Marc Jansen
Marc Jansen is kinderarts immunoloog-reumatoloog in het UMC Utrecht.
Marc Jansen is kinderarts immunoloog-reumatoloog in het UMC Utrecht.
‘Dokter, wanneer mag ik weer op wintersport?’ Aan ons artsen wordt regelmatig een vraag gesteld waar wij eigenlijk geen zinnig antwoord op kunnen geven. Toch laten wij ons regelmatig verleiden tot een spontaan verzonnen antwoord, want onze patiënten zijn zo vol van verwachting.
Als dokter worden wij geacht competent en actief te zijn in verscheidene domeinen. Naast onze rol als zorgverlener zijn we onderwijzer, onderzoeker, maatschappelijk geëngageerd en… manager. Mijn collega en kamergenoot heeft sinds kort een managementfunctie. Hij heeft de eer ons clusterhoofd te zijn, waarbij hij meerdere subspecialismen mag vertegenwoordigen.
Er is een afdelingsborrel in het ziekenhuis. Iedereen is uitgenodigd: uiteraard de medische staf, de arts-assistenten, de nurse practitioners, de researchverpleegkundigen en ook de afdelingssecretaressen. Na de borrel komt onze vaste schoonmaakster de afdeling op om de boel weer te fatsoeneren. Ze was niet uitgenodigd voor de borrel. Hoe konden we haar vergeten?
Het was een hot item in het nieuws die week. Experts hadden de Tweede Kamer toegesproken over het thema: ‘Die verslavende smartphone moet de klas uit’. De deskundigen stonden te dringen om hun zegje te doen. Dozen vol onderzoek zouden hebben aangetoond dat kinderen met een mobiel op school slechter presteren.
In mijn arts-assistententijd gebeurde er iets wat mij altijd is bijgebleven. Een jongen van een jaar of twaalf met leukemie moest voor zijn behandeling herhaaldelijk lumbaalpuncties ondergaan onder narcose. Steeds schreef hij van tevoren een grappig raadsel op zijn buik. Wij konden dan het antwoord eronder schrijven, zodat hij ons later van feedback kon voorzien. ‘Wat kan je eten maar maakt alles kapot?’ ‘Een sloopwafel.’
Marc Jansen is kinderarts immunoloog-reumatoloog in het UMC Utrecht.
Marc Jansen is kinderarts en behandelt het dochtertje van een uitgeprocedeerde asielzoeker. Hij schrikt van de barre woonomstandigheden van het meisje, de bureaucratie waardoor ze pas na maanden adequate medische hulp kreeg,en de maatschappelijke onwil om dit te veranderen.