Lipide in liquor speelt mogelijk rol bij ontstaan zenuwschade bij MS
1 reactieEen lipide in liquor speelt mogelijk een rol bij het ontstaan van schade aan de mitochondriën in zenuwcellen bij progressieve multiple sclerose (MS). Maureen Wentling e.a. beschrijven dit in Brain. Zij onderzochten het effect van liquor van MS-patiënten op zenuwcellen van ratten.
Voor relapsing-remitting MS zijn verschillende veelbelovende therapieën ontwikkeld en in ontwikkeling. Voor de progressieve vorm van de ziekte, waarbij onherstelbare schade aan hersen- en zenuwcellen ontstaat, is dat minder het geval. Eerder onderzoek liet zien dat aan deze vorm waarschijnlijk disfunctioneren van de mitochondriën in de neuronen voorafgaat. Wentling en de haren hebben gepoogd te ontrafelen hoe dit precies in z’n werk gaat, in de hoop hiermee aangrijpingspunten voor behandelingen te identificeren.
Zij gebruikten hiervoor neuronen van ratten (in celkweek), die zij blootstelden aan liquor van respectievelijk gezonde proefpersonen, mensen met relapsing-remitting MS en mensen met progressieve MS. In die laatste groep bleken de mitochondriën in de zenuwcellen van vorm te veranderen en slechter te functioneren. Uiteindelijk raakten de neuronen in deze groep beschadigd. Bij de zenuwcellen die in andere liquor lagen was dat niet het geval. Na hittebehandeling van de ‘progressieve-MS-liquor’ had de vloeistof nog steeds een destructief effect op de mitochondriën, wat erop lijkt te wijzen dat eiwitten niet de boosdoeners zijn. Die raken namelijk beschadigd door hitte.
Verdere analyse van de liquor van de verschillende groepen liet zien dat het grootste verschil in samenstelling lag in een bepaalde lipide, ceramide 24. Dit was in grotere mate aanwezig bij de progressieve-MS-liquor dan bij de relapsing-remitting-MS-liquor. Ceramide 24 komt voor in witte stof en myeline. Blootstelling van neuronen aan deze ceramide liet wederom vormverandering van mitochondriën zien. De neuronen deden vervolgens verwoede pogingen om extra brandstof, in de vorm van glucose en lactaat, op te nemen. Dit vangt het tekort aan energieproductie van de vervormde mitochondriën tijdelijk op, maar is op de lange termijn juist beschadigend, omdat er onvoldoende brandstof overblijft. Dan gaat de zenuwcel alsnog te gronde. Dit past bij een eerder ontwikkeld concept over hoe zenuwschade bij MS ontstaat, namelijk dat de cellen niet in staat zijn om te gaan met een hoge energievraag.
In theorie bieden deze bevindingen aangrijpingspunten voor nieuwe behandelingen, maar de auteurs merken zelf terecht op dat hun studie herhaald zou moeten worden met menselijke neuronen, die uit pluripotente stamcellen kunnen worden gemaakt. Verder kan onderzoek naar ceramides in liquor van MS-patiënten interessant zijn: wellicht zijn dit biomarkers voor het optreden van zenuwschade.
Brain: A metabolic perspective on CSF-mediated neurodegeneration in multiple sclerosis
Lees ook
Jan Keppel Hesselink
Arts-farmacoloog, Bosch en Duin
Het ijkt natuurlijk weer heel spannend en nieuw. Vooral met die gekozen kop. Maar dat is het niet.
Al in de vorige eeuw was er veel onderzoek naar de effecten van ceramide op ontsteking-cascades. Zo wisten we al dat verschillende cytokines, als tumo...rnecrosefactor, interferon en interleukine 1, het enzym sphingomyelinase stimuleert. Dat leidt tot verhoogde niveaus van ceramide. Ceramide kan op zijn beurt de celgroei stoppen, zo wisten we toen al, en ceramide werd ook al genoemd als een van de belangrijke factoren voor de activatie van van geprogrammeerde celdood, apoptose. Ceramides werden door de Italiaanse farma industrie Fidia in die tijd uitgebreid onderzocht, onder anderen in samenwerking met de Nobelprijs winnares die ook de werking van palmitoylethanolamide ontdekte, Rita Levi-Montalcini.
En er werd al in 1999 gewag gemaakt van het feit dat ceramide oligodendroglia kan doden bij intracellulaire ophoping. In dat jaar werd de relatie gelegd tussen de potentieel negatieve effecten van ceramide bij MS .(Involvement of de novo ceramide biosynthesis in lymphotoxin-induced oligodendrocyte death.)
Zo vernieuwend is dit stukje onderzoek dus eigenijk niet...ongeveer 20 jaar oud...