Geen blad voor de mond
Miquel Ekkelenkamp neemt het columnistenstokje over van Bert Keizer
1 reactieSpecialist ouderengeneeskunde Bert Keizer nam onlangs afscheid als columnist, arts-microbioloog Miquel Ekkelenkamp volgt hem op. Beiden zijn schrijvers van een respectabel oeuvre en koesteren op hun manier de wetenschap.
‘Zeg Miquel, heb jij een favoriete bacterie?’ Specialist ouderengeneeskunde Bert Keizer stelt de vraag aan arts-microbioloog Miquel Ekkelenkamp. Die – totaal niet verbaasd – heeft zijn antwoord paraat: ‘Staphylococcus aureus. Kan ernstige beelden veroorzaken en komt veel voor. En Pseudomonas aeruginosa. Die wordt uiteindelijk overal resistent tegen. Komt ook relatief veel voor.’ Keizer weer: ‘En heeft zo’n bacterie ook een karakter? E. coli ziet er voor mij uit als een kommaatje, stinkt, en is volstrekt onbetrouwbaar. Of neem een streptokok: echt een sukkel. Als je alleen maar het woord penicilline roept rent-ie al weg.’ Nee, Ekkelenkamp ziet geen karakters. ‘Ik heb meer een beeld van wat de patiënt overkomt: abcessen door het lichaam, hartkleppen die niet meer functioneren, metastatische ulcera.’
Het lijkt een onverwachte omkering: de arts-microbioloog die de mens ziet, de specialist ouderengeneeskunde de bacterie. Maar schijn bedriegt. ‘Ik heb heel erg geleefd voor het patiëntencontact. Dat was voor mij juist de lol van het vak’, zegt Keizer. Ekkelenkamp zit ‘in het andere uiterste van het spectrum’. ‘Dat een microbioloog contact heeft met een patiënt is een zeldzaamheid, tweemaal per jaar is al veel. Ik vind dat contact mooi, maar ik vind het contact met collega’s belangrijker.’
Voornaamste ergernis
Na zeventien jaar zwaaide Bert Keizer onlangs af als columnist in dit blad. Hij wordt opgevolgd door Miquel Ekkelenkamp. De gaande en de komende man treffen elkaar in een uitgestorven Domus Medica in Utrecht, vrijwel iedereen werkt thuis. Keizer heeft nog een vraag: ‘Wat is je voornaamste ergernis?’ Ook nu aarzelt Ekkelenkamp geen moment: ‘Overbodige regels. De talloze onzinnige formulieren die je moet invullen om wetenschappelijk onderzoek van de grond te krijgen. De regels waaraan je moet voldoen om geaccrediteerd te blijven. Verschrikkelijk.’ Keizers eigen ergernis mag bekend zijn, voor wie zijn publicaties kent: ‘Na de wetenschappelijke analyse van de gebeurtenissen in het lichaam moet je je toch altijd richten op de ziel die erin woont. Maar veel collega’s zien dat anders.’ Zijn vrouw is onlangs behandeld voor borstkanker: ‘Uitstekende dokters, die alle tijd voor ons hadden, goede uitleg gaven, en die efficiënt, maar niet gedachteloos te werk gingen. Maar je komt niet voor de troost, hè? Als je daar behoefte aan hebt, is er het maatschappelijk werk. Nee, zo zou ik zelf nooit willen dokteren.’
Katholicisme
Het is misschien ook een generatieverschil: Keizer studeerde in 1982 af als arts, Ekkelenkamp in 2001. Hun familiaire milieu hebben ze gemeen: dat was katholiek. Miquel Ekkelenkamp: ‘Mijn vader was van protestantse huize, maar niet gelovig, mijn Spaanse moeder komt uit een liberaal katholiek gezin. Ik heb communie gedaan, want mijn vader vond: “Je weet maar nooit.” Ik vind het raar als iemand niet weet wat de evangeliën zijn, of geen weet heeft van het scheppingsverhaal. Het zijn pijlers onder onze cultuur. Ik heb twee boeken geschreven over de Spaanse geschiedenis: Het bloed in onze aderen en Reconquista. Het katholicisme heeft een enorme invloed gehad op het verloop daarvan. Begrijpen hoe dat werkt is, vind ik, minstens zo interessant als begrijpen hoe Europa in de Tweede Wereldoorlog verzeild is geraakt.’ In zekere zin was dat geloof ook de inspiratiebron voor zijn laatste boek, Openbaringen, dat zich afspeelt tussen Witte Donderdag en tweede paasdag. ‘Met Pasen is Jezus twee dagen lang dood, en Jezus en God zijn dezelfde in het katholieke geloof, dus kun je twee dagen lang ongezien en ongestraft je gang gaan. Voor een thriller is dat een spannend gegeven.’
‘Ik vind het raar als iemand
geen weet heeft
van het scheppingsverhaal’
Bert Keizer groeide op in een wereld waarin ‘we onsterfelijk waren in de meest alledaagse zin van het woord’. ‘Ik had lieve vrome ouders. Ik ging naar een patersschool. Ze hebben nooit aan me gezeten, ze stimuleerden kritisch denken en ze zeiden “u” tegen ons.’ Het katholieke geloof heeft hij nooit van zich af hoeven schudden. ‘Ik glibberde gewoon de kerk uit. Nu ben ik een kathedralenganger die behoorlijk thuis is in de christelijke iconografie. Maar een gelovig mens ben ik niet.’ Toch had die achtergrond alles te maken met zijn keus om filosofie te gaan studeren, geneeskunde kwam daarna pas. ‘Je hebt weinig leeservaringen in je leven die als een piek blijven staan: het lezen van Plato is er een van, juist omdat ik een katholiek jongetje ben. Want Plato zegt dat er een leven is dat helemaal niks met dit leven op aarde te maken heeft. Een zeer christelijke gedachte.’ Uiteindelijk viel Keizer voor een andere denker, Ludwig Wittgenstein, aan wie hij een boek wijdde: ‘Mijn tweede grote leesavontuur. Hij is juist tegen de platonische neiging om te zoeken naar de essentie van de dingen. Boven het oppervlak van de aarde valt er helemaal niets te beleven.’
Keizer zag zichzelf als een ijverig filosofiestudent, maar niet als een oorspronkelijk filosoof. Het vooruitzicht een leven lang voetnoten te schrijven bij andere denkers, leek hem saai. ‘Ik wilde weg uit die ivoren toren en koos voor geneeskunde; ik wilde weleens wat meemaken.’
In vergelijking met de filosofiestudie vond hij geneeskunde – ‘let op: niet het vak, de studie’ – een aanfluiting. ‘Biochemie was leuk, fysiologie ook. Want in beide gevallen was het: denk even mee, dan leer je hoe het zit. Maar bij een vak als anatomie kom je met redeneren niet ver. Toch weet ik ook wel dat je in ons vak onvermijdelijk veel grondwerk moet doen voordat je een bos hebt om in rond te wandelen.’
Wetenschap
‘Je moet inderdaad heel veel weten in de geneeskunde’, reageert Ekkelenkamp. ‘En je kunt tijdens de studie niet over alles gaan zitten nadenken of twijfelen. Dat gebeurt pas veel later, na je artsenbul. Daarom denk ik dat het zo belangrijk is dat artsen medisch onderzoek doen. Dat ze de fragiliteit beseffen van wat we voor waar aannemen. Zo voorkom je bizarre uitspattingen: artsen die hun eigen denkbeelden ontwikkelen zonder enig wetenschappelijk bewijs. Neem zo’n huisarts in Limburg die op eigen houtje hydroxychloroquine gaat voorschrijven aan coronapatiënten. Nergens op gebaseerd! Als arts moet je begrijpen hoe studies worden opgezet, hoe evidence wordt verzameld, en hoe richtlijnen tot stand komen.’ Keizer: ‘Maar Miquel, ik begrijp niets van chi-kwadraten en oddsratio’s. Sterker: ik ken veel goeie dokters die daar weinig van af weten. En vergeet niet: veel onderzoek is waardeloze shit. Allemaal correlatiescripties, allemaal hypotheseloos tellen. Onderzoekers vinden niet zoveel nieuws, en daarom worden data net zolang gepijnigd tot er iets uitrolt.’
‘Vergeet niet: veel onderzoek is waardeloze shit’
Ekkelenkamp: ‘Maar dat maakt het dus alleen maar belangrijker dat je weet hoe onderzoek in zijn werk gaat, dat je beseft dat een correlatie geen bewijs is. Ik moet nogal eens een artikel reviewen. Mijn stelling is: als ik niet uit de schone resultaten kan opmaken dat er een effect, dus een verschil is, dan kunnen ze er nog zoveel statistiek op loslaten: het is dan niet waar. Echte effecten zie je. Zo moeilijk is dat niet.’
Geen misverstand, Keizer koestert de wetenschap. ‘Ik heb altijd geijverd voor rationele geneeskunde. Maar als je op de ic werkt, blijkt het makkelijker om de wetenschap erbij te houden, dan in het verpleeghuis. Daar is de verleiding om je te buiten te gaan aan wat ik “drogisterij” noem, veel groter. Dat gesmijt met antibiotica, of met medicijnen tegen duizeligheid en tegen anemie, het slaat nergens op.’ ‘Aha’, concludeert Ekkelenkamp, ‘dus je bent het heel erg met me eens, dat artsen moeten weten waarom ze iets doen!’
Tijdreiziger
Keizer geeft toe dat hij weleens heeft gezegd dat er de afgelopen decennia niet zoveel is gebeurd in de geneeskunde. ‘Onwaar: er is ontzettend veel gebeurd. Neem die – ik noem maar wat – non-invasive surgery: zo elegant.’ Al die vernieuwingen hebben het handwerk van de dokter veranderd, volgens Ekkelenkamp. ‘Ik denk dat als je een dokter van twintig, dertig jaar terug met een tijdmachine naar nu zou halen, dat die het veel beter zou doen dan omgekeerd. Ik zou niet weten waar ik zou moeten beginnen als ze me morgen terugbrengen naar 1980. Ik ben zo afhankelijk van alle apparatuur, van het epd, van alle data, de uitslagen van CT-scans, het denken in protocollen. Nou ben ik als arts-microbioloog misschien wel een extreem voorbeeld. Toch denk ik dat ik de dingen die ik kan heel snel zou kunnen leren aan een collega uit 1980. Er zijn wat nieuwe ziektes ontdekt. Ik leg de PCR uit. In drie weken is de tijdreiziger bij.’
Respectabel oeuvre
Behalve arts, zijn Keizer en Ekkelenkamp beiden schrijvers met een respectabel oeuvre. Verschil: Keizer heeft zich slechts zelden aan fictie gewaagd, Ekkelenkamp schrijft louter fictie. ‘Ik kan wel een beetje liegen op papier’, zegt Keizer, ‘maar een roman, nee, dat zit er niet echt in.’ Zijn enige poging daartoe, Tijdelijk Feest, was naar eigen zeggen toch meer een verzameling dagboekaantekeningen over zijn werk in Afrika.
Het schrijverschap diende zich bij beiden al vroeg aan. Bij Keizer omdat zijn helden schrijvers waren: Carmiggelt, Reve, Elsschot, en later: Kafka, Proust en vooral Beckett. Bovendien is hij net als alle schrijvers ‘een aandachttrekker’. Ekkelenkamp vond en vindt het leuk ‘om dingen te maken’: ‘Al vanaf mijn 12de schrijf ik, in de schoolkrant, later in het faculteitsblad.’
Ekkelenkamp heeft zijn werk als arts-microbioloog zo ingericht dat hij jaarlijks een week of negen vrij kan nemen om zich aan het schrijven te wijden. ‘Ik weet ook wel dat het veel beter is om helemaal op één ding te focussen, maar dat lukt me niet. Eigenlijk komt het erop neer dat ik allebei niet goed genoeg doe.’ Hij lacht: ‘En nu ga ik er columns bij schrijven. Eigenlijk is dat helemaal geen goed idee.’
Nee, vooral niet als het je je baan kan kosten, zegt Keizer. Jaren geleden schreef hij dat elke sollicitant die vanaf de bushalte de receptie van het verpleeghuis weet te halen werd aangenomen. ‘Dat vond het management geen leuke zin. Maar zo was het wel.’ Op zijn 57ste kon hij na 24 jaar trouwe dienst zijn biezen pakken en zat vervolgens tien maanden thuis. Toch heeft hij zich nooit de mond laten snoeren. Ja, hij kreeg van deze of gene weleens te horen: ‘Je doet net alsof je voor alle verpleeghuisartsen in heel Nederland spreekt, maar er zijn wel meer opinies.’ Daar hebben ze gelijk in, vindt Keizer. Waarschuwing voor de nieuwe columnist: ‘Daar moet je voor oppassen, Miquel. Dat gaan ze over jou ook zeggen.’
Ekkelenkamp, kalm maar beslist: ‘Het zou raar zijn dat je werkt in een academisch ziekenhuis, maar niet mag schrijven wat je vindt.’ Met een grijns voegt hij daaraan toe: ‘En bovendien: ik zie mijn collega’s de laatste tijd vaker op tv dan in het echt. Gebrek aan opinies van artsen-microbiologen is er allerminst.’
Bert Keizer (1947)
studeerde eerst filosofie (in Nottingham, Engeland) en daarna geneeskunde in Amsterdam. Hij werkte van 1982 tot 2015 in verschillende verpleeghuizen in Amsterdam. Sinds 2016 is hij werkzaam voor het Expertisecentrum Euthanasie (voorheen: de Levenseindekliniek).
Keizer schreef een groot aantal boeken waaronder de bestseller Het refrein is Hein (1994), Onverklaarbaar bewoond (2010, een filosofische verkenning van de neurochirurgie), Waar blijft de ziel (2012), Vroeger waren we onsterfelijk (2016), Altijd troosten; columns uit Medisch Contact (2016) en Reis om de dood; van as tot ziel (2019).
Bert Keizer is gehuwd en heeft twee kinderen.
Miquel Ekkelenkamp (1976)
studeerde geneeskunde, promoveerde in 2011 op Staphylococcus aureus and healthcare-associated infections, en werkt als arts-microbioloog in het UMC Utrecht. Als Miquel Bulnes (de achternaam van zijn Spaanse moeder) debuteerde hij in 2003 met de roman Zorg, gevolgd door de romans Lab en Attaque!, die zich alle afspelen in de gezondheidszorg. Daarna schreef hij twee in Spanje gesitueerde historische romans: Het bloed in onze aderen (2011, shortlist van de Libris Literatuurprijs) en Reconquista (2018). Vorig jaar verscheen de thriller Openbaringen, in tweevoud: als roman en als graphic novel. Ekkelenkamp was al eerder (2011-2012) columnist voor Medisch Contact.
Miquel Ekkelenkamp woont samen met zijn vriendin.
Een overzicht van alle (oude en nieuwe) columns van beide columnisten vindt u hier:
-
Bert Keizer
Bert Keizer is specialist ouderengeneeskunde en filosoof. Sinds 2016 is hij werkzaam voor het Expertisecentrum Euthanasie. Hij schreef maar liefst zeventien jaar voor Medisch Contact. Lees meer
-
Miquel Ekkelenkamp
Miquel Ekkelenkamp werkt als arts-microbioloog in het UMC Utrecht. Onder de naam Miquel Bulnes schreef hij al verscheidene romans. Ekkelenkamp was al eerder (2011-2012) columnist voor Medisch Contact. Lees meer
Dolf Algra
commentator, opiniemaker zorg en sociale zekerheid, Rotterdam
Heerlijk meanderend interview. Oude dokter ontmoet jongere generatie. Dank voor de aardige inkijkjes ! Mooi werk.