Sociaal geneeskundige zoekt vacature
Plaats een reactieErkende titel moet statuur op de arbeidsmarkt versterken
Formeel kent de sociale geneeskunde drie specialismen en zeven erkende profielen. Dat is niet terug te zien op de arbeidsmarkt. Veel werkgevers nemen genoegen met basisartsen voor specialistische functies.
Deze drie actuele vacatureteksten zijn veelzeggend voor de arbeidsmarkt voor sociaal geneeskundigen binnen het werkgebied van de openbare gezondheidszorg. Ze maken duidelijk dat werkgevers genoegen nemen met basisartsen voor hun vacante functies.
Werkgevers gaan daarmee voorbij aan de formele indeling die de sociale geneeskunde kent. Het werkveld openbare gezondheidszorg telt formeel twee typen artsen. De eerste is de arts maatschappij en gezondheid. Voor die titel is een vierjarige specialisatie vereist. De tweede is de profielarts. Daarvan heb je er zeven (zie kader Profielen onder dit artikel). De bijbehorende titel ‘profielarts KNMG’ verwerf je na het afronden van de eerste fase van de opleiding tot arts M&G. En daar staat twee jaar voor.
Geen goede financiering
Het klopt dat een afgeronde vervolgopleiding geen voorwaarde is om als jeugdarts, infectieziektenbestrijder of tuberculosearts aan de bak te komen, zegt Rolien Hadders. Zij is al dertig jaar secretaris van de Sociaal Geneeskundigen Registratie Commissie (SGRC) en kent de beroepsgroep als haar broekzak.
Volgens Hadders zijn daarvoor verschillende redenen aan te wijzen. Zo is er geen wetgeving die voor de beroepsuitoefening het bezit van een afgeronde opleiding vereist. Wellicht belangrijker is het ontbreken van een goede financieringsstructuur voor de opleiding, meent Hadders. Er kan slechts beperkt beroep worden gedaan op het Opleidingsfonds. De vierjarige opleiding tot arts maatschappij en gezondheid wordt niet gesubsidieerd. Van de zeven profielopleidingen worden er slechts vier (jeugdgezondheidszorg, infectieziektenbestrijding, tuberculosebestrijding en medische milieukunde) gesubsidieerd uit het Opleidingsfonds.
Vervolgopleiding
Door het ontbreken van financiering draaien werkgevers in veel gevallen zelf op voor de (vervolg)opleiding van hun werknemers. En dat is niet goedkoop. Niet alleen moet de opleiding betaald worden, ook is de werkgever gedurende langere tijd een productiekracht kwijt. Om een idee te geven: de kosten voor de – inmiddels dus wel gesubsidieerde – profielopleidingen tot jeugdarts en arts infectieziektenbestrijding werden in 2008 begroot op respectievelijk 61.000 en 71.000 euro per jaar.
‘Een gevolg is dat geïnteresseerde basisartsen niet naar een opleidingsplaats solliciteren, zoals in andere medische disciplines gebruikelijk is’, zegt Hadders. ‘In plaats daarvan solliciteren ze naar een baan. Als de werkgever het na een of meer jaar in ze ziet zitten én er is geld beschikbaar, dan wordt er pas gestart met een vervolgopleiding.’
De profielen en de bijbehorende titels bestaan pas sinds 2006. Hadders hoopt dat werkgevers in toenemende mate zullen vragen om jeugdartsen KNMG, artsen infectieziekten KNMG, artsen tuberculosebestrijding KNMG en artsen medische milieukunde KNMG. Zover is het nog niet. Hadders: ‘Voorlopig is er nog een inhaalslag te maken.’
Robert Crommentuyn
Dossier werk en inkomen
<strong>PDF van dit artikel</strong>- Er zijn nog geen reacties