Laatste nieuws
A.J.G van Rijen en L. Ottes
4 minuten leestijd
ouderen

Ter overname aangeboden

Plaats een reactie

Nederlander wil bij leven organen nog niet verpatsen



Orgaandonatie financieel belonen, levert in Nederland in het gunstigste geval 900.000 extra donoren op die na hun dood organen willen afstaan. De animo om al bij leven organen te verkopen, is gering. Alleen als mensen hiermee dierbaren kunnen helpen, is dat een overweging.




Eind 2007 stonden er in Nederland ongeveer 1280 mensen op de wachtlijst voor een orgaan.1 Het meest prangend is de situatie voor nierpatiënten, van wie er circa 950 op een donornier wachten. Ruim 5.000 Nederlanders moeten een paar keer per week worden gedialyseerd, omdat hun nieren niet meer functioneren. In 2007 kregen 818 patiënten een nieuwe nier: 57 procent van overleden personen en 43 procent van levende donoren.2 Naar schatting overlijden jaarlijks tussen 100 en 200 patiënten omdat er niet op tijd een donororgaan beschikbaar is.



Het Nederlandse systeem voor orgaandonatie gaat uit van het vrijwillig invullen en opsturen van donorformulieren. Van de 5,1 miljoen mensen van 18 jaar en ouder die staan geregistreerd in het Donorregister, wil bijna 31 procent geen organen doneren en 47 procent wel. Bijna 10 procent geeft toestemming met beperkingen en bijna 13 procent wil dat nabestaanden of een specifiek persoon hierover beslissen.3 Als mensen geen wilsbesluit hebben vastgelegd, moeten nabestaanden een besluit nemen. Iemand kan zijn keuze altijd veranderen.



Verboden


Tot op heden is voorlichting het belangrijkste instrument om het donortekort te verminderen. Volgens klinisch-ethicus Erwin Kompanje ‘ontkomen we er niet meer aan om serieus na te denken over het betalen voor organen’. ‘Patiënten met een beschadiging aan de hersenen zijn ideale orgaandonoren, maar die zie je steeds minder. De airbag is de killer voor de transplantatiegeneeskunde’. Kompanje oppert daarom orgaandonoren financieel te belonen.4 Als dat bij leven gebeurt, is het uitgangspunt dat mensen zonder gevolgen voor de eigen gezondheid het orgaan kunnen missen.



Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) zwengelde eind 2007 de discussie aan over de vraag of finan­ciële stimulering een optie is om orgaandonatie te bevorderen.5 Volgens artikel 2 van de Wet op de orgaandonatie (WOD) is het tot dusver verboden een orgaan te verwijderen met het oogmerk daarvoor een vergoeding te ontvangen die hoger is dan de kosten die daarvan rechtstreeks een gevolg zijn.6 Het CEG-signalement heeft tot veel discussie geleid. Het tv-programma EénVandaag hield naar aanleiding hiervan een opinieonderzoek.7 Ruim 70 procent van de ondervraagden vond dat nooit geld mag worden betaald voor het afstaan van organen bij leven, 17,5 procent zag er geen probleem in en 11,5 procent wist het niet. 



Dierbaar familielid


Twee maanden eerder heeft de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) een panel van internetgebruikers (n=2080) gevraagd naar hun bereidheid om een nier voor transplantatie af te staan. Ruim de helft is hier na overlijden zeker toe bereid als de ontvanger een dierbaar familielid of goede vriend is. Nog eens 20 procent is hiertoe waarschijnlijk wel bereid en slechts 10 procent zegt dit niet of waarschijnlijk niet te willen.



Financiële prikkels hebben amper effect: 41 procent zegt na overlijden waarschijnlijk tot zeker donor te willen zijn als een persoon die de donor vooraf aanwijst 10.000 euro ontvangt. Van de ondervraagden is 40 procent hier zeker niet tot waarschijnlijk niet toe bereid. Jongeren staan meer open voor finan­ciële prikkels dan ouderen. Diegenen die zich tot dusver niet als donor hebben gemeld (niet-donoren) zijn ook tegen vergoeding veel minder bereid donor te worden dan degenen die zich nu al als donor hebben aangemeld (zie tabel 1).  



Over donatie bij leven zijn de respondenten aanmerkelijk minder positief. Alleen als de ontvanger een dierbaar familielid of goede vriend is, zegt 69 procent dit zeker tot waarschijnlijk te doen. Als het gaat om de bereidheid in relatie tot belonen of betalen, mag uit de respons worden afgeleid dat een financiële prikkel hooguit zal leiden tot een beperkte toename (10 tot 15%) van het aantal donoren.



Degenen die nu als postmortale donor zeggen te willen fungeren, zijn positiever over het afstaan van organen bij leven tegen een vergoeding dan niet-donoren. Toch zijn de percentages aanmerkelijk lager dan die van donorschap na overlijden. De overweging dat de ontvanger een dierbaar familielid of een goede vriend is, scoort bij zowel donoren als niet-donoren aanzienlijk hoger dan een financiële prikkel (zie tabel 2).



Van de mensen die nu al als donor staat geregistreerd, meldt 30 procent het donorschap op te zeggen als voor organen gaat worden betaald. Dit kan als een illustratie worden gezien van het Titmuss-effect; de rol van altruïsme bij het ter beschikking stellen van bloed en organen.8



Optimistisch


Maximaal een kwart van de mensen die nu niet als donor staat geregistreerd, overweegt zich als postmortaal donor te laten registreren als daar een financiële vergoeding tegenover staat. Het gaat dan om maximaal 1,9 miljoen mensen. Een derde van de mensen die nu als donor staat geregistreerd, zou echter afhaken (zie tabel 3). Dat zijn er ongeveer 1 miljoen. Maar ook het potentieel van 900.000 nieuwe orgaandonoren is nog te optimistisch. Want ongeveer de helft van de mensen die zich niet heeft geregistreerd, vindt het onplezierig om na te denken over het donorschap. Daar komt bij dat een enquête onder internetgebruikers niet representatief is. Jongeren hebben een hogere opleiding dan gemiddeld en tonen zich positiever over het afstaan van organen dan ouderen en laagopgeleiden. Bovendien zijn jongeren positiever over financiële prikkels.





Voor het doneren van nieren bij leven, moet de ‘winst’ vooral komen van de mensen die nu als postmortaal donor staat geregistreerd. Afhankelijk van de aard van de financiële prikkel lijkt 20 tot 30 procent van hen hier wat voor te voelen. Onder mensen die niet zijn geregistreerd is dit 10 tot 20 procent.


Een veel betere prikkel is het helpen van een dierbare. Dan ligt de bereidheid tot doneren rond 70 procent.



drs. A.J.G. van Rijen, senior adviseur, Raad voor de Volksgezondheid en Zorg


drs. L. Ottes, arts en senior adviseur, Raad voor de Volksgezondheid en Zorg



Geen belangenverstrengeling gemeld.




PDF van dit artikel


Referenties


1.

www.transplantatiestichting.nl/index.php?id=cijfers_organen_wachtlijst_actueel

.


2.

www.transplantatiestichting.nl/index.php?id=cijfers_organen_transplantaties_jaarcijfers

.


3.

www.donorregister.nl

(stand: december 2007).


4. Nova, 12 mei 2007.


5. Centrum voor Ethiek en Gezondheid. Financiële stimulering van orgaandonatie, een ethische verkenning. CEG, Den Haag, 2007.


6. Wet van 23 juni 2006, houdende regelen omtrent het ter beschikking stellen van organen.


7. EénVandaag Opiniepanel. Uitslag enquête ‘orgaandonatie belonen?’, 5 december 2007.


8. Titmuss, Rm. The gift relationship: from human blood to social policy. London: Allen and Unwin, 1970. 

 

ouderen orgaandonatie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.