Laatste nieuws
6 minuten leestijd
Federatienieuws

KNMG: Duidelijkheid voorbereidende handeling euthanasie

Plaats een reactie


Een van de zorgvuldigheidseisen in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek is dat de euthanasie of hulp bij zelfdoding - door de arts - medisch zorgvuldig wordt uitgevoerd.


Medisch zorgvuldig betekent in dit kader het volgende. Nadat aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan en de euthanasie of hulp bij zelfdoding wordt verricht, moet de arts - en alleen hij - conform de intentie handelen. Het handelen is dan gericht op het beëindigen van het leven overeenkomstig de wens van de patiënt.

Het verrichten van euthanasie of het bieden van hulp bij zelfdoding is strafbaar. Dit geldt niet als het wordt verricht door een arts die conform de zorgvuldigheidseisen handelt en hiervan melding maakt bij de gemeentelijk lijkschouwer. In het Wetboek van Strafrecht is namelijk vastgelegd dat alleen een arts euthanasie of hulp bij zelfdoding mag verrichten en een beroep kan doen op de strafuitsluitingsgrond. Het Wetboek van Strafrecht stelt de arts eindverantwoordelijk voor de uitvoeringshandelingen conform de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en derhalve verantwoordelijk voor het medisch zorgvuldig uitvoeren van euthanasie of hulp bij zelfdoding.

Voor de uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding adviseert de KNMP om een dag van tevoren een infuusnaald bij de patiënt in te brengen. Hiervoor zijn twee redenen.


Op de eerste plaats kan het door de conditie van de patiënt moeilijk zijn om een toedieningsweg te creëren. Veel patiënten verkeren in een slechte conditie en vaak zijn ze in een terminale fase. Het is dan niet altijd gemakkelijk om een intraveneuze injectie te geven. Daarbij is voor de arts die de euthanasie gaat uitvoeren, deze verrichting emotioneel enorm belastend. Een dag van te voren kan het in alle rust gebeuren en kunnen complicaties of mislukkingen worden voorkomen.


De tweede reden om een infuusnaald van te voren in te brengen is dat hulp bij zelfdoding niet altijd leidt tot een snelle dood. De kans bestaat dat door de arts alsnog moet worden gehandeld, omdat de patiënt niet alles heeft kunnen opdrinken en alleen in coma raakt. Daarom moet de arts als de dood uitblijft (bijvoorbeeld langer dan vijf uur), bereid zijn om alsnog een spierrelaxans te injecteren.

Huisartsen zijn niet altijd bekwaam in het creëren van een intraveneuze toedieningsweg. Dit geldt met name bij patiënten die in een slechte conditie verkeren. Derhalve zullen huisartsen voor bepaalde handelingen bij euthanasie soms een beroep doen op hulp van een (ambulance)verpleegkundige. (Ambulance)verpleegkundigen zijn vaak wel bekwaam in het creëren van een intraveneuze toedieningsweg.
Het inbrengen van een infuusnaald is een voorbehouden handeling die de verpleegkundige slechts in opdracht van een arts mag verrichten. De Wet BIG gaat er echter vanuit dat de opdrachtgevende arts de (eind)verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling heeft. De huisarts of de opdrachtgevende arts dient dan ook een schriftelijke opdracht tot inbrengen van een infuusnaald bij een patiënt te verstrekken aan de (ambulance)verpleegkundigen en niet aan de ambulancevoorziening, GGD of bijvoorbeeld thuiszorgorganisatie. Die opdracht kan de arts van de betreffende organisatie dan doorleiden naar een (ambulance)verpleegkundige, waarbij de arts van de organisatie ‘slechts’ de verantwoordelijkheid voor de toetsing van de bekwaamheid van de ingeschakelde verpleegkundige overneemt, maar niet de verantwoordelijkheid voor de opdrachtverlening. Verder is het wenselijk dat in de opdracht aan de verpleegkundige helder en duidelijk wordt vermeld dat het gaat om medewerking aan euthanasie, opdat de verpleegkundige eventuele gewetensbezwaren kenbaar kan maken. En tevens dat aan de huisarts als voorwaarde is gesteld dat slechts medewerking wordt verleend aan handelingen die conform het juridische kader worden uitgevoerd en gemeld.

Bij het - in opdracht - inbrengen van een infuusnaald door een verpleegkundige in het kader van euthanasie is er sprake van een voorbereidingshandeling. Deze handeling valt binnen de normale beroepsuitoefening van (ambulance)verpleegkundigen. Strafrechtelijke vervolging in het kader van artikel 293 en 294 WvS is dan niet aan de orde. Een verpleegkundige dient echter niet zelf in aanraking te komen met euthanatica.

Het toedienen van euthanatica - een uitvoeringshandeling - mag door de arts nooit aan een verpleegkundige worden gedelegeerd. Het is de arts die de uitvoeringshandelingen in het kader van euthanasie en hulp bij zelfdoding moet verrichten. Tot de uitvoeringshandelingen worden gerekend het toedienen van een injectie met het oog op levensbeëindiging, het gereedmaken, en/of aanhangen en/of openzetten van een infuus met het oog op levensbeëindiging.


Zou de verpleegkundige deze uitvoeringshandelingen verrichten, dan kan zij of hij, als de arts wordt vervolgd, ook worden vervolgd op grond van medeplichtigheid aan een strafbaar feit (art. 48 WvS).


Tot slot wijzen wij hier naar de brochure ‘Euthanasierichtlijnen arts-verpleegkundigen’, die binnenkort opnieuw wordt uitgegeven door de KNMG en NU’91.

Samenvattend


1. Het verrichten van euthanasie of het bieden van hulp bij zelfdoding is niet strafbaar indien dit zorgvuldig wordt uitgevoerd én gemeld door een arts.


2. De wet stelt de arts verantwoordelijk voor de uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding.


3. Het inbrengen van een (infuus)naald is een voorbehouden handeling die de (ambulance)verpleegkundige alleen in opdracht van de arts mag verrichten.


4. De opdrachtgevende (huis)arts dient een schriftelijke opdracht tot inbrengen van een infuusnaald te verstrekken aan de (ambulance)verpleegkundige.


5. De opdracht dient voldoende informatie te bevatten over het uiteindelijke doel van de handeling (het uitvoeren van euthanasie of hulp bij zelfdoding) en het juridische kader waarin deze plaatsvindt.


6. De opdrachtgevende arts is (eind)verantwoordelijk voor de opdracht tot het inbrengen van een infuusnaald.


7. De verpleegkundige mag niet in aanraking komen met euthanatica.


8. Het - in opdracht - inbrengen van een infuusnaald door een verpleegkundige is een voorbereidingshandeling die valt binnen de normale beroepsuitoefening.


9. Het toedienen van euthanatica is een uitvoeringshandeling en moet worden uitgevoerd door een arts.

Brieven

Voorbereidende handeling

In MC 34/2002:1215 staat een standpunt van de KNMG met betrekking tot voorbereidende handelingen die verpleegkundigen bij euthanasie mogen verrichten. Het standpunt is gebaseerd op de praktijk en trekt een logische en duidelijke grens tussen voorbereiding en uitvoering.

Jammer is echter dat in dit standpunt geen rekening is gehouden met de uitspraken die met name minister Borst heeft gedaan bij de behandeling van de euthanasiewet en die voor de onduidelijkheid hebben gezorgd die de KNMG nu wil wegnemen. Op 30 oktober 2000 zei minister Borst in een wetgevingsoverleg dat het inbrengen van een infuus een uitvoerende handeling is; het klaarmaken van het infuus is een voorbereidende handeling. Bij de behandeling in de Tweede Kamer (eind november 2000) vroeg Femke Halsema (GL) om een duidelijk antwoord van de minister: is het voorbereiden van een infuus door verpleegkundigen strafbaar of niet? De minister antwoordde de volgende dag nogal omslachtig maar uit haar woorden kan worden afgeleid dat het inbrengen van een infuus een uitvoerende handeling kan zijn. Bij de behandeling in de Eerste Kamer (april 2001) komt de minister terug op de vraag waar de grens ligt tussen voorbereiding en uitvoering. De minister stelt dat het klaarzetten van een infuus door een verpleegkundige wel mag, het inspuiten van het euthanaticum in de infuusvloeistof niet. Omdat ze wel door heeft dat dit antwoord niet de gewenste duidelijkheid geeft belooft ze de Eerste Kamer dat ze het probleem nog "eens precies wil uitschrijven" voor zichzelf en dat ze er in tweede termijn op terug zal komen. Dit laatste gebeurde echter niet.

Als het gaat om het vervolgen van strafbare feiten is het natuurlijk het OM dat deze taak heeft, en of ze zich daarbij laten leiden door uitspraken van een minister van VWS is een beetje de vraag. Omdat echter het wetsvoorstel destijds ook werd verdedigd door de Minister van Justitie moet toch wel enig gewicht aan de woorden van minister Borst worden toegekend.

Het KNMG standpunt houdt dan ook een risico in voor verpleegkundigen die dit volgen. Beter is het eerst de discussie af te wachten die nu voorzichtig begint. NU’91 bereid een standpunt voor en in Verpleegkunde van volgende maand verschijnt een uitgebreid artikel over de onduidelijke grens tussen voorbereiding en uitvoering.

Zolang er onvoldoende duidelijkheid is, is het niet verantwoord dat artsen het inbrengen van een infuusnaald aan verpleegkundigen opdragen en een discussie tussen arts en verpleegkundige hierover aan het bed van de verzoeker is wel het laatste wat er mag gebeuren.

 Roel de Leeuw, Jurist NVVE 4 september 2002

Federatienieuws KNMG ambulance
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.