Laatste nieuws
Ilse Kleijne
Ilse Kleijne
5 minuten leestijd
Achter het nieuws

OM over levensbeëindiging bij jonge kinderen: ‘Artsen krijgen ons vertrouwen’

Aangepaste regeling moet angst voor vervolging wegnemen

3 reacties
Getty Images
Getty Images

Het Openbaar Ministerie (OM) hoopt op meer vertrouwen van artsen dat levensbeëindiging bij ernstig zieke jonge kinderen niet hoeft te leiden tot vervolging. Het heeft mede uit betrokkenheid met artsen juist aangestuurd op een nieuwe regeling hiervoor, betoogt juridisch adviseur Saskia Bolte van het OM.

Half april kondigde het kabinet aan de ministeriële regeling Late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging pasgeborenen (LZA/LP) uit te willen breiden. Die regeling biedt feitelijk ruimte aan artsen om zwangerschappen na 24 weken of de levens van kinderen tot 1 jaar te kunnen beëindigen bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden, zonder strafbaar te zijn. Het kabinet wil artsen die ruimte ook bieden bij ongeneeslijk zieke kinderen vanaf 1 tot 12 jaar, een situatie die jaarlijks zo’n vijf tot tien keer speelt.

Feitelijk is levensbeëindiging strafbaar als het niet past binnen de euthanasiewet, die alleen toeziet op mensen van 12 jaar en ouder. Het Wetboek van Strafrecht geeft artsen daarnaast wel enige ruimte om lijden via levensbeëindiging te kunnen stoppen bij ongeneeslijk zieke kinderen onder de 12 jaar. Artikel 40 laat het namelijk in uitzonderlijke situaties, waarbij sprake is van een noodtoestand, toe medisch te handelen op een wijze die anders strafbaar is.

Het OM kreeg echter signalen dat deze bestaande ruimte artsen niet geruststelt, maar dat zij juist uit angst voor vervolging terug­houdend zijn bij levensbeëindiging van jonge kinderen, licht Saskia Bolte van het OM toe. Bolte is juridisch adviseur voor het college van procureurs-generaal oftewel de landelijke leiding van het OM, en nauw betrokken bij de ophanden zijnde uitbreiding. Daarnaast promoveert zij op euthanasie in het strafrecht. Het OM was volgens Bolte ‘geraakt door het verhaal dat sommige artsen’ in zaken rond ongeneeslijk zieke kinderen door die angst ‘zo terughoudend waren dat zij zelfs de wel toegestane palliatieve mogelijkheden niet optimaal gebruiken’. Dat leidt volgens het OM tot ‘tragische gevolgen en discutabele alternatieven’, zoals versterven. Het OM hoopt dat een voorgenomen uitbreiding en aanpassing ertoe bijdraagt dat artsen de mogelijkheden die er zijn durven te benutten.

Een nieuwe wet is nog een stap te ver

Angst ongegrond

Op zich ziet het OM een uitbreiding van levensbeëindigingsmogelijkheden het liefst ondergebracht in een eigen wet, in plaats van in lagere regelgeving zoals de LZA/LP-regeling. Bolte: ‘Omdat het recht op leven zo belangrijk is. Dat zou je alleen moeten mogen schenden als daarover iets in een wet is vastgelegd, waarbij de Tweede en Eerste Kamer en de Raad van State bij de totstandkoming zijn betrokken.’ Een eigen nieuwe wet hiervoor is echter nog een stap te ver voor het huidige kabinet met daarin ook CDA en ChristenUnie. Om artsen toch verder tegemoet te komen, heeft het OM daarom zelf een voorstel richting VWS gedaan om binnen huidige wet- en regelgeving naar een oplossing te zoeken, aldus Bolte.

Uit juridisch oogpunt betekent de LZA/LP-regeling overigens níét dat dergelijke cases van levensbeëindiging per definitie zijn toegestaan, wil jurist Bolte helder hebben. Wel houdt de regeling in dat er kaders zijn vast­gelegd waarmee een beoordelingscommissie kan bepalen of een arts bij zulke gevallen van levensbeëindiging zorgvuldig heeft gehandeld. Ondanks dat voorbehoud, wil Bolte benadrukken dat de angst onder artsen om te worden vervolgd ‘ongegrond is als zij zorgvuldigheid blijven betrachten’.

Nieuwe commissie

Bij de zaken van late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging tot 1 jaar, is een beoordelingscommissie bestaande uit vier artsen (met verschillende specialismen), een jurist en een ethicus betrokken. Die commissie toetst op basis van zorgvuldigheidseisen het handelen van de arts en geeft daarover een oordeel, dat het OM krijgt. Die eisen gaan bijvoorbeeld over het bestaan van uitzichtloos lijden, ouderlijke instemming en het betrekken van een onafhankelijk consulent. De commissie stuurt op dit moment het onderliggend medisch dossier nog mee.

Het kabinet wil nu een nieuwe, vergelijkbare commissie samenstellen, die zich zowel buigt over zaken die betrekking hebben op die oude LZA/LP-categorie als die nieuwe van 1 tot 12 jaar. De nieuwe commissie zal de medische dossiers niet meer meesturen bij het oordeel. Dit op voorstel van het OM, dat in normale zaken medische dossiers ook alleen kan vorderen ‘via een speciale procedure als sprake is van voldoende verdenking van een strafbaar feit’, aldus Bolte. Het OM is bovendien verplicht dat commissieoordeel zwaar te laten wegen in het besluit om wel of niet tot een strafrechtelijk onderzoek en eventuele vervolging over te gaan.

Bolte hoopt artsen verdere geruststelling te bieden door te wijzen op de ervaringen die zijn opgedaan rond de huidige LZA/LP-categorie. Daaruit komt volgens haar naar voren dat zulke zaken ‘nooit zwart-wit zijn’ en dat het oordeel van de daarbij betrokken beoordelingscommissie ‘sterk afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval’. Verder wijst Bolte erop dat die beoordelingscommissie tot nu toe zelden kwam tot het oordeel ‘onzorgvuldig’. En dat, in de ‘incidentele gevallen’ dat dit wel gebeurde, de zaak werd geseponeerd en het OM dus niet tot vervolging overging. Bolte benadrukt verder dat die sepots bovendien alle zijn gebaseerd op die wettelijke ruimte van een noodtoestand.

In de uitgebreide regeling worden geen aanvullende zorgvuldigheidseisen opgenomen. Dat is bewust gedaan omdat er nog onvoldoende casuïstiek is om eisen te kunnen vaststellen. Het voorkomt ook dat er een ‘checklist’ ontstaat ‘waar ouders artsen mee onder druk kunnen zetten’, zegt Bolte. ‘En we willen voorkomen dat artsen denken dat het OM gelijk vervolgt als ze ergens een fout hebben gemaakt. Wij willen dat er naar het totale handelen kan worden gekeken.’

Initiatief bij OM

Omdat levensbeëindiging een niet-natuurlijke dood is, moeten artsen er altijd melding van maken bij een lijkschouwer en komt deze informatie zo bij het OM. In de huidige situatie neemt de beoordelingscommissie vervolgens het initiatief voor een beoordeling van het medisch handelen. In de nieuwe regeling ligt dat initiatief bij het OM. Dat procedurele verschil is voor het OM van principieel belang, aldus Bolte. ‘In normale strafzaken is het OM in the lead om te kijken wat er is gebeurd. Het OM wil ook regie hebben binnen deze regeling.’ Het OM heeft ook praktisch belang hierbij. ‘De huidige commissieoordelen zijn heel medisch-technisch van aard. Als we zelf vragen kunnen stellen, kunnen we ook andere accenten meegeven waarop gelet kan worden. Zoals of een arts echt niet anders kon handelen, of dat er andere artsen zijn geconsulteerd.’

Die verandering leidde tot kritiek van medisch ethicus Suzanne van de Vathorst, die bij Nieuwsuur opmerkte dat er zo geen ‘dammetje’ meer is tussen arts en OM. Volgens VWS-minister Ernst Kuipers is die scheiding er wel, omdat de commissie de medische gegevens beoordeelt en het OM volgens hem ‘op afstand’ staat.

Dat laatste ziet het OM anders. Dat het OM meekijkt bij artsen, is volgens Bolte inherent aan de ‘kerntaak van strafrechtelijke handhaving van het recht op leven’ die het OM heeft. ‘Dat is geen taak om ons voor te schamen.’ Het instituut heeft er volgens haar alle vertrouwen in dat artsen ‘alleen in noodgevallen overgaan tot levensbeëindiging’. ‘Ondanks dat we van nabij meekijken, krijgen artsen ons vertrouwen. We willen dat vertrouwen graag terug hebben.’

Lees ook:

Achter het nieuws euthanasie kindergeneeskunde kinderen levensbeëindiging
  • Ilse Kleijne

    Ilse Kleijne-Thoonsen werkt sinds 2016 als journalist bij Medisch Contact. Ze werkte eerder als verslaggever voor regionale dagbladen en een energiekrant.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Sr adviseur Openbaar Ministerie , Den Haag


    Mijn interview in MC van 10 mei jl. leidde tot uiteenlopende reacties. Ik wil een ieder daarvoor hartelijk bedanken.
    Een kinderarts, reageerde met veel wrevel. Hij had niets aan die mooie praatjes van het OM. Hij maande zijn collega’s vooral om ‘z...uinig’ te zijn met vertrouwen in dat OM. Een tegenovergestelde reactie ontving ik via mijn mailadres. Die auteur, iemand met veel kennis over het gezondheidsrecht op dit vlak, vond het beeld ‘elkaar kunnen vertrouwen’ niet meer bruikbaar. Hadden we ons als OM nu niet te veel opgeworpen als aandrager van een oplossing? Hij achtte de kans groot dat artsen alleen vertrouwen zouden krijgen in het OM als het OM kon garanderen dat er nooit meer vervolgd zal worden. En die garantie konden we niet bieden, daarin had de schrijver zeker een punt.

    Na lezing van de eerste reactie, die van de kinderarts, betrapte ik mij op de gedachte ‘gelukkig is hij niet meer praktiserend’. Hierdoor realiseerde ik me dat ook mij enig wantrouwen niet vreemd is. De reactie van de tweede schrijver was ook een kleine domper. Had ik misschien te veel de kool en de geit willen sparen? Ik ‘kauwde’ dus nog eens op de feedback die ik had gekregen en mijn eigen intenties bij het interview. Ook vroeg ik mij af of het juist niet ook goed is dat we soms aarzelingen hebben bij elkaars werk, zeker als dat werk overlap heeft zoals hier omdat beslissingen rond het levenseinde het strafrecht raken. Artsen kunnen zich bij de beoordeling van hun werk door juristen terecht afvragen: ‘kunnen juristen zich wel voldoende in de medische afwegingen verplaatsen?’ en juristen kunnen zich terecht afvragen ‘gaan er straks artsen de strafrechtelijke grenzen over?’
    Zowel (strafrechts)juristen als artsen moeten zich over hun beslissingen kunnen verantwoorden, zoveel is zeker. Misschien is er zoiets als gezond wantrouwen, bedacht ik me. Wantrouwen van het zelfde soort dat artsen ertoe kan brengen om hun patiënten aan nader (en soms ook belastend) onderzoek te onderwerpen. Maar verder dan dat kwam ik niet.

    Tot vandaag, toen ik in Trouw het interview las met filosoof Marjan Slob, denker des vaderlands. In dit interview – dat gaat over het gebrek aan vertrouwen van burgers in de overheid – beschrijft Slob vertrouwen als iets dat zich voordoet in afhankelijkheidsrelaties. Het vergt nog al wat dat vertrouwen, want je moet maar afwachten of de verwachtingen worden ingelost. En je hebt niet of nauwelijks controle op de beslissing van de ander. Er is dus een grote factor van onzekerheid en dat vraagt een leap of faith volgens Slob. Ze gaat ook in op de vraag wat ervoor nodig is om vetrouwenwekkend te zijn. Haar reactie was, zoals te verwachten bij een filosoof, eerder een basis tot verder nadenken dan een antwoord. Ze laat de lezer echter niet helemaal hulpeloos achter. Volgens Slob is er in ieder geval meer nodig dan enkel betrouwbaar zijn. Ingrediënten die ze verder aandraagt voor vertrouwen zijn: het erkennen dat er onzekerheden zijn, deze onzekerheden waar mogelijk reduceren door een visie uit te dragen en niet uitsluitend te handelen vanuit protocollen en procedures. Vertrouwen kan pas groeien in een omgeving, zo vervolgt Slob, waarin er naar elkaar wordt geluisterd. Dit lijkt mij ook een goede basis om in het complexe dossier van levensbeëindiging bij kinderen – dat gekenmerkt wordt door juridische en medische onzekerheden – met elkaar verder te gaan.
    Saskia Bolte

  • P.J.E. van Rijn

    voormalig huisarts, Rheden

    De ontwerpers van de euthanasiewet ,de ministers Korthals en Borst hebben het recht op leven ooit gesteld boven het recht gevrijwaard te blijven van onmenselijke en vernederende handelingen .Als de wet zou worden gewijzigd zou die vaststelling komen ...te vervallen .Want dan zou het mogelijk maken van actieve levensbeëindiging zonder [schriftelijke] wilsverklaring voor wilsonbekwame kinderen van 1 tot 12 jaar dit automatisch ook mogelijk maken voor andere wilsonbekwamen ,zoals uitzichtloos [?] en ondragelijk [?] lijdende wilsonbekwame demente ,verstandelijk beperkte of psychiatrische patiënten ,die nooit in volle vrijheid en bij bewustzijn een wilsverklaring hiertoe hebben ondertekend. En dat zonder actuele instemming van betrokkenen. Een barmhartige uitkomst of een vogelvrij verklaring? Voor een wetswijziging moet er inderdaad nog eerst eens worden nagedacht alvorens het beroep op een `noodtoestand`, vastgelegd in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht, zo`n algemene uitleg te geven dat die onbedoeld ook op andere wilsonbekwame patiënten van toepassing zal zijn .

  • M. Hofkamp

    kinderarts n.p.

    "Het OM hoopt op meer vertrouwen van artsen dat levensbeëindiging ... niet hoeft te leiden tot vervolging". Artsen moeten het OM dus meer vertrouwen. Het punt is echter, dat artsen zich toetsbaar opstellen - en dat ook willen, zij het zonder zwaard v...an Damocles boven het hoofd. Officieren van justitie hoeven zich NIET toetsbaar op te stellen. Als zij zich niet wensen te verantwoorden, doen ze dat 'gewoon' niet. Dat is een forse lacune in ons juridisch systeem. Zolang dat defect niet is geheeld kan je als arts (en als burger) ook zonder iets misdaan te hebben, fors in de problemen komen. Bij een onterechte kleinigheid vergt dat al heel veel stress en tijd; bij een moord-verdenking zal je als arts nog nauwelijks kunnen functioneren. Aan mooie OM praatjes hebben we niets; wees zuinig met uw vertrouwen.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.