Wie is mijn echte vader?
Kind van anonieme zaaddonor zoekt roots
1 reactieDe Amsterdamse dokter Leo Swaab wilde oprecht ‘het levensgeluk van gezinnen verhogen’ door ze te helpen om toch kinderen te krijgen. Maar Ester de Lau, verwekt met behulp van een anonieme zaaddonor, wil weten waar ze vandaan komt.
Ester de Lau is 43 jaar oud en op zoek naar haar biologische vader. Ze is namelijk een donorkind, verwekt in maart 1972. Dokter Leo Swaab, een van de voorvechters van kunstmatige inseminatie met donorzaad (kid) in Nederland, voerde de procedure uit bij haar moeder. In zijn praktijk, aan de Velazquezstraat in Amsterdam. Er waren nog geen spermabanken, dus het zaad was vers, hooguit twee uur daarvoor gedeponeerd. Door wie is onbekend. Dat was ook uitdrukkelijk de bedoeling van Swaab: geheimhouding was volgens hem van het grootste belang. Hij hielp alleen echtparen die hun omgeving niet hadden verteld over hun vruchtbaarheidsprobleem. Niemand mocht weten dat de echtgenoot niet de biologische vader was. Dat zou voor iedereen het beste zijn.
Geheim
En zo hadden de ouders van De Lau het ook bedacht. Ze zouden het haar nooit vertellen. Het geheim kwam toch uit, toen zij 28 jaar oud was. Haar ouders waren allang uit elkaar, en hadden bepaald geen harmonieuze relatie. Haar vader verdween geregeld uit haar leven, en was al twee keer hertrouwd. Toen zijn relatie met zijn derde vrouw op de klippen liep, dreigde die het verhaal uit de doeken te doen. Haar ouders besloten het haar dan zelf maar te vertellen. Net als bij veel andere donorkinderen die over hun conceptie hoorden, vielen er dingen op hun plaats. Waarom de relatie met haar vader zo moeilijk was. Waarom ze zo weinig van zichzelf in hem herkende.
Haar ouders zeiden: ‘Ga niet op zoek, het levert je niks op.’ Er is immers niets vastgelegd. De Lau kan niet eens bewijzen dat ze een donorkind is, het staat nergens. Ze twijfelde aan alles: zou haar moeder wel echt haar moeder zijn? DNA-onderzoek heeft die twijfel weg kunnen nemen, maar heeft haar tot nu toe nog geen andere verwanten gebracht.
Scherpe veroordeling
Er zijn naar schatting veertigduizend anonieme-donorkinderen in Nederland. Hoeveel van hen op de hoogte zijn is onbekend, maar het is een minderheid. Officieel begonnen artsen in Nederland met kid na de Tweede Wereldoorlog. Maar tot ver in de jaren zeventig bleef het een particuliere aangelegenheid van enkele vrouwenartsen, zoals Swaab. Hij begon in 1951, lang voordat kid werd geaccepteerd. De KNMG veroordeelde in 1959 de methode nog scherp, en gaf in overweging deze geheel te verbieden. Maar Swaab zette door, in zijn Amsterdamse praktijk. Hij was ervan overtuigd dat hij goed werk deed, blijkt uit zijn oratie uit 1967: ‘De juistheid van het principe dezer ingreep wordt mijns inziens nog te weinig ingezien, misschien vooral door hen die zelf voor het verdriet der kinderloosheid gespaard werden.’ Terwijl hij zag dat met zijn hulp ‘het levensgeluk van deze gezinnen inderdaad verhoogd werd, en de band tussen man en vrouw verinnigd’.
Goede bedoelingen
De Lau twijfelt er niet aan dat dokter Swaab handelde met goede bedoelingen. Ze heeft veel over hem en van hem gelezen. Stukken die ze onder meer kreeg van Dick Swaab, de bekende hersenonderzoeker, een van zijn zonen. Toen ze hem aansprak in een restaurant waar ze toevallig allebei zaten, hopend dat hij haar misschien verder zou kunnen helpen, misschien met documentatie van zijn vader, hielp hij haar snel uit de droom: ‘Alles is verbrand.’ Niets meer te vinden, over de naar schatting 750 kinderen die hij op de wereld hielp zetten. In de databank waar kinderen zich kunnen inschrijven in de hoop daar een familieband te vinden, de Fiom KID-DNA Databank, staan 22 ‘Swaab-kindjes’, weet De Lau inmiddels. Voor haar is er nog geen match gevonden.
'In de jaren zestig, zeventig gingen we ervan uit dat het sociale ouderschap belangrijker was dan het biologische'
Ze twijfelt of ze het de artsen van die tijd kwalijk moet nemen. Ze waren wellicht naïef, maar ze konden destijds niet weten hoe het zou uitpakken. Zoals gynaecoloog Willem Honnebier, oprichter van de eerste spermabank in Nederland, het zei: ‘In de jaren zestig, zeventig gingen we ervan uit dat het sociale ouderschap belangrijker was dan het biologische.’ Of dat klopt? Het is onbekend. Onderzoek naar hoe het donorkinderen en hun familie vergaat, is wel gedaan, maar beperkt. Dat kan ook niet anders, omdat het merendeel van de kinderen het niet eens weet. En de onderzoeken spreken elkaar tegen: het ene wijst erop dat de sociale vaders meer dan gemiddeld betrokken zijn bij de opvoeding, het andere juist op een kwalitatief slechtere band tussen kind en vader.
Oergevoel
Haar ouders kan ze het ook vergeven, zij wisten destijds ook niet beter. Hoewel ze nu durft te zeggen dat zij eigenlijk geen kind hadden moeten krijgen. Ze hebben er een potje van gemaakt. Ook nu nog houdt de band niet over. Haar moeder zegt haar dochter wel te steunen, maar verder gaat het niet. Ze is niet zo iemand die haar kind kan troosten. De Lau is dat zelf wel. Zou ze dat van haar vaders kant hebben? Ze weet wie ze is, maar hoe is dat zo gekomen? Ze vergelijkt dat verlangen met een kinderwens. Een oergevoel. Sinds een halfjaar is dat zo sterk, dat ze actief op zoek gaat.
Het levert vooralsnog niets op. De artsen van toen, Leo Swaab, en de roemruchte seksuoloog Coen van Emde Boas die haar ouders naar hem doorverwees, zijn overleden. De Lau heeft wel enkele tijdgenoten van hen gesproken, die betrokken waren bij kid. Die hebben niet altijd begrip voor haar positie, haar wens om de ontbrekende, genetische familieband te vinden. ‘Het is je eigen onzekerheid’, werd haar gezegd. Dat onbegrip komt ze vaker tegen: mensen benadrukken nogal eens dat ze dankbaar moet zijn dat haar ouders zo graag een kind wilden, dat ze zo gewenst was, in tegenstelling tot zoveel anderen. Maar ze is niet dankbaar.
Er is veel compassie met ongewenst kinderlozen, meer dan met kinderen die hun ouders niet kennen
Buitenland
Een kind krijgen met behulp van anoniem sperma kan niet meer in Nederland. Sinds 2004 hebben kinderen wettelijk recht op het kunnen achterhalen van hun genetische achtergrond. Daardoor is het aantal zaaddonoren drastisch afgenomen. Er zijn echter nog genoeg Europese landen waar dit recht niet geldt. Ouders wijken nogal eens uit naar het buitenland. Daar heeft De Lau geen begrip voor. Er is veel compassie met ongewenst kinderlozen. Meer dan met kinderen die hun ouders niet kennen.
Kijk naar haar. Ze is 43. Ze heeft al heel wat tijd en geld gestoken in haar zoektocht naar haar biologische vader. Dolblij was ze dat ze in het televisieprogramma Spoorloos een oproep mocht doen. Tegelijk was ze woedend: waarom moet zij op haar kop staan, en met haar hele hebben en houwen op televisie? En na al dat gedoe weet ze eigenlijk nog steeds niet waar ze moet zoeken.
Lichaam en ziel
De administratie is vernietigd. Het was niet Leo Swaab zelf, is met vrij grote zekerheid te zeggen, op basis van DNA-onderzoek. De donor zal uiterlijk op haar vader hebben geleken: donker haar, lichte ogen, 1,84 meter lang. De Lau sprak iemand die Swaab goed kende, die vermoedt dat het iemand uit de omgeving van de gynaecoloog moet zijn geweest. Misschien een arts, of een medisch student? Het zou kunnen, hoewel de medici niet overal in de rij stonden. In Leiden gooide gynaecoloog Wildschut ook weleens een balletje op bij de studenten. De meeste stonden er wat huiverig tegenover. En trouwens: het ziekenhuis had ook liever getrouwde mannen, die hadden bewezen gezonde kinderen te kunnen verwekken. Oproepen in het universiteitsblad sloegen destijds meer aan bij sociale wetenschappers.
Leo Swaab sprak in zijn oratie in 1967 zeer liefdevol over zijn eigen vader: ‘Ik denk aan U: mijn eerste leermeester, mijn beste vriend, mijn vader. Door U gevormd inderdaad naar lichaam en ziel mis ik Uw aanwezigheid zeer.’ Het is een zin die De Lau, en met haar veel andere donorkinderen, zelf had kunnen uitspreken.
Betrokkenen uit begin jaren zeventig die Ester de Lau meer informatie kunnen verschaffen, kunnen haar via de website Esterdelau.nl bereiken.
Bronnen
- Swaab L. Op weg naar de beheersing der menselijke voortplanting. Leiden: Universitaire Pers, 1967.
- Brewaeys A. Donor insemination: Family relationships and child development in lesbian and heterosexual families (1997).
- Ravelingien A, Provoost V, Pennings G. Facts Views Vis Obgyn. 2013; 5 (4): 257-64. Donor-conceived children looking for their sperm donor: what do they want to know?
- Barratt, Cooke, & Cooke, I. D. Donor insemination. Cambridge: Cambridge University Press, 1993.
- Singer P, & Wells, D. The reproduction revolution : New ways of making babies (Studies in bioethics 852355726). Oxford [etc.]: Oxford University Press, 1984.
- Helmerhorst F, Moors J, & Broekhuijsen-Molenaar A. Rond onvruchtbaarheid (1e dr.. ed.). Almere: Versluys, 1990.
- Honnebier WJ. In memoriam dr. L.I. Swaab. Ned Tijdschr Geneeskd 1997; 141: 2423-4
- Henk Thomas. Spermadonor? Volkskrant, 12 januari 2001
Wim van der Pol
Counselor, Delft
Deze reactie is niet om te helpen, want dat kan ik niet. Hoewel, ik vraag me af, wat het gevoel met je doet, wanneer je weet wie de biologische vader was/is. Wat dan? Ongetwijfeld zie je iets van jezelf terug. Maar wat doe je met die "vondsten"? Wat... zijn de diepere motieven en drijfveren om die vader te kennen? Het kunnen er veel zijn. Slechts 1 las ik uit het interview: de teleurstelling in haar sociale vader. Dat je in feite geen vader hebt gehad.......
Gek genoeg komt er nog een andere vraag bij me op. Zouden er geen vaders zijn, die willen weten wie hun biologische nazaten zijn? Destijds in Leiden kan ik me nog de oproep om zaaddonatie herinneren. Vooral de anonimiteit stond mij tegen om een donatie te doen. Achteraf klopt dat wel een beetje.