Henk
1 reactieVijftien jaar woonden mijn vrouw en ik naast Henk, in een buitenwijk van een Brabants dorp. Hij was contactgestoord en maakte veel ruzie. Hij at bij zijn vrouw in het verpleeghuis en fietste daar drie per dag naar toe op lekke banden.
Buiten, op onze gemeenschappelijke oprit, maakten we wel eens een praatje. Hij bleek intelligent en had een originele visie op het leven.
Gaandeweg ging hij ons vertrouwen. Toen zijn echtgenote overleed waren wij met zijn vieren in het crematorium, inclusief het levenloze lichaam.
Hij had geen kinderen verwekt, maar dat lag niet aan hem. We deelden een abonnement op het Brabants Dagblad, om zo te controleren of hij iedere dag weer ontwaakte. Na de dood van zijn vrouw kookten we voor hem, het bordje kregen we schoongelikt terug.
Hij rook vies naar ongewassen kleding. Hij droeg weken achtereen een stropdas, besmeurd met eigeel. Op zeker moment mochten we in zijn huis komen, waar we een bed aantroffen dat eruit zag als een rovershol. Op zijn nachtkastje lagen pornoboeken, omhuld in oudbruin kaftpapier. In het bovenste laatje spaarde hij dode padden, die hij op papiertjes had gespeld. Overal in zijn huis vonden we conservenblikken vol urine. ’s Winters zat hij in vier graden Celsius met zijn jas aan. In de vensterbank lagen, tussen talrijke dode vliegen, zijn ongebruikte gehoorapparaten en zijn kunstgebit, een stilleven van de menselijke vergankelijkheid.
Hij werd ziek en ging naar het ziekenhuis. Hij gebood ons een doos uit de kast te halen. Daar zat veel geld in. De banken waren volgens hem niet te vertrouwen. Ten slotte ging hij naar een verpleeghuis, alwaar men maar niet uitgediagnosticeerd raakte.
Met zijn tweeën schoven we hem in de oven van het crematorium. Henk koos zelf voor de eenzaamheid. Zelden zo’n authentiek mens ontmoet.
F.J.E.M. van Passel
oud-anesthesioloog, Zevenaar Nederland
Wat een apart verhaal, Mieke. Wel even anders dan de meestal grappige anekdotes uit de praktijk. Goed ook, dat er nog
sociale controle uit vriendschap bestaat.