Tabee lomperiken en horken
Plaats een reactieOnderwijs
Faculteit moet toetsing voor onprofessioneel gedrag verbeteren
Medische faculteiten kunnen met de nieuwe Wet Hoger Onderwijs en Onderzoek studenten uitschrijven die zich structureel onprofessioneel gedragen. Geneeskundestudenten kunnen goed leven met deze stok achter de deur. Maar wel onder voorwaarden.
Beeld: Shutterstock
Het laatste decennium is er in het medische onderwijs steeds meer aandacht voor professioneel gedrag. In het Raamplan 1994 werd gesproken over de juiste beroepsattitude en in het Raamplan 2001 werd professioneel gedrag een onderdeel van de eindtermen van de opleiding tot basisarts. Daarna heeft het Projectteam Consilium Abeundi het onderwerp professionaliteit uitgewerkt.1-3
Het team onderscheidt drie dimensies: omgaan met taken/werk, omgaan met anderen en omgaan met zichzelf. In het eindrapport geeft het projectteam adviezen over de wijze van implementatie en toetsing voor de Nederlandse geneeskundeopleidingen. Essentieel voor de toetsing van professioneel gedrag is dat het longitudinaal en door verschillende beoordelaars moet geschieden. Professioneel gedrag is immers een groeiproces.4Twee jaar later waren de aanbevelingen nog niet volledig geïmplementeerd in de onderwijsprogrammas, aldus het KNMG Studentenplatform en het Landelijk Overleg Co-Assistenten (Loca). De hiaten zaten vooral in de klinische fase van de studie.5 Het KNMG Studentenplatform heeft nu opnieuw gekeken hoe het ervoor staat en ook de visie van geneeskundestudenten op professioneel gedrag onderzocht.
Bindend studieadvies
In de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) is het niet mogelijk studenten uit te schrijven die structureel onprofessioneel gedrag vertonen. De Wet Hoger Onderwijs en Onderzoek (WHOO), die de WHW op termijn vervangt, voorziet wel in een bindend studieadvies voor deze studenten.6 Dit zogeheten judicium abeundi geldt alleen in bijzondere gevallen van wangedrag en moet worden uitgesproken op basis van objectieve gronden. Uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel blijkt dat een judicium abeundi kan worden afgegeven wanneer een geneeskundestudent (seksueel) gewelddadig gedrag vertoont, bedreigend optreedt of algemeen disfunctioneert als gevolg van een persoonlijkheidsstoornis. Het bindend studieadvies geldt alleen voor de opleiding waar de student stond ingeschreven; het heeft geen landelijke werking. Onduidelijk is wanneer het wetsvoorstel wordt behandeld.
Faculteiten hebben de toetsing op uiteenlopende manieren aangepakt. Dit blijkt uit de inventarisatie van het KNMG Studentenplatform naar de wijze waarop medische faculteiten professioneel gedrag in het curriculum hebben opgenomen en wat de consequenties zijn als een student hiervoor een onvoldoende scoort. Een aantal toetst professioneel gedrag als een apart onderdeel, andere integreren de toetsing in een onderwijsblok. Wel geldt op alle faculteiten dat studenten een voldoende moeten halen om de studie te vervolgen.
Daarnaast wordt professioneel gedrag op alle faculteiten longitudinaal getoetst. Dat betekent dat dit op verschillende momenten in de opleiding, zowel preklinisch als klinisch, wordt getoetst. Deze toetsen hebben echter alleen betrekking op het betreffende studiejaar en tellen niet mee in de daaropvolgende jaren. Iedere student begint elk studiejaar dus weer met een schone lei.
Genade-zes
Om een beeld te krijgen van de visie van studenten op de toetsing van hun professionaliteit, heeft het KNMG Studentenplatform er in zijn jaarlijkse enquête aandacht aan besteed. Van de 4035 aangeschreven studentleden, hebben er 1858 (46%) gereageerd. Van de respondenten bevond 48 procent zich in de preklinische en 52 procent zich in de klinische fase van de opleiding.
Eenderde van de respondenten (34%) zegt voorbeelden te kennen van een onterechte voldoende beoordeling voor professioneel gedrag, terwijl een onvoldoende had moeten worden gegeven in de ogen van de respondent. Ter vergelijking: slechts 7 procent maakt melding van een onterechte onvoldoende op dit criterium. Opvallend is dat respondenten uit de klinische fase van de studie vaker een onterechte voldoende beoordeling melden, dan respondenten uit de preklinische fase (53 versus 17%).
In de enquête konden studenten meerdere mogelijke oorzaken aangegeven voor een onterechte voldoende. De voornaamste oorzaak (76%) is volgens de studenten onvoldoende kennis van de beoordelaar over de student. Tijdgebrek van de beoordelaar en persoonlijke verhoudingen tussen beoordelaar en student volgen met respectievelijk 25 en 12 procent. Uit aanvullende opmerkingen komen nog vijf problemen naar voren:
beoordelaars willen geen onvoldoende geven omdat dit veel administratieve lasten met zich meebrengt;
als een beoordelaar de student na een negatieve beoordeling nog langer moet begeleiden, kan dat reden zijn een student toch te laten slagen;
desinteresse van de beoordelaar voor toetsing van professioneel gedrag;
weerstand bij de beoordelaar om een negatieve beoordeling te geven. De beoordelaar compenseert deze genade-zes door de student tips mee te geven in de hoop dat het gedrag verandert;
het idee van de beoordelaar dat zijn beoordeling geen invloed heeft op het al dan niet beëindigen van de opleiding van de student.
In de enquête is verder het draagvlak gepeild om het judicium abeundi, naast de eerder genoemde gedragingen, ook te gebruiken wanneer een student stelselmatig disfunctioneerd op professioneel gedrag. Een grote meerderheid (81%) van de respondenten is voor invoering van een dergelijke koppeling. Daaruit blijkt dat studenten het belang inzien van een professionele houding en hieraan verregaande consequenties willen verbinden.
Draagvlak
Het medisch onderwijs is vergevorderd met de invoering van een toetsingssysteem voor professioneel gedrag. Invoering van de WHOO, waarvan het judicium abeundi deel uitmaakt, is gewenst, met de kanttekening dat aan stelselmatig disfunctioneren niet per definitie een persoonlijkheidsstoornis ten grondslag ligt. Er kan ook sprake zijn van een motivatieprobleem. Verder moet er in de WHOO een duidelijke koppeling komen tussen de beoordeling van het gedrag en het bindend studieadvies. Om voortgang van een disfunctionerende student te bewaken, is het belangrijk dat beoordelaars inzicht krijgen in eerdere prestaties.5
Het is onwenselijk dat een student, die zijn studie wegens onprofessioneel gedrag op de ene geneeskundige opleiding moet afbreken, zich bij een andere faculteit kan inschrijven. Het KNMG Studentenpanel raadt daarom landelijke werking van het judicium abeundi ten zeerste aan. Faculteiten moeten hier, na aanvaarding van de nieuwe wet, zo snel mogelijk afspraken over maken.
Zwak punt in de beoordeling van professioneel gedrag, is het moment van toetsen, zo blijkt uit onderzoek van het KNMG Studentenpanel. Beoordelaars geven niet graag onvoldoendes omdat een onvoldoende hen opzadelt met extra werk en frustraties. Ook lijkt er in het opleidingsmilieu in ziekenhuizen sprake van een taboe op het geven van onvoldoendes. Daardoor bestaat het gevaar dat studenten die onprofessioneel gedrag vertonen, niet als zodanig worden gesignaleerd, onzichtbaar blijven voor correctie en door de mazen van het net kruipen. Bovendien is elke beoordeling afhankelijk van de opvatting van de beoordelaar over professioneel gedrag. De eindtermen van het Raamplan 2001 moeten hiervoor een handvat zijn.
Het is onmogelijk aan te geven wat exact de omvang van de groep studenten is die een onterechte voldoende ontvangt; de meldingen van studenten kunnen theoretisch gebaseerd zijn op een enkel geval. Het percentage studenten dat wél een onvoldoende haalt voor professioneel gedrag, schommelt tussen de 1 en 3 procent. Er is dus sprake van een grijze groep die onterecht een voldoende scoort. De toetsing van professioneel gedrag moet zich op deze groep concentreren. Deze groep is veel groter dan de enkele student op wie het bindend studieadvies van toepassing is. Daarom is het van belang een toetsingscultuur te ontwikkelen waarin professioneel gedrag een vanzelfsprekend onderdeel is en waarin studenten uitgebreide feedback krijgen op hun functioneren.
Studenten nemen professioneel gedrag serieus, getuige de grote meerderheid die zich uitspreekt voor een koppeling met het bindend studieadvies. Een negatieve beoordeling moet echter geen stempel drukken op een student, maar moet een signaal zijn dat hij meer sturing nodig heeft door middel van een goed begeleidingstraject. Door een dergelijk traject vroeg te introduceren, verliest het een deel van zijn negatieve karakter. Ook hierin valt nog veel te ontwikkelen aan onderwijsmateriaal.
Zuivere beoordeling
Het trainen van beoordelaars in het geven van feedback en toetsing op professioneel gedrag is onontbeerlijk voor een goede toetsing.4, 5, 7 Als beoordelaars beter zijn geïnformeerd over de impact van onprofessioneel gedrag, zal dit een cultuurverandering teweegbrengen en het toetsen zuiverder maken. Daarnaast zouden faculteiten de weerstand van beoordelaars kunnen verlagen door hen tegemoet te komen in de administratieve en persoonlijke lasten die een onvoldoende met zich meebrengt.
Het longitudinale toetsen moet ook daadwerkelijk longitudinaal worden; resultaten moeten worden meegenomen naar volgende studiejaren. Zo ontstaat een instrument waarmee de groei van de student kan worden gevolgd over de jaren en wordt een stagnatie in de ontwikkeling van de professionele houding eerder gesignaleerd.
Studenten met een x-aantal onvoldoende beoordelingen voor professioneel gedrag, zouden hun co-schappen moeten onderbreken. Zij zouden deze weer mogen oppakken na het succesvol doorlopen van een remediërend programma ter bijsturing van de professionele houding. Disfunctionerende co-assistenten worden op deze manier getraceerd; zij kunnen in een volgend co-schap tonen wat zij hebben geleerd. Voor deze bijsturing moeten op de opleiding duidelijke begeleidingstrajecten bestaan. Ook moet worden gewaakt voor negatieve beeldvorming over deze bijsturing.
Voor verder onderzoek is het van belang te kijken naar de achtergrond van de student die onterecht een voldoende beoordeling behaalt. Zijn dit de horken, de zij-instromers, of gaat het voornamelijk om passieve studenten?7
S.P. Rynja,
co-assistent UMC Utrecht
drs. R.A.M. Cents,
co-assistent Erasmus MC
mr. M.E.B. Morsink,
student geneeskunde UMC Radboud
Alle auteurs zijn lid van het KNMG Studentenplatform.
Correspondentieadres:
cc:
Geen belangenverstrengeling gemeld.
SAMENVATTING
Toetsing van professioneel gedrag heeft in de geneeskundestudie een expliciete plaats gekregen in de curricula.
Onder geneeskundestudenten is een groot draagvlak voor invoering van een bindend studieadvies (judicium abeundi).
Met een judicium abeundi hebben medische opleidingen een maatregel in handen als blijkt dat een student niet meer is bij te sturen op professioneel gedrag.
Het KNMG Studentenpanel adviseert de landelijke werking van het judicium abeundi, om zo een student die structureel disfunctioneert voortzetting van de studie bij een andere medische faculteit te ontzeggen.
Literatuurlijst
1. Otten R, Een dokter dient zich te gedragen, Medisch Contact 1998; 53 (38): 1183-4. 2. Metz JCM, Verbeek-Weel AMM, Huisjes HJ, Raamplan 2001 artsopleiding.
, publikaties. 3. Bleker OP, Cate ThJ ten, Holdrinet RSG, De algemene competenties van de medisch specialist in de toekomst. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 2004; 23 (1): 4-14. 4. Projectteam Consilium Abeundi Professioneel Gedrag. Onderwijs, toetsing, begeleiding en regelgeving. Eindrapport van Projectteam Consilium Abeundi ingesteld door het DMW (VSNU), Utrecht 2002. 5. Postema PG, Rijken JJ, Janssen KW, Luijk SJ van. Onprofessioneel gedrag. Verantwoordelijkheid ligt niet bij de co-assistent alleen. Medisch Contact 2004; 59 (50): 1986-9. 6. Memorie van toelichting Wet op het Hoger Onderwijs en Onderzoek, juni 2006 op
. 7. Postma CT, Thoben A, Timmermans L, Spaendonck K van. Horken en huilebalken. Onprofessioneel gedrag studenten tijdig signaleren. Medisch Contact 2006; 61 (21): 883-5.
Klik hier voor de pdf van dit artikel
- Er zijn nog geen reacties