Van Ark: ‘Vertrouwenspersoon geen wettelijke plicht’
Plaats een reactieStaatssecretaris Tamara van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) ziet geen aanleiding om de aanstelling van een vertrouwenspersoon tot een wettelijke plicht te maken voor bedrijven en organisaties. Tot die conclusie komt ze na een onderzoek naar het functioneren van vertrouwenspersonen.
Van Ark, die zich beraadt op beleid om ongewenst gedrag op de werkvloer te voorkomen en te bestrijden, heeft een onderzoek laten uitvoeren naar de mate waarin vertrouwenspersonen tot nu toe worden ingezet, en hoe hun positie is te verbeteren. Daar komt uit naar voren dat hoe meer werknemers een bedrijf heeft, hoe groter de kans dat een vertrouwenspersoon is aangesteld. Het blijkt vaak nog te schorten aan de bekendheid onder werknemers van de aanwezigheid van zo’n persoon, die bovendien vaak geen opleiding voor deze functie heeft gehad en wiens taakomschrijving niet altijd helder is.
Van Ark wil dat organisaties en bedrijven concrete maatregelen nemen om een veilige werkcultuur te scheppen, waarin geen sprake is van agressie, geweld, discriminatie of seksueel geweld. Maar ze wil dus niet zover gaan om de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon tot wettelijke plicht te maken. Volgens haar moet de aanwezigheid door een bedrijf of organisatie worden gedragen, en een plicht geeft die garantie volgens Van Ark niet.
Daarom ziet ze meer heil in voorlichting over het nut en de invulling van de functie, zodat meer werknemers toegang krijgen tot een vertrouwenspersoon, en zodat deze persoon zelf beter is toegerust voor de uitoefening van de functie. Ook wil ze kijken hoe de positie van de vertrouwenspersoon kan worden verstevigd, zodat iemand door deze taak niet in de problemen komt bij zijn reguliere werk, of promotiekansen mist. In een aantal niet nader benoemde sectoren met verhoogd risico op ongewenst gedrag wil ze specifiek inventariseren welke informatiebehoefte daar bestaat over de rol van vertrouwenspersonen. Dit najaar wil Van Ark met de Tweede Kamer van gedachten wisselen over de vraag of een landelijke gedragscode rond ongewenst gedrag op de werkvloer haalbaar en wenselijk is.
Uit een recente enquête van Medisch Contact bleek dat ruim 30 procent van de artsen ooit een seksueel grensoverschrijdende situatie op de werkvloer heeft meegemaakt. Bij coassistenten en geneeskundestudenten is dat 20 procent. Uit de enquête bleek dat een slechts kleine minderheid van de respondenten melding deed bij een vertrouwenspersoon. De KNMG stelt in reactie daarop dat het juist bij seksueel grensoverschrijdend gedrag belangrijk is dat er onafhankelijke vertrouwenspersonen zijn binnen werkorganisaties en dat medewerkers weten waar ze die kunnen vinden.
Lees ook:- Er zijn nog geen reacties