Meerdere behandelingen effectief tegen hepatitis C

Er is geen verschil in effectiviteit tussen de twee bestaande behandelstrategieën voor chronische infectie met het hepatitis C-virus (HCV). Dat concluderen John McHutchison c.s. in een artikel in NEJM.

Huidige richtlijnen bevelen zowel het gebruik van peginterferon-alfa-2b (Pegintron) aan als van peginterferon-alfa-2a (Pegasys), beide in combinatie met ribavirine (Rebetol/Copegus). De onderzoekers hebben de veiligheid en werkzaamheid van deze twee standaardbehandelopties vergeleken (groep 1 en 2). Daarnaast werd een derde onderzoeksgroep behandeld met een combinatie van ribavirine en een experimentele, lagere dosis peginterferon-alfa-2b. De onderzoekspopulatie bestond in totaal uit 3070 patiënten, besmet met HCV-genotype 1, die gedurende 48 weken medicatie kregen.

De blijvende virologische respons, gedefinieerd als het niet detecteerbaar zijn van HCV-RNA na 24 weken follow-up, verschilde nauwelijks tussen de drie groepen. Dit effect was aan het eind van de behandelfase wel bij meer patiënten opgetreden die de alfa-2a-variant toegediend kregen (40,9% voor groep 2 versus 39,8 en 38% voor groep 1 en 3), maar het aantal recidieven lag bij hen ook hoger (31,5% versus 23,5 en 20%). De reden daarvoor is de onderzoekers niet duidelijk.

Het aantal en de soort bijwerkingen van de geneesmiddelen waren hetzelfde voor alle behandelgroepen. Het ging voornamelijk om griepachtige verschijnselen, depressie en hematologische complicaties in de vorm van anemie en neutropenie.

De studie is beperkt tot patiënten met genotype 1 van het virus, het meest voorkomende genotype in de VS en Europa. De auteurs waarschuwen daarom dat de resultaten niet kunnen worden gegeneraliseerd naar patiënten met andere HCV-genotypen. SK

NEJM 2009; online publicatie 22 juli