzending (medische missers en het verhullen van niet-natuurlijke doodsoorzaken door ziekenhuizen) achtte de voorzieningenrechter de gemaakte beelden bedoeld om in de eerste plaats het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis en als afgeleide daarvan MediRisk neer te zetten als instellingen waar fouten met dodelijke afloop worden gemaakt en men zich aan de aansprakelijkheid daarvoor onttrekt, terwijl daarvoor van de kant van Storms een onvoldoende gefundeerd vermoeden bestond. De belangen van het ziekenhuis en MediRisk dienden derhalve te prevaleren boven het in het geding zijnde belang van vrijheid van meningsuiting van Storms. Het verbod tot uitzending werd toegewezen.3

Verborgen camera
Een zaak die in de gezondheidszorg destijds veel ophef baarde, was dat de Evangelische Omroep (EO) opnamen had gemaakt met een verborgen camera in de abortuskliniek Bloemenhove. Het Amsterdamse Hof oordeelde dat de exploitant van Bloemenhove, Stizo, belang had bij eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer en die van (toekomstige) patiënten van de kliniek, met aan de andere kant het belang van de EO bij vrije nieuwsgaring en uitingsvrijheid. De EO mocht de beelden niet uitzenden, omdat deze omroep naar het oordeel van het Hof onvoldoende had aangetoond dat hem geen andere middelen ten dienste stonden om de vermeende misstanden aan te tonen, bijvoorbeeld een interview met een kritische briefschrijfster. Uitzending werd op grond van art. 6:162 BW onrechtmatig geacht.4

Sensatiebladen


Weinig succes had het Medisch Centrum Boerhaave, dat in een kort geding rectificatie eiste naar aanleiding van een publicatie in Nieuwe Revu over de slechtste privé-klinieken van Nederland, waarbij dit medisch centrum ten onrechte werd genoemd. Nieuwe Revu rectificeerde deze mededeling met de toelichting dat de aantijging onvoldoende feitelijke grondslag had gehad. Het blad erkende overigens in die rectificatie dat het misleidend en onrechtmatig had gehandeld. Medisch Centrum Boerhaave stelde dat daarmede de reeds toegebrachte schade niet was hersteld en dat de rectificatie onvoldoende afstand nam van de eerdere publicaties. Er was over de rectificatie bijvoorbeeld geen overleg geweest. De rechter meende dat dit ook niet noodzakelijk was nu Nieuwe Revu had erkend dat het artikel op onvoldoende feitelijke grondslag berustte en dat het blad Medisch Centrum Boerhaave niet had mogen vermelden op de lijst van slechtste klinieken van Nederland.5




   


Internet en websites


Steeds vaker geven patiënten blijk van hun ontevredenheid via zelfgemaakte websites. Het Academisch Ziekenhuis Rotterdam (AZR) vond één van die websites te ver gaan. Het AZR nam daarbij het standpunt in dat in de (post)contractuele verhoudingen tussen het ziekenhuis en een ontevreden (ex-)patiënt, deze laatste verplicht zou zijn om van een klachtprocedure gebruik te maken en niet zijn eigen versie van de gebeurtenissen via internet openbaar zou mogen maken. De aangevoerde passages achtte het Hof echter niet evident onjuist. Zo mocht de passage: ‘Dr. (...) had geen belangstelling voor mijn levensbedreigende situatie. Hij had meer interesse voor zijn eigen rust en vakantie’ blijven staan. Niet valt in te zien, aldus het Hof, waarom patiënt en familie de indrukken die zij van het gesprek met het ziekenhuis hebben overgehouden niet via hun website openbaar zouden mogen maken.6

Gewobd


Tot schrik van velen in de gezondheidszorg heeft een aantal jaren geleden de afdeling Rechtspraak Raad van State, onze hoogste bestuursrechter, bepaald dat rapporten die in het bezit zijn van de Inspectie voor de Gezondheidszorg in principe kunnen worden ‘gewobd’ (WOB = Wet openbaarheid van bestuur). Dat wil zeggen dat zij op verzoek van eenieder openbaar dienen te worden gemaakt. De eerste zaak waarbij dit speelde, was een visitatierapport van 15 december 1995 van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) over de afdeling Gynaecologie van Ziekenhuis Eemland te Amersfoort. De NVOG had dit rapport vrijwillig aan de inspectie beschikbaar gesteld vanwege de vertrouwensband tussen de inspectie en het veld. De inspectie weigerde openbaarmaking om die reden en vanwege de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. De afdeling Rechtspraak meende dat het belang van openbaarmaking vooropstond. Anonimisering van de vermelde persoonlijke gegevens achtte de raad voldoende ter bescherming van het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.7


De volgende uitspraak in deze lijn betrof de door de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) opgestelde en aan de inspectie overhandigde visitatie-rapporten over nascholingsactiviteiten die farmaceutische bedrijven organiseerden voor huisartsen. De inspectie had op verzoek van Trouw en VPRO-radio besloten de rapporten openbaar te maken, echter nadat de namen van personen, betrokken bedrijven en geneesmiddelen waren weggelakt. Een van de betrokken bedrijven, Glaxo, vorderde een verbod tot openbaarmaking. De Rechtbank Utrecht oordeelde dat Glaxo als farmaceutisch bedrijf en onder-neming niet geacht werd een persoonlijke levenssfeer te hebben. Op die grond kon derhalve openbaarmaking niet worden voorkomen. Ook werd naar het oordeel van de rechtbank door het bewuste visitatierapport geen reputatieschade veroorzaakt.8


Ten slotte schreef een onder extern voorzitterschap door de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht ingestelde onderzoekscommissie naar aanleiding van een ernstig incident een onderzoeksrapport over de organisatiestructuur en werkwijze van de afdeling Kindercardiologie. Dit rapport werd uitgebracht op 5 april 2001. Het UMC Utrecht gaf het interne document onverplicht aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg, waardoor het onder het regime van de WOB kwam. Het UMC Utrecht wilde openbaarmaking van het rapport voorkomen, gezien de belangen van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken artsen en de aan de medewerkers van het UMC Utrecht toegezegde vertrouwelijkheid. Dit achtte de rechtbank geen doorslaggevende argumenten, omdat het onderzoeksrapport uitsluitend het beroepshalve functioneren van betrokkenen aanging, geanonimiseerd was en er met openbaarmaking een algemeen belang werd gediend. Een zekere mate van herleidbaarheid bij een relatief kleine kring betrokkenen kon ondanks anonimisering niet geheel worden uitgesloten. Doch ook onder die omstandigheid, aldus de rechtbank, had het ziekenhuis niet aannemelijk gemaakt dat de openbaarmaking van het onderzoeksrapport en de bereidwilligheid van de medewerkers om onregelmatigheden aan te melden significant in negatieve zin zouden worden beïnvloed.9



Vrijheid versus recht


Wat valt nu uit de jurisprudentie te leren? Allereerst dat de rechter geen censuur toestaat, wat het verbieden van uitzendingen vooraf niet gemakkelijk maakt. Voorts bestaat er niet altijd een recht op hoor en wederhoor en evenmin een recht om teksten van interviews vooraf te lezen tenzij dit uitdrukkelijk is afgesproken. Als een medium besluit te rectificeren, is over de inhoud daarvan geen overleg vooraf noodzakelijk.


Geruchten, roddels en persoonlijke indrukken mógen, evenals persoonlijke interpretaties. Dit betekent dat degenen die zich onrechtvaardig behandeld voelen, een ruime vrijheid hebben om dat op de hun passende wijze naar buiten



uit te dragen.


Onrechtmatig zijn publicaties die evident onjuist of onnodig grievend zijn, een aantasting van eer en goede naam of een inbreuk op het portretrecht, ook bij ‘geblokte’ personen, inhouden. Het kan verstandig zijn daarvan aangifte te doen om te voorkomen dat de rechter constateert dat de normschending kennelijk niet ernstig genoeg was.10


Het gevoel van artsen dat zij vaak vogelvrij zijn, is hiermede natuurlijk niet verholpen.11 Immers, het is vaak niet eenvoudig aan te tonen dat kranten evidente onwaarheden publiceren, mede gezien het belang dat aan de vrijheid van meningsuiting wordt gehecht. Vaak brengt het aanvechten van een bepaalde handelwijze bovendien nog meer ongewenste publiciteit mee. Artsen voelen zich verder - terecht - vaak belemmerd door hun beroepsgeheim. De vraag is overigens hoe reëel dit is als de patiënt zijn hele hebben en houden in de openbaarheid brengt. In ieder geval bestaat er jurisprudentie dat artsen zich bij concrete bedreigingen niet belemmerd hoeven te voelen door hun beroepsgeheim om aangifte te doen. Naast een kort geding waarin een verbod tot uitzending of publicatie kan worden gevorderd of - later - rectificatie, is het soms het overwegen waard een klacht in te dienen bij de Raad voor de Journalistiek. Die toetst namelijk of er is gehandeld in overeenstemming met de journalistieke zorgvuldigheid.12 



prof. mr. W.R. Kastelein,


bijzonder hoogleraar gezondheidsrecht aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, advocaat/partner bij KBS advocaten te Utrecht


Correspondentieadres: KBS advocaten, Postbus 13086, 3507 LB Utrecht, e-mail:

wr.kastelein@kbs.netlaw.nl

.

SAMENVATTING


 Artsen en instellingen worden steeds vaker geconfronteerd met negatieve berichtgeving in de media.


 Tegen onaangekondigde opnamen met een verborgen camera, onjuiste berichtgeving, roddels en beledigende websites is niet gemakkelijk op te treden.


 De rechter hecht veel belang aan de vrijheid van meningsuiting en drukpers.


 Informatie aan de inspectie is in beginsel openbaar.


 Recente jurisprudentie in de Pieter Storms-zaken laat zien dat instellingen en artsen niet rechteloos zijn bij ongefundeerde beschuldigingen.


 Naast het eventueel aanspannen van een kort geding is ook de gang naar de Raad voor de Journalistiek het overwegen waard.

Referenties


1. Zie voorzieningenrecht Rechtbank Zutphen 14 juli 2003, KG 2003, 187.  2. NJ 2004, 80.  3. Rechtbank Alkmaar 12 maart 2004, KG 2004/93 en 2004/95.  4. Hof Amsterdam 28 november 1996, KG 1997/359.  5. Rechtbank Haarlem 11 maart 2004, NJF 2004/290 (appèl loopt).  6. Hof ‘s-Gravenhage 17 oktober 2001, NJ 2002/88.  7. Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak 16 oktober 1998, TvGR 1999/49.  8. Rechtbank Utrecht sector bestuursrecht 22 maart 2001, SBR 2001/85 VVen SBR 2001/94 VV.  9. Rechtbank Utrecht 10 oktober 2002, TvGR 2003/14.  10. Hoge Raad 24 januari 2003, JOL 2003/57, C01/173HR.  11. Zie R. Crommentuyn, Aan de schandpaal, Medisch Contact 2003; 28/29. 12. Zie Raad voor de Journalistiek 9 juli 2003, nr. 2003-45 (

www.rvdj.nl

).

medische fouten
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.