Marburg komt uit de mijnen
Plaats een reactieHet bijzonder gevaarlijke Marburgvirus heeft gastheren die in mijnen en grotten leven. Dat blijkt uit een analyse door onderzoekers van Centers for Disease Control and Prevention (CDC) in Atlanta. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd in The New England Journal of Medicine van 31 augustus.
De onderzoekers baseren zich op de uitbraak in 1998 in een mijnwerkersdorp in Congo. De wetenschappers spraken in mei en oktober 1999 met 154 mensen die (vermoedelijk) met het Marburg-virus waren besmet. In iets meer dan de helft van de gevallen waren het jonge mijnwerkers. Ruim een kwart van hen gaf aan contact te hebben gehad met andere besmette individuen. Van de besmette patiënten die niet in de mijnen werken, gaf tweederde te kennen contact te hebben gehad met een besmet persoon. Het verschil is significant (p<0,001).
Bijna alle besmette mijnwerkers (94%) werkten in ondergrondse mijnen. De uitbraak stopte nadat de mijn onder water was gelopen. De wetenschappers van het CDC menen dat dieren in grotten een reservoir vormen voor het Marburg-virus.
Het virus, dat voor het eerst werd beschreven in 1967 na uitbraken in Duitsland en Joegoslavië, bleek destijds gerelateerd aan geïnfecteerde apen die waren geïmporteerd uit Oeganda.
Bij de onderzochte uitbraak in Congo spelen grote zoogdieren waarschijnlijk geen rol. In deze regio komen geen grote zoogdieren voor en bovendien zijn grote zoogdieren doorgaans eindstations voor virussen, betogen de onderzoekers.
De meeste besmette mijnwerkers werkten in de Goroumbwa-mijn, waarin ook vleermuizen, knaagdieren, spitsmuizen, kikkers, slangen, kakkerlakken, krekels, wespen en motten leven. Of deze dieren een gastheer kunnen zijn voor het Marburg-virus, is niet bekend.
Van de 154 ondervraagde patiënten overleed 83 procent aan de besmetting met het virus. << EJP
NEJM 2006; 355: 909-19
- Er zijn nog geen reacties