Over de psychologie achter obesitas weten we nog veel te weinig
2 reactiesWelke zorg helpt het beste om leefstijlgerelateerde obesitas te voorkomen? En welke aanpak werkt het beste om deze vorm van obesitas te behandelen? Volgens hoogleraar eetstoornissen en obesitas Anita Jansen bestaan er nog veel kennislacunes over preventie en bestrijding van obesitas, zeker op het psychologische vlak.
Jansen hield haar pleidooi voor meer onderzoek naar voorkómen en bestrijden van leefstijlgerelateerde obesitas tijdens de tweede editie van het Grote Obesitasdebat dat woensdag plaatsvond. Behalve Jansen waren ook verslavingsarts en ervaringsdeskundige Robert van de Graaf, internist en hoogleraar obesitas Liesbeth van Rossum, ziekenhuisbestuurder Marjolein de Jong en hoogleraar economie Paul Smeets aanwezig om zich te buigen over de vraag ‘wie aan zet is’ om mensen te helpen die van hun overgewicht af willen.
Jansen betoogde dat er meer oog moet zijn voor de ‘vele psychische factoren die bepalen of mensen obesitas ontwikkelen’. ‘Het gaat om bepaalde gedachten waar mensen gewoontes mee in stand houden. Het gaat om emoties. En om cognitieve processen, hoe je de wereld om je heen verwerkt. Daarom moeten we bij de aanpak veel meer kijken naar gedrag en gedragsverandering.’ Huidige leefstijlcoaching gaat volgens Jansen ‘vaak niet diep genoeg’ op dat aspect in. ‘Maar ook de psychologie heeft mensen nog niet vaak aan het afvallen gekregen.’
Verslavingsarts Van de Graaf noemt leefstijlgerelateerde obesitas een ‘verslavingspandemie’. ‘Het is de uitkomst van verslavingsproblematiek. Van ongezonde gedragingen waar je in bent gerold.’ Zelf voelde hij zich niet serieus genomen toen zijn toenmalige huisarts op zijn eigen hulpvraag reageerde met ‘ach collega, ga gewoon een beetje rennen’. Afvallen lukte hem pas toen hij methoden uit de verslavingszorg op zichzelf losliet.
Jansen deelt de visie dat dergelijke obesitas ‘soms ernstig op verslaving lijkt’. Zij denkt dat veel meer mensen gebaat zouden zijn bij GLI (gecombineerde leefstijlinterventie)-programma’s met cognitieve therapie (zogenoemde GLI+-programma’s), die nog niet worden vergoed. Wat haar betreft worden bestaande GLI+-programma’s grondiger geëvalueerd. ‘Ik denk dat daar meer onderzoek naar nodig is.’ Ook wil ze onderzoek naar het antwoord op de vraag ‘wat goede preventie is’. ‘Wat wil je mensen leren?’
De aanwezige kinderarts Saskia Bouma, die kinderen met obesitas behandelt, sprak haar verwondering uit over het ontbreken van een vergoed GLI-programma voor kinderen. Uit de zaal kwam ook steun voor meer onderzoek naar en doorontwikkeling van algemene GLI-programma’s van diëtist Jolande van Teefelen, zelf leefstijlcoach binnen zo’n programma. ‘Leefstijlcoaching is een nieuw vak, dat in de kinderschoenen staat. We moeten nadenken over de kwaliteit. Wij hebben als professionals feedback nodig. We moeten de kennis en ervaring van vakgenoten en ervaringsdeskundigen bundelen.’
Econoom Smeets pleitte ervoor om geld dat bijvoorbeeld een suikertaks in de overheidsschatkist brengt ‘te investeren in GLI-programma’s die goed werken’. Volgens hem is het zinvol om een ‘goede kosten-batenanalyse’ te maken van de verschillende programma’s en interventies voor obesitaspreventie en -aanpak. Volgens Smeets wordt het obesitasdebat nog te veel gedomineerd door ‘overheid, bedrijfsleven en wetenschap, die de schuld leggen bij het individu met een gebrek aan zelfcontrole’. Maar dat vermeende gebrek is geen verklaring voor obesitas, aldus Smeets. Want uit onderzoek is volgens hem gebleken dat de zelfcontrole stabiel is gebleven in de afgelopen decennia waarin obesitas toenam.
Wat betreft de centrale vraag – wie is aan zet? – kwam naar voren dat vanwege de complexiteit van het probleem een veelheid van partijen zich moet inspannen: verschillende zorgverleners, mensen met overgewicht zelf, de overheid, de voedingsmiddelenindustrie en ziekenhuizen. Die laatste kunnen onder andere ‘meewerken aan onderzoek en innovaties toepassen’, aldus bestuurder De Jong van Ziekenhuis Gelderse Vallei.
Lees ook
M.M. Lipovsky
Internist - Psychotherapeut, Utrecht
Mooi dat er voor de psychologische kant van obesitas meer aandacht komt.
Mijn ervaring is dat als je op de juiste manier er naar vraagt, bij veel patienten met obesitas emotie-eten, oftewel eten als emotieregulatie, een rol speelt. Maar het roept ve...el schaamte op, dus als de patient jou nog niet goed kent, en je vraagt (te) rechtstreeks naar b.v. eetbuien, wordt het vaak ontkend, zelfs als het wel aan de orde is. Als je echter eerst contact hebt gemaakt en vraagt of iemand zich wel eens troost met eten, wordt dat veel vaker herkend. Ik noem in dat kader ook hoe het in de taal zit: troosteten, het Engelse comfort food, het Duitse Kummerspeck (overgewicht door wegeten van verdriet of frustatie). Want dat laat zien dat de patient niet de enige is. Als daar op een niet-oordelende manier aandacht voor kan zijn en iemand gemotiveerd kan worden om hier op deskundige wijze verder in begeleid te gaan worden, kan in elk geval het verder aankomen worden voorkomen. Een belangrijke eerste stap.
Daarvoor moet er echter zowel bij medici als bij psychologen meer kennis (en kunde?) van en over elkaars expertise zijn, en moeten we leren om veel vaker de schotten tussen GGz en somatiek te beslechten.
[Reactie gewijzigd door Lipovsky op 09-10-2022 10:09]
P.J.M. van Loon
Orthopeed / houdingsdeskundige, Oosterbeek
Er is een tijd geweest, dat bij aanwezigheid van (meer dan) voldoende voedsel adipositas ook in onze jeugd geen incidenties van betekenis kende. Kinderen zaten in die tijd ook gemiddeld veel "beter in hun vel". Veel en goed bewegen vanaf de eerste on...twikkeling was het devies vanuit de Gezondheidsleer in de lichamelijke kinderopvoeding. Diezelfde Gezondheidsleer zorgde via de huishoudscholen voor zeer ruime kennis over gezonde voeding, gezonde houdingen en beweegpatronen in de hele common sense. Je creëert daarmee op individueel niveau een effectieve en energiezuinige verbrandingsmachine, waar ook een goed ingeregeld centraal zenuwstelsel bij hoort (arts Montessori; Prof. Cornelia de Lange: De lichamelijke opvoeding van het kind. In vrije navolging van Prof. Biedert "Das Kind", 1925). Vanaf de introductie en algemene bereikbaarheid van televisies, zitbanken, auto's en niet te vergeten autostoeltjes en nu zeker de tot zitten dwingende digitalisatie, zien we de jeugd in meerder opzichten verder afraken van een gezonde vorm en functie van hun lichaam. Omdat tegelijkertijd kennis thuis en op school over de grote nadelen van zitten en niet bewegen (hypokinesie) ook verdween kon er niet anders dan een grote toename van adipositas ontstaan, tegelijk met het niet goed ontwikkelen van de houding ( zie de illustratie) en een daarbij passend gezond en energiezuinig beweegpatroon. Waar eerst de term welvaartziekte, later breder "lifestyle"-ziekte voor het te dik zijn gebruikt werd, kan de Duitse term Zivilizationskrankheit een wat breder licht werpen op oorzaak gevolg, als we onder de toenemende civilisatie al die techniek die het kinderleven binnengedrongen is, in ogenschouw nemen. De grote toename van rugpijn, blessures, achterstand in motorische ontwikkeling , weer toegenomen in de jongste generaties, zou de biomechanische kant van (weer)gezond worden bekender moeten maken door echt meer , maar vooral goed en alzijdig te gaan bewegen (buitenspelen, dans, ballet. (baby-)gymnastiek, yoga, zwemmen, judo e.d., lichaamsoefeningen etc.) .
Bij veel en alzijdig goed bewegen vanaf de start zal de neurotransmitterhuishouding actief en goed reactief worden, het neurohormonale apparaat goed ingeregeld gaan worden, zodat de hormoonafhankelijke en hormoonproducerende organen ook in optimale ontwikkeling komen. Het aantal zituren zal drastisch moeten verminderen om de hypokinesie, de sarcopenie en alles wat daar op volgt van primaire of secundaire preventie te voorzien. Antwoorden zoeken in de Anglo-Amerikaanse geneeskunde en psychologie zal die preventiekennis, die we ooit hadden niet meer gaan brengen.