Student uit opleiding gezet, ook na beroep
1 reactieFUNCTIONEREN
Uniek: ook na beroep blijft judicium abeundi van kracht
Het judicium abeundi is bedoeld om geneeskundestudenten die ongeschikt zijn voor het vak vroegtijdig uit te filteren. Door praktische obstakels wordt het instrument niet of nauwelijks toegepast. Het LUMC heeft nu een eerste ervaring met deze ultieme maatregel.
Op 30 april 2015 heeft het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs het beroep verworpen dat was ingesteld door een student geneeskunde van het Leids Universitair Medisch Centrum tegen een besluit van het college van bestuur van de Universiteit Leiden om zijn inschrijving bij de studie geneeskunde te beëindigen (judicium abeundi).1 Voor zover bekend is dit de eerste keer dat een dergelijk besluit aan de hoogste rechter is voorgelegd.
De casus
Tijdens het coschap kindergeneeskunde in een ziekenhuis in de regio Leiden-Den Haag, heeft een student buiten werktijd gechat en gebeld met een minderjarige (15-jarige) patiënte, later ook met haar moeder en heeft daarbij jegens beiden seksueel getinte uitlatingen en uitnodigingen gedaan. De moeder van de patiënte heeft hierover een klacht ingediend bij het ziekenhuis. Na een gesprek met de student heeft het ziekenhuis het coschap onmiddellijk afgebroken. De Examencommissie Geneeskunde van het LUMC werd geïnformeerd. Bij onderzoek in het dossier van de student bleek dat er klachten over ontoelaatbaar gedrag jegens medewerkers van een stage-instelling en tentamenfraude bekend waren bij de Commissie Professioneel Gedrag, een adviescommissie van de examencommissie. De tentamenfraude was bestraft met het ontnemen van het recht om tentamens af te leggen voor de duur van een jaar.
Op verzoek van de examencommissie stelde de Commissie Professioneel Gedrag nu opnieuw een onderzoek in. Een transcript van een telefoongesprek tussen de student en de moeder van de patiënte werd daarbij overgelegd. In het gesprek met de commissie erkende de student dat hij basale gedragsregels voor (aanstaande) artsen had overschreden. Vanwege het voorval en de analyse van de Commissie Professioneel Gedrag hebben de voorzitter van de examencommissie en de decaan van de geneeskundefaculteit bij het college van bestuur van de Universiteit Leiden verzocht om een judicium abeundi.
De procedure
Na de student te hebben gehoord besloot het college van bestuur in mei 2014 tot het judicium abeundi. Bij de hoorzitting ontkende de student níet het contact met de patiënte en haar moeder, maar wel het seksueel getinte karakter van zijn uitlatingen. Het college van bestuur vond dit niet overtuigend en besloot tot het judicium abeundi, waarop de student bezwaar aantekende. Volgens een afspraak tussen de universiteiten is het bezwaar voorgelegd aan de Geschillenadviescommissie Iudicium Abeundi.
De geschillenadviescommissie achtte het aannemelijk dat de student zich schuldig heeft gemaakt aan het gedrag dat hem wordt verweten, hoewel hij dat inmiddels zelf ontkende en vervolgens stelde dat de moeder van de patiënte juist hem had lastiggevallen.
De commissie vond het al ontoelaatbaar dat de student vanuit zijn privésituatie contact had gezocht met een minderjarige patiënte. Dat hij daarbij seksueel getinte uitlatingen heeft gedaan en ook nog de moeder van de patiënte erbij heeft betrokken, vindt de commissie volstrekt buiten de orde en onaanvaardbaar. De student heeft hiermee het basisvertrouwen dat een patiënt in een beroepsbeoefenaar moet kunnen stellen op verontrustende wijze geschonden. De commissie acht het dan ook aannemelijk dat er tuchtrechtelijke sancties zouden zijn opgelegd indien het tuchtrecht op de student van toepassing zou zijn. Op basis hiervan concludeert de commissie dat de student ongeschikt is voor het beroep van arts. De commissie constateert vervolgens dat het judicium abeundi-besluit zorgvuldig is voorbereid en dat er een degelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden door het college van bestuur.
Op grond van deze overwegingen heeft de Geschillenadviescommissie Iudicium Abeundi het college van bestuur geadviseerd het besluit tot beëindiging van de inschrijving van de student in stand te laten. Het college van bestuur heeft overeenkomstig besloten. De student ging vervolgens in beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs.
Dit college heeft korte metten gemaakt met het beroep. Het stelt vast dat er een grote mate van eensluidendheid is in de beschrijving van wat er is gebeurd tussen de student en de patiënte en haar moeder. Daarvan getuigen de klacht die de moeder van de patiënte heeft ingediend, het gesprek tussen de student en de artsen in het ziekenhuis waar hij coassistent was en het verslag van het gesprek met de Commissie Professioneel Gedrag. De voorzitter van deze commissie heeft los daarvan nog verklaard dat de student op geen enkele wijze heeft ontkend dat hij seksueel getinte uitlatingen heeft gedaan tegen de minderjarige patiënte en haar moeder.
Het college ziet geen aanknopingspunt om te veronderstellen dat de patiënte en haar moeder de student vals hebben beschuldigd.
Voor het college was dit alles voldoende om te oordelen dat het beroep van de student ongegrond is. Het besluit van de Universiteit Leiden om de student uit te sluiten van de verdere studie in de geneeskunde is daarmee onherroepelijk geworden.
Het judicium abeundi
Sinds 1 september 2010 kunnen studenten geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) uit hun studie worden verwijderd door het college van bestuur van de betreffende universiteit.
Aanleiding hiervoor was dat sommige studenten tijdens hun studie door gedragingen en/of uitlatingen er blijk van geven niet geschikt te zijn voor het uitoefenen van het beroep van arts (c.q. tandarts of dierenarts). Dit kan doordat zij patiënten direct of indirect in gevaar brengen of schade toebrengen aan het vertrouwen dat patiënten in de gezondheidszorg mogen stellen, bijvoorbeeld door slecht te communiceren, door agressief gedrag of door seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tot september 2010 konden deze studenten, zolang zij hun examens haalden, doorgaan met de studie. Dat bracht het recht op onderwijs nu eenmaal met zich mee. Uiteindelijk haalden zij dan hun artsexamen en daarmee het recht om als arts de patiëntenzorg uit te oefenen. Docenten en begeleiders hielden vervolgens hun hart vast hoe lang dat goed zou gaan.
Het gaat er nadrukkelijk niet om
studenten te weren
op grond van bepaalde visies
Vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid was dit onwenselijk. Na lang aandringen vanuit de universiteiten is in 2010 de WHW gewijzigd. Het advies van de Raad van State (d.d. 3 oktober 2008) bij het wetsontwerp geeft aan welke studenten kunnen worden geweerd. Dat zijn in de eerste plaats studenten aan wie een tuchtrechtelijke maatregel zou zijn opgelegd als het tuchtrecht op hen van toepassing was. Verder gaat het om studenten die een bedreiging vormen voor anderen, bijvoorbeeld door agressie of seksuele intimidatie jegens medestudenten, docenten of patiënten. Nadrukkelijk gaat het er niet om studenten te weren op grond van bepaalde visies; dat is immers in strijd met de vrijheid van meningsuiting.
De minister heeft het advies van de Raad van State bevestigd. Daaraan werd overigens toegevoegd dat herhaaldelijk een onvoldoende halen voor een bepaald vak of beschikken over beperkte sociale vaardigheden, onvoldoende grond is voor een judicium abeundi. De minister stelt dat het judicium abeundi slechts bij hoge uitzondering mag worden gebruikt.
Voor de Tweede en Eerste Kamer was deze toelichting voldoende om de wet aan te nemen.
De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) heeft een ‘Protocol Iudicium Abeundi’ ontwikkeld om uniformiteit en zorgvuldigheid te ontwikkelen in de voorbereiding en besluitvorming over het judicium abeundi.2
In het protocol wordt uitgewerkt hoe een besluit tot judicium abeundi tot stand kan komen en welke gedragingen/uitlatingen daarbij een rol spelen. De besluitvorming rond het judicium abeundi is weergegeven in een stroomschema.3
Hoewel in de jaren sinds 2010 gedragingen van studenten meerdere malen aanleiding hebben gegeven tot kritische beoordeling, heeft dat tot 2014 nooit geleid tot het formuleren van een iudicium abeundi. De uitspraak van 2014 was dus een novum. Bovendien maakte dit iudicium abeundi ook een einde aan het inmiddels in NFU-kring gehoorde geluid dat het iudicium abeundi misschien toch niet het geschikte middel was om de ongeschikte arts in spe de toegang tot de beroepsuitoefening te blokkeren.
Complete rechtsgang
Vier jaar na de invoering van het judicium abeundi in de WHW is er nu een uitspraak van het hoogste rechtsprekende college, het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, over een judicium abeundi.
Op basis van deze ene casus trekken we enkele voorzichtige conclusies:
1. Een judicium abeundi-besluit moet zorgvuldig worden voorbereid. Het protocol biedt een duidelijk en bruikbaar raamwerk voor de besluitvorming.
2. Omdat het judicium abeundi volgens de maatstaven van het bestuursrecht wordt getoetst, moet het college van bestuur de feiten waarop het besluit berust ‘aannemelijk’ maken. Er moet dus aandacht zijn voor de bewijsmiddelen. Het is verstandig alles wat in de voorbereiding van het besluit gebeurt schriftelijk vast te leggen.
3. Omdat het judicium abeundi een zware maatregel is, moet serieus en navolgbaar worden afgewogen of de ernst van de feiten die maatregel rechtvaardigt. Ook de voorgeschiedenis kan daarbij een rol spelen. Tot dusver moest een college van bestuur zich daarbij baseren op wetsgeschiedenis en een vergelijking met het tuchtrecht, nu is er ook de uitspraak van het college die daarbij kan helpen.
Naar aanleiding van deze zaak zal het LUMC nader onderzoeken of problemen in de professionele attitude in de bachelorfase problemen tijdens de coschappen kunnen voorspellen. Er zijn al wel twee studies bekend waarin wordt beschreven dat een slechte score in de professionele attitude of daadwerkelijke incidenten tijdens de klinische fase van de studie geneeskunde correleren met een verhoogde kans op tuchtrechtelijke problemen bij de uitoefening van het beroep van arts.4 5
Hopelijk is met de uitspraak van het College voor Beroep voor het Hoger Onderwijs de ban rond het judicium abeundi gebroken.
auteurs
Dick Engberts
hoofd ethiek en recht gezondheidszorg LUMC
Jaap Fogteloo
voorzitter examencommissie geneeskunde LUMC
Annette Hoeksema
secretaris raad van bestuur LUMC
Pancras Hogendoorn
decaan en lid raad van bestuur LUMC
contact
d.p.engberts@lumc.nl
cc: redactie@medischcontact.nl
Geen belangenverstrengeling gemeld
voetnoten
1. College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, zaaknummer CBHO 2014/284, datum uitspraak 30 april 2015( http://www.cbho.nl/zaken/2014284 )
2. Bonke B, Van Luijk SJ. Protocol Iudicium Abeundi (NFU)
3. Konijn L, Walhout R, de Klerk C, Kruydenberg C, Brouwer T. Wegsturen student bij wangedrag mag. Medisch Contact 2010; 33-34: 1629-31.
4. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/?term=Papadakis%20MA%5BAuthor%5D&cauthor=true&cauthor_uid=16371633, Teherani A, Banach MA, e.a. Disciplinary action by medical boards and prior behavior in medical school. NEJM. 2005; 353: 2673-82.
5. Teherani A, Hodgson CS, Banach M, Papadakis MA. Domains of unprofessional behavior during medical school associated with future disciplinary action by a state medical board. Acad Med. 2005; 80 (10 Suppl): S17-20.
lees ook <b>Download dit artikel (PDF)</b>
R.U. Melchers
bedrijfsarts, HOUTEN Nederland
En ik leer ook weer iets nieuws als bedrijfsarts.
Als een werkgever een werknemer weg wil hebben omdat ie genoeg van hem heeft, levert dat allerlei gezondheidsklachten op waartussen ik dan op zoek moet naar een medische verklaring die ik waarschijn...lijk niet zal vinden.
Maar als ik nu stel dat er sprake is van een judicium abeundi in plaats van 'je werkgever heeft genoeg van jou'... dat klinkt toch veel vriendelijker.