Laatste nieuws
Robert Crommentuyn
Robert Crommentuyn
4 minuten leestijd
huisartsenzorg

Nuttige flexwerkers

Plaats een reactie

Aantal waarnemers is groter dan gedacht



Een groot deel van de waarnemende huisartsen is helemaal niet op zoek naar een vaste baan. Ze zijn de smeerolie van de huisartsenzorg, zegt Henk Leliefeld van het Capaciteitsorgaan.



‘Er waren enige tijd geleden geruchten dat het aantal waarnemers was opgelopen tot 2000. Dat leek ons onmogelijk, maar wel de moeite waard om eens goed uit te zoeken.’ Het precieze aantal waar­nemende huisartsen is volgens directeur Henk Leliefeld van het Capaciteitsorgaan van belang. ‘Ze tellen immers mee in de ramingen van het aantal op te leiden huisartsen.’



Zelf schatte het Capaciteitsorgaan in het Capaciteitsplan 2005 dat het aantal waarnemers in 2006 was gegroeid tot 650. Volgens de eigen definitie betrof dit uitsluitend waarnemers zonder andere bronnen van inkomsten in de huisartsenzorg. Het Nivel telt nu in zijn onderzoek 1000 waarnemers in 2005 (zie blz. 1662).Dat is waarschijnlijk een onderschatting, omdat vers afgestudeerde en recentelijk gestopte huisartsen die nog wel waar­nemen niet zijn meegeteld. Het reële aantal waarnemers kan daarom volgens het Nivel rond de 1250 liggen.



De cijfers van het Nivel lijken te kloppen met die van de belangrijkste bemiddelaars voor waarneemwerk. Volgens Steven van Kemenade, huisarts en directeur van Waarneembemiddeling.nl, komen ze aardig overeen met de werkelijkheid. De belangrijkste concurrent, Huisartsenwerk.nl, meldt op haar website dat zij bemiddelt voor 750 ingeschreven waarnemers.



Stoppers


In het getal van het Nivel zijn alle waarnemend huisartsen meegenomen. Dus ook de huisartsen in dienst van een huisarts (hidha’s) die als waarnemer bijklussen. Volgens het onderzoeksinstituut vormen de hidha’s met 28 procent zelfs de grootste groep. Daarmee is het verschil met de schatting van 650 van het Capaciteitsorgaan niet verklaard. Vooral de categorie van ‘stoppers’ (huisartsen die hun praktijk beëindigen, maar wel blijven waarnemen) en ‘overigen’ (pas afgestudeerden die volgens de Nivel-registratie niet als huisarts aan de slag zijn gegaan) blijkt groter dan gedacht.



‘Er zijn meer huisartsen aan het werk dan tot nog toe bekend was’, concludeert Leliefeld. Hij analyseerde de gegevens van het Nivel om de implicaties voor de arbeidsmarkt voor huisartsen vast te stellen. ‘Onder de 1250 waarnemers zijn er ongeveer 300 uitdrukkelijk op zoek naar een dienstverband of een zelfstandige vestiging. Dat is bepaald niet veel. Zeker niet als je bedenkt dat jaarlijks ongeveer 200 huisartsen stoppen met werken. Alleen al voor de vervanging van deze groep moeten er jaarlijks 300 nieuwe huisartsen toetreden. Het zijn immers nog steeds vooral mannen die stoppen en vrouwen die toetreden. En mannen werken duidelijk meer uren dan vrouwen. Daarnaast zijn er jaarlijks nog ongeveer 50 huisartsen nodig om aan de toegenomen zorgvraag te voldoen.’



Evenwicht


Uit het Nivel-onderzoek blijkt dat er naast de ‘zoekers’ ook een groot aantal afgestudeerde huisartsen is met nog onduidelijke ambities. Een deel daarvan doet geen waarneemwerk, maar geeft wel aan een werkplek als huisarts te zoeken. Anderen doen wel waarneemwerk en willen zich mogelijk op termijn toch vestigen. Deze categorie telt volgens het Nivel ongeveer 300 personen.



Voor een deel heeft het Capaciteitsorgaan de huisartsen uit deze categorie al in de ramingen verwerkt. ‘In het Capaciteitsplan 2005 is aangenomen dat het aantal zoekende huisartsen in 2006 is opgelopen tot 500’, zegt Leliefeld. ‘Omdat er jaarlijks behoefte is aan ruwweg 350 extra huisartsen, zijn er dit jaar 150 huisartsen meer aan het zoeken dan nodig is voor een landelijk evenwicht op de arbeidsmarkt.’ Volgens Leliefeld bevestigen signalen uit het veld die indruk. ‘Voor afgestudeerde huisartsen is het wat moeilijker dan voorheen om als regulier huisarts aan de slag te gaan of om voldoende werk te vinden. Vandaar dat veel hidha’s ook waarnemen.’



Omdat de komende jaren het aantal huisartsen dat afstudeert verder oploopt, zou er op termijn een huisartsenoverschot kunnen ontstaan. In het Capaciteitsplan 2005 wordt daarom geadviseerd het aantal opleidingsplekken sterker te verlagen dan volgens de behoefteramingen nodig zou zijn. Een instroom van 565 zou in de komende drie jaar afdoende moeten zijn; dat zijn overigens nog altijd 30 plaatsen meer dan de 535 personen die in 2005 de opleiding begonnen.



Smeermiddel


Naast de zoekende huisartsen vormen de ‘echte’ waarnemers een categorie op zichzelf. Zeker de helft van alle waarnemers is op korte termijn helemaal niet op zoek naar een baan of een vestigingsplaats. Een deel zal langere tijd blijven waarnemen, denkt Leliefeld. ‘Er is namelijk vraag naar. Zowel oudere als jongere huisartsen zal (een deel van) hun diensten blijven verkopen.



Jongere huisartsen, en dan vooral vrouwen, biedt dit de gelegenheid om werk en privéleven te combineren. Voor de oudere huisarts maakt het uitbesteden van diensten het mogelijk om langer te blijven werken en de werkdruk geleidelijk te laten afnemen. We denken dan ook dat in de toekomst een aantal van 1000 tot 1250 waarnemers nodig blijft. Het aanbod aan waarnemers is immers bij de huisartsenzorg een zeer belangrijk smeermiddel voor de continuïteit.’


De conclusie van het Nivel-onderzoek is voor het Capaciteitsorgaan dat er met dit aantal waarnemers meer huisartsencapaciteit is dan bekend was. ‘Dat betekent aan de ene kant dat er ook voor de toekomst meer huisartsen moeten worden opgeleid dan we tot nu toe adviseerden. Tegelijkertijd blijken er door waarnemerschap meer huisartsen in aansluiting op de opleiding als huisarts werkzaam te zijn dan bekend was. En blijken er meer stoppers door te werken als waarnemer. Op basis daarvan zouden er juist minder huisartsen kunnen worden opgeleid. Het Nivel heeft berekend dat de instroom met 30 omlaag kan als je beide bewegingen optelt. Het Capaciteitsorgaan heeft deze conclusie overgenomen. De instroom in de opleiding vanaf 2006 komt daarmee op 535. Dat is vrijwel gelijk aan het aantal dat minister Hoogervorst voor dit jaar heeft vastgesteld en in de praktijk ook zal worden gehaald.’



Robert Crommentuyn





Klik hier voor het PDF van dit artikel



Beeld: Roland Blokhuizen

  • Robert Crommentuyn

    Robert Crommentuyn is sinds 2011 adjunct-hoofdredacteur en in die functie verantwoordelijk voor de totstandkoming van het weekblad Medisch Contact, de bijlagenreeks Thema en het studentenmagazine Arts in Spe.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.