‘Ook al was ons dochtertje overleden, ik voelde heel duidelijk dat ik weer moeder werd’
1 reactieZeven jaar geleden was Marit (nu 42) zwanger van haar tweede kindje, een kindje met trisomie 18. Bij een zwangerschapsduur van 15 weken besloten zij en haar man om de zwangerschap af te breken.
‘Vol vertrouwen begon ik aan mijn tweede zwangerschap. Alles ging goed, tot ik in de dertiende week een echo-onderzoek kreeg. De echoscopist schrok van de duidelijk verdikte nekplooi. Een paar weken leefden we tussen hoop en vrees. Vlak voor de uitslag van de vruchtwaterpunctie deed ik een schietgebedje: als het slecht nieuws is, laat het dan ook liever héél slecht nieuws zijn. Dat maakt de keus over het afbreken van de zwangerschap in ieder geval duidelijk.
Kort daarna hoorden we dat ons kindje een extra chromosoom 18 had. We namen in korte tijd een rationeel besluit. Ons kindje zou waarschijnlijk hooguit enkele weken leven en we wilden haar en onszelf verder lijden besparen. We besloten de zwangerschap te beëindigen.
Fysiek was de bevalling zwaar. In plaats van weeën voelde ik een continue kramp, die steeds erger werd. Uiteindelijk gaf mijn baarmoeder het op en werd ons kindje geboren. Gelukkig verliep mijn fysieke herstel snel; de volgende dag voelde ik me lichamelijk alweer bijna de oude.
Wat ik niet had voorzien, was dat de emotionele impact een heel ander tijdsbestek in beslag zou nemen. Ook al was ons dochtertje overleden, ik voelde heel duidelijk dat ik weer moeder werd. Mijn tweede kindje was geboren, met alles erop en eraan, en mijn liefde voor haar was enorm. Zelf was ik eerst ook verbaasd over dit sterke moedergevoel, dat zo snel was ontstaan. Eigenlijk had ik verwacht dat na enkele maanden van rouw de meest emotionele tijd wel voorbij zou zijn, en dat het een afgebakende periode zou worden. Inmiddels weet ik dat dit kindje gevoelsmatig altijd bij ons blijft.
Ook voor mijn omgeving is het soms lastig te begrijpen dat ik eigenlijk drie, in plaats van twee kinderen heb gekregen. Op de datum van haar geboorte hoopte ik vaak tevergeefs op een blijk van medeleven van mijn naasten. Er zijn vrienden die nooit meer ergens naar vragen, alsof ons kindje nooit heeft bestaan. Juist dit zwijgen maakt het voor mij extra pijnlijk en verdrietig.
Waar we destijds blij mee waren, waren de adviezen van de maatschappelijk werkster, die ons begeleidde. Zij drong er op aan dat we overal de tijd voor namen, zoveel mogelijk de regie hielden en ons niet lieten pushen. We hebben zelf het tijdstip van de inleiding gekozen, een mooi rieten mandje uitgezocht en onze dochter een aantal dagen thuis gehouden. We hadden tijd om haar te bewonderen en afscheid te nemen. Ook de verloskundige, die tijdens de bevalling niet van mijn zijde week, was een grote steun.
Nu, zeven jaar later en na de geboorte van onze tweede zoon, zijn de scherpste randjes van het verdriet gesleten. Ik heb altijd geprobeerd om mijn emoties toe te laten, het voor mezelf niet weg te stoppen. Na verloop van tijd merk ik dat vooral het gevoel van liefde blijft. Dit kindje zal ik een leven lang ‘met me meedragen’ en steeds meer zie ik dat als iets moois. Praten over wat er is gebeurd, maakt het voor mij lichter. En vaak ontstaan er dan mooie gesprekken, want iedereen krijgt in zijn of haar leven te maken met rouw en verlies.’
Meer over de ervaringen van Marit Leeuwenhart kunt u lezen in haar boek ‘Dag meisje; bespiegelingen over een bijzonder kort leven’, EAN 9789464485714.
Meer van Cora Aalfs
J. Ellerbrock
Gynaecoloog
Zó herkenbaar….prachtig verwoord!