Minister Hugo de Jonge: ‘Belofte van betere jeugdzorg is nog lang niet ingelost’
Over ongecontracteerde zorg, doorgeslagen marktwerking en meer
6 reactiesSamenwerking. Dat is volgens minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Hugo de Jonge een belangrijke sleutel om de zorg anders te organiseren en toegankelijk te houden voor iedereen.
> luister ook de podcast Tien minuten met... minister van VWS Hugo de Jonge
VWS-minister Hugo de Jonge houdt zich regelmatig op in het hoekje van de wereld dat Twitter heet. Hij doet er melding van werkbezoeken, juicht er zorginitiatieven toe die op zijn goedkeuring kunnen rekenen of plaatst er ‘terugblikvlogs’ waarin hij een inkijkje in zijn week geeft. Reden voor Medisch Contact om via Twitter een oproep te plaatsen: welke vraag zouden MC-lezers en andere twitteraars graag aan minister De Jonge willen stellen?
Dat leverde ruim honderd reacties op, waaronder de nodige vragen over jeugdzorg. ‘Waarom grijpt Hugo de Jonge niet in bij jeugdzorg en blijft hij steken in een strijd met gemeenten, terwijl de sector ten onder gaat?’, vroeg kinder- en jeugdpsychiater Hilmar Backer zich af. ‘Je postcode bepaalt of er goede en beschikbare zorg is. Of budget in zorgaanbieders of in rotondes verdwijnt’, stelde huisarts Rob Schonck, die daarom wilde weten ‘wanneer hij deze rechtsongelijkheid herstelt’.
Huisarts Bart Bruijn ging in op ongecontracteerde zorgaanbieders, een fenomeen dat de minister wil indammen door wettelijk een grens te stellen aan de vergoeding voor ongecontracteerde partijen. Onder andere artsen strijden juist via de rechter voor betere betaling van zulke zorgaanbieders, die nu meestal zo’n 75 procent van de kosten uitbetaald krijgen van zorgverzekeraars. ‘Waarom denkt hij dat je problemen oplost (personeel en contracteren bijvoorbeeld) oplost door het alternatief (zzp en ongecontracteerd) ónaantrekkelijk te maken?’, aldus Bruijn.
De inbreng leidde tot een treffen met de minister, met het verzoek zijn beleidskeuzes op deze gebieden toe te lichten. Meer ingezonden vragen – en De Jonges antwoorden – zijn te beluisteren via de MC-podcast ‘Tien minuten met…’ .
De echtgenote van Hugo de Jonge is maatschappelijk werkster. ’s Avonds thuis op de bank vindt dan ook regelmatig casuïstiekoverleg plaats. Over wat er beter moet in de jeugdzorg, maar vaak over het moois dat die dag is gebeurd: bescherming bieden, incidenten voorkomen, onveiligheid verkleinen. Wat De Jonge betreft wordt het gesprek over de jeugdzorg met meer evenwicht gevoerd. Met meer oog voor de heldendaden die jeugdzorgwerkers verrichten. Want de jeugdzorg heeft het volgens hem moeilijk om het eigen verhaal voor het voetlicht te brengen.
‘Er moet nog veel gebeuren maar de werkelijkheid is taai en weerbarstig’
‘Alle Nederlanders komen weleens bij een huisarts of in een ziekenhuis. Maar slechts weinig mensen krijgen met jeugdzorg te maken. Het is voor de meesten een onbekende tak van zorg die alleen in het nieuws komt als iets heel erg is misgegaan. Er wordt ten onrechte met veel somberheid over gesproken. Het heeft iets onbarmhartigs om niet te willen zien dat er duizenden incidenten per dag worden voorkomen in het leven van kinderen. Wat dat betreft moeten we met meer liefde over jeugdzorg spreken.
Toen we met de nieuwe Jeugdwet de decentralisatie invoerden, dachten sommigen dat het paradijs op aarde werd gevestigd, dat door voor elk gezin één plan te maken de oplossing voor alle problemen was gevonden. Anderen vreesden het einde van de wereld, omdat alle kinderen van zorg verstoken zouden raken en professionaliteit verloren ging. Allebei bleek niet waar. Je ziet wel dat een positieve beweging rond integrale zorg op gang is gekomen. Bijvoorbeeld jeugd-ggz in wijkteams, een POH-ggz bij de huisarts. Maar er moet nog veel gebeuren en de werkelijkheid is taai en weerbarstig. We hebben er ook nieuwe problemen bij gekregen.’
Bloedirritant
‘Het is een goed idee geweest om jeugdzorg onder te brengen bij de overheidslaag die het dichtst bij burgers staat, omdat die ook kan kijken naar andere zaken in het sociale domein, zoals huisvesting en schulden. Maar we hebben nu ook zorginstellingen die door hun schaalgrootte moeten werken met twintig tot dertig, soms wel veertig gemeenten. Dan is het natuurlijk bloedirritant als je van zoveel gemeenten verschillende vragen of eisen krijgt. Dat heeft geleid tot veel organisatiegedoe en schept veel onduidelijkheid voor instellingen: bij wie kan ik terecht als ik vragen heb over administratieve lasten, of zorgen over de stabiliteit van de financiering. Die onduidelijkheid moeten we wegnemen.
Afgelopen jaren hebben meer kinderen gebruikgemaakt van jeugdzorg, ruim 12 procent meer dan in 2015. Dat strookt op zich met het idee van de Jeugdwet, dat je er eerder en beter bij bent. Maar ik zie ook iets bijzonders, namelijk gemeenten waar 18 procent van de kinderen in de jeugdzorg zit. Je hoeft niet iedere opvoedingsvraag met jeugdzorg te beantwoorden.’
Weglekkend geld
‘We moeten gemeenten in staat stellen hun werk goed te doen, dus er is extra geld bijgekomen. Maar we moeten ook scherper opletten en meer regie en sturing organiseren. We moeten de jeugdzorg afbakenen. Er zit een grens aan wat je via jeugdzorg kunt doen, anders houd je geen capaciteit over om echt grote problemen aan te pakken, kom je geld tekort voor ingewikkelde jeugdzorgvragen. Er krijgen bijvoorbeeld erg veel kinderen dyslexiezorg, veel meer dan dyslexie voorkomt. Het is problematisch als daar veel geld weglekt. Gemeenten hebben met zichzelf een gesprek te voeren. Vinden we het normaal dat 18 procent van de kinderen in de jeugdzorg zit?
Er is nu ook sprake van weglek. Door de vorm van inkopen die sommige gemeenten hebben gekozen, waarbij iedereen die aan voorwaarden voldoet gecontracteerd kan worden, hebben sommige gemeenten wel drie- tot zelfs vierhonderd zorgpartijen gecontracteerd. Dat is waanzinnig veel, niet nodig en er is niet op te sturen. Gemeenten hebben de ervaring dat ze heel veel meer geld uitgeven dan ze binnenkrijgen, en ik hoor tegelijkertijd instellingen zeggen dat ze het niet krijgen. Waar blijft het geld dan? Ik wil daar een follow the money-achtig onderzoek naar doen. Een deel lekt naar nieuwe aanbieders die niet per se enorme toegevoegde waarde hebben maar wel mee-eten uit de ruif. Dat is doorgeslagen marktwerking, geïntroduceerd door de manier van inkopen.’
Verlossen van bureaucratie
‘Het jeugdzorglandschap moet worden geordend. Alle eisen die gemeenten aan instellingen stellen, komen bij professionals terecht. Als we hen willen verlossen van bureaucratie, moeten we een betere ordening aanbrengen; op welk niveau regel je de zorg? Op wijkniveau kunnen gemeenten dat echt het allerbeste. Maar voor meer specialistische vormen van zorg moeten gemeenten voor een regionaal of bovenregionaal schaalniveau kiezen. Nu is het nog te veel aan de beleidsvrijheid van gemeenten overgelaten, waardoor het voor instellingen die voor meer regio’s werken, onduidelijk is wie er voor hen is als ze vragen hebben over bijvoorbeeld de financiële continuïteit. We moeten meer eenduidigheid bieden.
Dit gaat over de lange termijn. Voor de arts die vandaag of morgen wil weten waar hij een kind naartoe kan verwijzen, hebben we expertteams in iedere regio. Als de zorg niet voorhanden is, of doorzettingsmacht nodig is omdat je geen plek vindt maar zorg nu wel nodig is, kan een expertteam dat voor elkaar krijgen.’
21 het nieuwe normaal
‘Ik ben niet somber geworden over de decentralisatie. Het was een voorwaarde om de jeugdzorg te verbeteren. Maar de belofte van eerdere en meer integrale zorg is nog lang niet ingelost. Ik zie wel tekenen van transformatie, lichtpuntjes. Zo is vorig jaar het aantal kinderen dat in residentiële jeugdzorg moest worden geplaatst, afgenomen. Meer jongeren worden in een gezinsgerichte voorziening geplaatst en in hun eigen omgeving geholpen. Het is een eerste stapje.
‘Mijn kinderen zijn denk ik ook niet afgebakken op hun 18de’
We willen de overgang van 18min naar 18plus soepeler laten verlopen in de jeugdzorg. Ik was niet volwassen toen ik 18 was, en ik denk dat mijn kinderen ook niet helemaal zijn afgebakken op die leeftijd. Maar van kinderen in de jeugdzorg verwachten we dat ze helemaal klaar zijn als ze 18 zijn. Terwijl het vaak om kinderen gaat met de minst stabiele thuissituatie. Dat is heel raar. Helemaal bij pleegzorg: een biologisch kind kan tot de eeuwigheid blijven, een pleegkind dat bij een gezin aanschuift, moet vanaf zijn 18e op eigen benen staan. 21 moet het nieuwe normaal zijn, 23 jaar moet ook kunnen. Dat gaan we veranderen.
Ook voor gedwongen zorg, waarbij kinderen met een rechterlijke machtiging uit huis zijn geplaatst, willen we de overgang versoepelen. Want op hun 18de eindigen die machtigingen. Met kinderen vanaf 16 jaar willen we een toekomstplan maken, met een arrangement voor de adolescentenfase: wat doen we straks als je 18 wordt? Op die leeftijd ben je op zoek naar vrijheid en gaat het vaak mis. Dan wil je dat ze weer een beroep kunnen doen op de jeugdhulpverlener die ze kennen. In de praktijk is dat nu nog moeilijk uitvoerbaar. Dat willen we veranderen.’
Ongecontracteerde zorg
Of je het kind bent van een bijstandsouder of van een miljonair: in Nederland staat dezelfde goede dokter aan je bed, ziet De Jonge. Maar hij maakt een sommetje. Eén op de zeven mensen op de arbeidsmarkt werkt in de zorg. De komende twintig jaar verdubbelt het aantal 75-plussers, het aantal 90-plussers gaat keer drie en het aantal 100-plussers gaat keer vier. Het aantal mensen met dementie verdubbelt, het aantal mensen met chronische ziekten stijgt met minstens een factor anderhalf. De organiseerbaarheid van de zorg wordt eerder een probleem dan de betaalbaarheid, is De Jonges overtuiging. Want het aantal mensen in de zorg kan niet in dezelfde tred toenemen, als je dat al zou willen. En daar raakt volgens hem de discussie over zorgaanbieders die werken zonder contract met zorgverzekeraars aan.
‘We moeten bereid zijn de zorg anders te organiseren om de kwaliteit, toegankelijkheid en solidariteit overeind te houden. Dat vraagstuk kunnen we nu al dagelijks aanraken. Er zit geen bezuinigingsdrift achter de wens om het aandeel ongecontracteerde zorgaanbieders terug te brengen. Het gaat me niet om het geld.
In de wijkverpleging en ggz zie je het fenomeen ongecontracteerde zorg het sterkst. In wijkverpleging, mijn portefeuille, mogen verpleegkundigen zelf indiceren hoeveel zorg nodig is. Ongecontracteerde aanbieders declareren gemiddeld twee keer zoveel zorg per patiënt bij dezelfde aandoening als gecontracteerde zorgaanbieders. Daar valt zonder contractuele relatie niet voldoende op te sturen. Dit leidt tot een oneerlijke verdeling van steeds schaarser wordend zorgpersoneel.
En in veel wijken heb je een enorme versnippering van aanbieders. Er wordt nog te weinig samengewerkt tussen huisartsen en wijkverpleegkundigen. Want het is niet te doen: je kunt als huisarts niet in je eentje met twintig partijen samenwerken.
Een ongecontracteerde zorgaanbieder kan kiezen welke patiënt hij wel of niet prettig vindt, tegen een behoorlijk vergelijkbaar tarief met dat van een gecontracteerde aanbieder. Zo krijg je een oneerlijke verdeling van makkelijke en moeilijke cliënten. Als we niet ingrijpen, is er straks voor een deel van de mensen in de wijk wel zorg, en voor een ander deel niet. Keuzevrijheid is belangrijk, maar moet de patiënt ten goede komen en is niet bedoeld als vrij declaratierecht voor zorgaanbieders.’
Eén team
‘Schaarste aan personeel zal er altijd zijn en neemt toe. Dan moet je nadenken hoe je beter kunt samenwerken om de schaarste zo eerlijk mogelijk te verdelen en toegankelijk te maken. Voor wijkverpleging wil ik daarom toe naar één herkenbaar team in de wijk, zodat je als huisarts en sociaal wijkteam weet wie je moet hebben. Dat hoeft niet één aanbieder te zijn, maar de aanbieders moeten wel als team gaan samenwerken. Via wetgeving willen we de lat hoger leggen voor nieuwe toetreders. Die zijn niet allemaal van toegevoegde waarde en zo kunnen we versnippering tegengaan. Met het werken als één team wil ik in 2021 een start maken.
Kun je helemaal zonder ongecontracteerde zorg? Ik denk het niet. In palliatieve zorg bijvoorbeeld weet je dat het nodig is om goede zorg te kunnen leveren. Daar gaat het vaak om zorg rond de klok. Je ziet dat zzp’ers die flexibiliteit vaak het beste kunnen organiseren. En als je rücksichtslos helemaal een punt achter ongecontracteerd werken zou zetten, dan verlies je mensen voor de zorg.’
Drie V’s
‘Er is heel veel meer samenwerking nodig voor de organiseerbaarheid. Samenwerking om in de regio te bedenken wat voor palet aan zorg nodig is. Competitie is een goede prikkel om beter te worden dan de buurman, totdat competitie een vorm van concurrentie wordt die samenwerking in de weg staat.
We kunnen de zorg niet houden zoals we het hebben. We moeten op zoek naar nieuwe vormen. We moeten drie V’s versterken. Ten eerste voorkomen, we moeten heel veel meer investeren in preventie en het voorkomen van duurdere zorg. Het businessmodel voor preventie ontbreekt nu nog. We moeten zorg verplaatsen, de beweging van de wachtkamer naar de huiskamer maken. En we moeten zorg vervangen door innovatieve oplossingen. Voor alle drie de V’s is hele intensieve samenwerking nodig. Over domeinen heen, in de wijk, in de regio.’
lees ook
Piet Van Loon
Orthopeed/ houdingsdeskundige, Oosterbeek
Het blijft vermoeiend om vanuit mijn common sense-kennis over "houding en bewegen" in relatie met de gezondheid van het kind, in mijn jeugd al meegekregen en door common sense leermeesters in de ( klassieke) orthopedie van de nodige filosofische en... praktische kanten voorzien, over deze turmoil in maatschappij rond de beroerde gezondheidstoestand van onze jeugd en de peperdure en vaak ineffectieve "zorg", te blijven roeptoeteren. Preventiekennis ontbreekt. In opvoeding thuis, op school en in de sport worden de basisprincipes van een gezond lijf meegeven door goede houdingen en gezonde beweegpatronen aan te leren, om in de volwassenheid duurzame inzetbaarheid te kunnen laten zien, niet meer gebezigd. Hoogdravend onderzoek in laboratoria en de hoop dat "big data" ons alle antwoorden over ontstaan van al die snel in aantal toenemende leefstijldiseases ( Zivilizationskrankheiten), die de jeugd nu bedreigen , gaan geven , zullen hooguit als mosterd na de maaltijd of zand dat de put zal dempen worden gewaardeerd. De dupe: de jeugd. Het vele zitten, vaak alleen maar ingezakt en de nieuwe technologie bedreigen hun gezonde groei. In eigen praktijk zag over dertig jaar de uitrijping van het skelet naar steeds later leeftijden opschuiven. Een teken aan de wand! Ik snap die "21 jaar" wel. Ga er maar aan staan om dit als beleidsmaker "overall" nog enigszins te sturen als de dokters deze hygiëne kennis niet meer in het curriculum hebben staan. Het wordt tijd, dat de bezorgde moeders zich gaan roeren en preventie gaan opeisen voor hun kroost.
E.B. van Veen
, huisarts
Dank, collega Debije, voor uw kijkje 'in de andere kant' van het huisartsen-gezichtspunt. Heel helder. En gekmakend dat achtereenvolgende ministers zo'n chaos weten te maken van Jeugdzorg!
Eens met collega Bonte! Minister, stop eens met deze luchtf...ietserij en proefballonnetjes. Stel orde op zaken, LUISTER EENS NAAR PROFESSIONALS en schep randvoorwaarden zodat o.a. kinderpsychiaters weer bereikbaar worden en hun werk fatsoenlijk kunnen doen!!!
GJ Bonte
Neuroloog, Dalfsen
@Debije: Veel duidelijker kan het niet!
Zo, Hugo de Jonge... Luister eens naar de mensen op de werkvloer in plaats van de staren naar je mooie nieuwe schoenen.
Maurice Debije
Psychiater, Maastricht
De nieuwe schoenen van de minister,
Het probleem van VWS en de gemeentes is, dat ze consequent de verkeerde diagnose stellen en dus even consequent de verkeerde therapie toepassen. Als politicus kun je daar carrière mee maken, als medicus val je gau...w door de mand, hetzij bij patiënten, danwel bij collega’s.De GGZ kent geen wettelijke grondslag voor medische staven, waardoor bestuurders van de GGZ zich niet tegenover psychiaters hoeven te verantwoorden. De Jeugdwet is precies tot die ramp verworden, waarvoor alle professionals gewaarschuwd hebben. Gemeentes trekken zich niet alleen niks aan van de wet- en regelgeving inzake privacy, het management bepaalt nu ook of ambtenaren of klanten van de GSd en WMO echt ziek zijn, want daarvoor heeft een manager na een cursusje een bedrijfsarts of psychiater niet nodig, toch? En een keukentafelgesprek is voldoende om te bepalen of ouders, die met serieuze problemen met hun kinderen kampen, bij de gratie van de ambtenaar hulp toegewezen krijgen. Dat al die burocratische nonsens 70 % van het budget opslurpt, weerhoudt de minister er niet van om nog meer geld in de bodemloze put van de gemeentes te stoppen. Je moet toch echt een genie zijn om te bedenken dat de gemeentes eerst maar eens moeten bezuinigen op hun krankzinnige procedures. Nog meer samenwerken, nog meer vergaderen, waarop vervolgens nog minder gebeurt. Bij het blauwe bordje Den Haag houdt het realiteitsbesef op. DeJeugdwet kent een voordeel: de gemeentes hebben zorgplicht, Dus ouders: kom op voor het recht op zorg voor uw kinderen en stap naar de rechter. De Jeugdwet is een prestige-object geworden, dus geen politicus zal toegeven dat de dit een grote mislukking en een geld verspillende machine is geworden. De kunst is om op het juiste moment de verkeerde kant op te kijken en zogenaamd onafhankelijke rapporten te laten fabriceren, die de waarheid alleen maar geweld aan doen. Ook de IGJ houdt zich opvallend stil. Raar dat niemand meer kinderpsychiater wil worden.
W.J.Duits
Bedrijfsarts, Houten
Het klinkt allemaal heel interessant, maar wat gaan we nu concreet doen? Gaan we de leeftijdsgrens voor volwassenheid terugbrengen naar 21? Want hoe het ook zei, als jongeren 18 zijn, zijn ze voor de wet volwassen. De gemeenten hebben een kakafonie a...an regels opgeleverd. Rechtsongelijkheid geeft dat, is dat niet ongrondwettig? Is het niet de taak van de regering de rechtsgelijkheid te bewaken en te handhaven? Dus minister, wat gaat u doen?
E.B. van Veen
, huisarts
Eerlijk gezegd vind ik dat de minister alle kanten op gaat in dit relaas. Ongecontracteerde zorg, gemeentes waar 18% van de jeugd 'in zorg ' is, maar ook heeft hij het over de vergrijzing en preventie. En over thuiszorg en huisartsenzorg.
Recent l...as ik in de krant dat er nu een miljard extra (in drie jaar) naar de jeugdzorg gaat. Is dat geld geoormerkt? vraag ik mij af. Of mogen gemeentes dat naar eigen inzicht besteden aan bijvoorbeeld een nieuwe rotonde? Net zoals sommige gemeentes nu beweren dat zij 'vanwege tekorten op jeugdzorg moeten besparen op het zwembad'. Nederland lijkt wel een bananenrepubliek.
Deze week las ik in de krant een opiniestuk van o.a. CDA Tweede Kamerlid Peters over dyslexie https://www.trouw.nl/opinie/dyslexie-is-een-verontrustend-verdienmodel-geworden~a58f13fb/.
Dyslexie is een verontrustend verdienmodel geworden. En andere labels ook, zoals bijvoorbeeld ADHD.
Ik ben bang dat als er niet eerst een gedegen analyse komt van waar het geld heen 'lekt' (ambtenaren bij de gemeente? Controleurs bij de zorgverzekeraar? Clubs die te makkelijk -tegen goed geld- labels uitreiken? Hier moet toch allang een overzicht van zijn?) dat de minister dan letterlijk geld weggooit.