Hoezo, voortgangstoets
Plaats een reactieDat de ‘ovale vorm van de ingang en uitgang het meest bepalende kenmerk van het baringskanaal voor de inwendige spildraai tijdens de baring’ zou zijn, wordt op vijf universiteiten kennelijk als juist beschouwd (MC 26/2010: 1287 en 1304).
Dat is onbegrijpelijk want het is onvolledig en slechts de halve waarheid. Onvolledig omdat daaraan had moeten worden toegevoegd dat de lengteassen van die ovalen loodrecht op elkaar staan. En slechts de halve waarheid omdat onlosmakelijk daaraan verbonden en bepalend voor de spildraai de vorm van het baringskanaal als een gebogen buis is. (Sellheim H. Die Beziehungen des Geburtskanals und des Geburtsobjektes zur Geburtsmechanik. 1906, Thieme, Leipzig.)
Immers samen met de drie eigenschappen van de vruchtcylinder: excentrische pool, buigingsfascillimum en Abbiegungsbestreben, is de door het sacrum en de bekkenbodem veroorzaakte gebogen vorm van het baringskanaal de enige verklaring waarom bij de 30 procent in a.a.r.a. of a.a.l.a. (achterhoofdsligging met het achterhoofd rechts- resp. linksachter) plaatsvindende indaling het achterhoofd toch onder de symfyse komt te staan. (Snoo K de, Der Mechanismus der Geburt, Archiv für Gynäkologie, 1930; 142: 251-88.)
Zijn wij de verdienstelijke modellen van de Utrechtse hoogleraar Klaas de Snoo (1877-1949) vergeten?
Arnhem, juli 2010
dr. A.T.M. Verhoeven, vrouwenarts n.p., organisator cursus operatieve verloskunde en werkgroep historie NVOG
Klik hier voor alle bijdragen in de rubriek Brieven.
- Er zijn nog geen reacties