Laatste nieuws
Marianne Brackel
3 minuten leestijd

Haren maken de vrouw

Plaats een reactie

Comfortabel zit ik in de stoel van de ziekenhuiskapper. In een zijkamertje staan voor een spiegel paspophoofden met pruiken en hoofddoekjes. Je zult dáár zitten, denk ik. Dan ben je vast ook flink ziek. Gelukkig zal een kaal hoofd mij in ieder geval niet overkomen. Ik krijg weliswaar cytostatica, maar in pilvorm en dan is de kans op haaruitval klein, zo is mij verzekerd. En bovendien: ik heb veel en dik haar, dus die paar haren die ik misschien zal verliezen, zullen niet opvallen. Ik ben volledig gerust.

Een paar weken later sta ik thuis onder de douche. Met afschuw kijk ik naar de griezelige hoeveelheid haren die het doucheputje bijna verstoppen. Zijn die van mij? Lagen ze er al toen ik de douche instapte? Zijn die echt van mij?

Ik strijk met mijn handen over mijn hoofd en zie een natte wirwar van haren op mijn handpalmen achterblijven. Opeens zie ik ze overal, op mijn schouders, armen, buik, benen, op de douchekruk, wanden en vloer: korte, donkere haren afkomstig van mijn hoofd. Ik raak bijna in paniek. Ik zou toch niét kaal worden!

Ik stap uit de douche en droog me af, wat een hele klus blijkt met al die haren die overal op mijn lijf plakken. Opnieuw moet ik een paniekaanval wegslikken als mijn kam al na drie kamstroken volledig verstopt blijkt te zijn. En ik ben nog niet eens op een kwart met kammen!

Even later spreekt mijn zusje sussende woorden: het is heel gewoon dat je haar verliest een maand of drie na een ernstige ziekte, een periode van stress, of gewoon een zwangerschap. Dat laatste klopt, dat herinner ik me. Hoelang zat er tussen mijn acute opname op de ic en mijn eerste loslatende haren? Op de dag af drie maanden! Telogeen effluvium dus?! Wat een opluchting!

Mijn haaruitval gaat gestaag door. Het maakt me niet meer uit wat de reden is, cytostaticum, telogeen effluvium of misschien toch de prednison wat ook de boosdoener kan zijn. Feit is dat ik overal kale plekken heb en dat mijn haar er dun en ongezond, erger nog, doods uitziet. Voor alle zekerheid ben ik naar de ziekenhuiskapper gestapt om zo’n hoofddoekje te kopen. Zo zat ik dus toch nog voor die passpiegel en kreeg ik uitleg over eindeloos veel manieren om een bandana om je hoofd te knopen. Ik heb er geen enkele van onthouden.

Opnieuw zit ik in een kappersstoel, ditmaal bij mijn eigen kapsalon. Mijn kapster breekt zich het hoofd hoe ze iets van mijn Catweazle-kapsel kan maken. Ze heeft er duidelijk moeite mee. Dan komt een jonge knul met prachtige gouden krullen in de stoel naast mij zitten en zegt: ‘Alles moet er af, dit is te warm’. Ik ben verbijsterd. Dit kan hij toch niet menen! Enkele minuten later vallen zijn lange blonde lokken in grote plukken op de vloer. Terwijl míjn iele haarpunten op de grond dwarrelen, peins ik wat het toch een vreemde mannenmode is: een kale knikker is macho, stoer, mannelijk en cool, terwijl wij vrouwen…

Maanden later besef ik opeens dat mijn haren weer groeien: ik zie immers dicht op mijn hoofdhuid talloze jonge haartjes als een nieuw grasmatje onder mijn dode sprieten. Ik realiseer me dat de laatste dagen ook minder haren in mijn kam achterbleven en dat ik niet meer zo vaak de neiging heb de badkamervloer te zuigen.

Is het echt waar? Krijg ik mijn oude haardos, waar ik zo trots op was, weer terug? Vooralsnog ziet mijn hoofd er nog steeds behoorlijk mottig uit. Maar daar zal ik het nog even mee motten doen!

 

Marianne Brackel is jeugdarts. Maart 2008 werd bij haar de ziekte van Wegener geconstateerd.

 

pdf van dit artikel
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.